Nut tyd-verdryv
(1686)–Mattheus Gargon– AuteursrechtvrijHet Achste Kapittel.De Bruid wenscht de laatste bekering van Joden en Heidenen te zien. 1.[regelnummer]
Bied, bied my hulp, gelijk een Broeder,
Geev 't volk de leer-borst van myn Moeder,
En toon u openbaar op straat;
Zo zal ik u myn min ontdekken,
En niet meer tot een schimp verstrekken,
Aan 't dwaal-rot, dat my nu versmaad.
| |
[pagina 39]
| |
2.[regelnummer]
Ik zal met vlyt uw ryk verbreiden,
Uw' naam de wereld door verspreiden.
Gy zult alleen myn Leeraar zyn.
Ik zal door onopspraaklijk leven,
Bewys van uw' genade geven.
En laven elk met waarheids wyn.
3.[regelnummer]
Uw' slinkerhand stuit all' myn plagen,
Uw' rechter-hand geevt vreugde-dagen.
'k Heb rust na lichaam en gemoed.
De Bruidegom bestraft de volkeren, die de Kerk in haar ruste stoorden. 4.[regelnummer]
Vreest gy myn wraak, zo hoor myn woorden,
Gy, die myn 's Lievste 's ruste stoorden.
'k Bezweer u dat gy niet meer woed.
De medegezellinnen van de Bruid zyn verwonderd over de bekering van Joden en Heidenen. 5.[regelnummer]
Wat ziet men daar voor grote scharen,
Uit 's werelds woud haar openbaren?
De Bruid'gom is haar steun, en stut.
De Bruid spreekt den Bruidegom aan. Ik deed u tot myn hulp ontwaken,
Als 's vyands wrevel was aan 't blaken.
Uw' magt zy nog uw' Kerk ten nut.
Gy hielp all' die op u vertrouden,
Als haar de rampen meest benouden.
Help, help my nog uit zo veel noods.
6.[regelnummer]
Wilt my gelijk een schat beminnen,
En stel my nimmer uit uw zinnen.
Ga naar margenoot+ Uw' lievde buigt de magt des doods.
| |
[pagina 40]
| |
Wie kan de woeste dood ontwijken?
De dood vervult het grav met lijken.
Nog sterker is uw' lievde-gloed.
Als uw' min-yver is ontsteken,
Om u en uwe Bruid te wreken,
Zo beevt, all' wie eerst heeft gewoed.
7.[regelnummer]
Verdrukkings felle water-golven,
Daar ik vaak onder lag bedolven,
Die hebben noit die min geblust.
De snode schaar der wereldlingen,
Meent na die min met geld te dingen;
Maar 't hart, geen geld en is uw' lust.
De Bruid spreekt tot den Bruidegom van de bekeerde Joden en Heidenen. 8.[regelnummer]
Wy hebben nu een kleine Zuster,
Haar zwakheid maakt ons ongeruster:
Want sy nog leer-melk heeft van doen.
Sy is te jong, en onbedreven,
Om kinderen den borst te geven;
En door haar geestlijk melk te vôen.
Wat zullen wy met haar beginnen,
Dat gy op haar stel uwe zinnen,
En lust schep in haar zoet gelaat.
De Bruidegom antwoord. 9.[regelnummer]
Blyvt sy standvastig by de waarheid,
Ga naar margenoot+ Zo breng meer and'ren tot die klaarheid:
De kerk-groey is het grootst sieraad.
Werd sy door dwalingen gedreven,
Zo wilt haar meerder kennis geven:
En haar versterken door Gods woord.
| |
[pagina 41]
| |
De kleine Zuster toont haar bereidwilligheid om in de kennis van 't H. Euangelium toe te nemen. 10.[regelnummer]
Ik sta, en weet van geen verbuigen.
Ga naar margenoot+ Elk kan myn vollen leer-borst zuigen:
Dies my nog ramp nog ziel-angst stoort.
11.[regelnummer]
Ga naar margenoot+ De wereld is een vrugtb're akker;
Daar groeit nu 's Bruid'goms wyngaard wakker,
Dien hy besteed aan arbeids-liên.
Maar eer-en rijkdom-zieke vrekken,
Des wyngaards inkomst na haar trekken:
Dien s' u behoorden aan te biên.
12.[regelnummer]
'k Houd op myn wyngaard wakend' ogen:
En zal dien schend-roov niet gedogen.
U, Vrede-Vorst, u komt de eer,
Indien uw' wyngaard draagt veel vrugten.
Een trouwe dienst-knegt heeft genugten,
In 't welbehagen van syn Heer.
De Bruidegom spreekt tot allen gelovigen. 13.[regelnummer]
Toon dat gy wars zyt van deez' aarde,
En wenscht na vreugd van groter waarde,
Gy ledenmaten van myn Kerk.
De Gelovigen antwoorden. 14.[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Kom haastlijk Liev! voer ons ten Hemel,
En gun ons 't ewig vreugd-gewemel.
Onz heil is 't toeleg van uw werk.
|