Nut tyd-verdryv(1686)–Mattheus Gargon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] Den Vyvtienden Psalm. Op den Trant van Dathenus. David toont, wie tot het Koningryke Gods behoort, en hoe zig de ware Gelovigen konnen verzekeren, niet van de wereld, maar van God te zyn. Wat mensch verkrygt het wenschlyk lot, Van in Gods tent zig te vertonen? En wie werd zo gelievd van God, Dat hy hem schenkt syn gunst-genot? En op syn heyl'gen berg doet wonen? [pagina 24] [p. 24] Die zig tot deugdzaamheid begeevt, En toont oprechtheid in syn handel: Die noit geen menschen-vond aankleevt, Maar volgens Godes voorschrivt leevt, En zig houd rein in all' syn wandel. Die noit met woorden, nog met daad, Syns naastens dierb're eer beledigt. Die noit den schuldelozen haat; Maar als men hem doet enig kwaad, Hem red, en tegen elk verdedigt. Die zondaars schuwt, en slaat geen gaê. En mint haar, die den Here vrezen. Die steeds komt syn belovten na, Schoon dat het tot syn grote schaê, Ja tydelyk bederv, zoud wezen. Die noit zoekt woeker, van het geld, Dat hy den armen heeft verschoten. En noit het recht in veiling stelt. Zal zonder schroom voor mensch-geweld, Steeds wonen by Gods gunst-genoten. Vorige Volgende