Lalbahadoer. Een fatale liefde
(2008)–Bish Ganga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| ||||||||||||
EpiloogRuim vijftig jaar na dato blijkt Lalbahadoer onder de bevolking van Suriname nog steeds te ‘leven’, ondanks het feit dat de details van wat toen daadwerkelijk is voorgevallen niet algemeen bekend zijn. Hij leeft voort in een gemythologiseerde vorm via overlevering. Het aantal tijdgenoten van Lalbahadoer dat nog in leven is wordt steeds kleiner. Spoedig zullen er geen mensen meer zijn die uit de eerste hand over Lalbahadoer kunnen verhalen. Er bestaat veel belangstelling voor ‘Lalbahadoer’. Op internet is er kort geleden een discussie gevoerd, waar het schreeuwend tekort aan informatie vanaf druipt. Het beeld van Lalbahadoer in die discussie varieert van een aardige jongeman, via een Surinaamse ‘Romeo en Julia’ tot ‘de rambo van Meerzorg’. Een heel spectrum welhaast.
De schrijver C. Butner heeft rond 1960 tien avonturenromans geschreven voor de jeugd van Suriname. Titels zoals SittigonGa naar voetnoot40, Sporen door het moeras en De gevreesde medicijnman spreken tot de verbeelding. Evenals | ||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||
ook de titel In de KankantrieGa naar voetnoot41. Het verhaal gaat over de opsporing van voortvluchtige bankovervallers. Het tweetal Harry en Josua, die normaliter in de reeks de hoofdpersonen zijn, wordt in deze uitgave uitgebreid met de durfal en beslist niet bang uitgevallen Lall Bahadoer, zoon van Lala. In het boek wordt aan het begin gesteld dat elke gelijkenis met in de werkelijkheid levende personen van in het verhaal voorkomende personages op toeval berust. De verwijzing naar de echte Lalbahadoer en zijn vader Lala zal echter niemand ontgaan. | ||||||||||||
SympathieOver hetgeen destijds is voorgevallen wordt met een zeker ontzag en een positieve ondertoon gesproken. Lalbahadoer wordt niet neergezet als een koelbloedige moordenaar, maar veeleer als iemand die om de liefde een daad heeft gesteld. Een groot deel van de Hindostaanse bevolking heeft sympathie gekoesterd voor hem en doet dat nog steeds. Sommigen nemen de autoriteiten nog steeds kwalijk dat Lalbahadoer is doodgeschoten. In gesprekken met nog levende tijdgenoten van Lalbahadoer genieten Kamperveen, Fräser en Talens niet erg veel sympathie voor het doodschieten van Lalbahadoer. Zij hebben in opdracht van | ||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||
de politie gehandeld, maar het doodschieten op zich wordt hen wel enigszins persoonlijk aangerekend. | ||||||||||||
TraditieHet gebeuren rondom Lalbahadoer heeft ook lijnen naar de tradities van de Indiërs die naar Suriname zijn gekomen als contractarbeiders, om op de plantages te werken in de plaats van de negerslaven die waren vrijverklaard. Eén van de (leef)regels uit die traditie die hoog staat en hoog wordt gehouden, is ‘het woord houden’ in de zin van een man een man, een woord een woord. Dat is als volgt in een gezegde gevat: Raghu kula rita sadaa chali aayie, prana jae par batjana na jaayeGa naar voetnoot42. Lalbahadoer had het jawoord gegeven aan Silawatie en dat heeft hij niet gebroken. | ||||||||||||
EmotieTijdens het veldonderzoek is mij opgevallen dat praten over Lalbahadoer nog steeds emoties kan oproepen bij verschillende mensen. Dan gaat het om mensen die òf Lalbahadoer persoonlijk of via via hebben gekend, òf mensen die in dezelfde tijd hebben geleefd. Een informant verklaart letterlijk nog steeds ‘sneller te moeten gaan ademen’ en kippenvel te krijgen als hij het over Lalbahadoer heeft. Hij zegt verder overmand te | ||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||
worden door intens verdriet als hij over Lalbahadoer spreekt. ‘Ik heb het gevoel alsof hij gisteren nog leefde of nog sterker, hij kan zo binnenlopen voor een gezellig praatje’. | ||||||||||||
Mythologische vormenOver Lalbahadoer is veel verhaald. Er is destijds ook een lied gemaakt in het SarnamiGa naar voetnoot43 en door verschillende zangers vertolkt in het veel toegepaste genre van de ‘baithak gana’Ga naar voetnoot44. De familie van Silawatie heeft destijds nog bezwaar gemaakt bij de politie en - via de rechter - geprobeerd het lied verboden te krijgen voor publieke vertolking. Hun bezwaar vond grond in de heroïsche opzet van het lied en de heldhaftige beschrijving van Lalbahadoer. Ondanks alles is het lied blijven voortbestaan en het wordt heden ten dage nog vertolkt. De inhoud van de tekst komt niet helemaal overeen met de werkelijkheid. Er komen in de gezongen tekst nogal wat dichterlijke vrijheden voor. | ||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||
Brief aan de KoninginEen paar informanten geven aan dat, nadat Lalbahadoer het bos in was gevlucht, namens de hele familie van Lalbahadoer een brief zou zijn gestuurd naar Koningin Juliana. Daarin zou zijn verzocht haar gezag aan te wenden, zodat Lalbahadoer levend zou worden opgepakt. Bij gerucht had de familie namelijk vernomen dat bij de politie een interne instructie was afgegeven geen enkel risico te lopen bij de opsporing van de vuurgevaarlijke Lalbahadoer en hem in het voorkomende geval direct uit te schakelen. De Koningin zou op haar beurt als reactie op die brief de Gouverneur van Suriname, J. Klaasesz, hebben verzocht met de wensen en gevoelens van de familie zoveel als mogelijk rekening te houden bij de opsporing en aanhouding van Lalbahadoer. | ||||||||||||
BeeldmateriaalHet is jammer dat van Silawatie geen fotomateriaal achterhaald heeft kunnen worden. Amateurfotografie was in die tijd geen gemeengoed in Paramaribo, laat staan op het platteland van Suriname. De enige foto van Lalbahadoer, die in talloze situaties en in de pers veelvuldig is gebruikt, is de pasfoto uit zijn rijbewijs. De stempel van het districtscommissariaat als uitgevende instantie van het rijbewijs is duidelijk zichtbaar. Als hij geen rijbewijs had gehaald, dan zouden wij niet hebben geweten hoe hij er in werkelijkheid had uitgezien. | ||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||
Echte liefdeDe relatie van Lalbahadoer en Silawatie was een hele serieuze, waarbij door beiden het huwelijk als bekroning werd gezien. Dat heeft hij bij vrienden en kennissen nooit onder stoelen of banken gestoken. Vaak vertelde hij over zijn grootse huwelijksplannen en de periode daarna met Silawatie als zijn echtgenote. Hij was al druk doende geldmiddelen bij elkaar te sparen door veel en extra hard te werken en te hosselen. Hij zou - naar eigen zeggen - al een behoorlijk kapitaal bij elkaar gespaard hebben voor hij zijn moorddaden pleegde. Het bewijs daarvan werd veel later geleverd toen zijn huis eind vorige eeuw werd afgebroken. Onder de fundering vond men een gedeelte van het spaargeld terug in de vorm van gouden munten, die een aanzienlijk bedrag vertegenwoordigden. Het was vroeger niet de gewoonte, en op het platteland al helemaal niet om spaargeld naar de bank te brengen. Vooral Hindostanen hadden de gewoonte het spaargeld in de grond te begraven. Lalbahadoer koos als veilige plaats de fundering van zijn woning. Anderen begroeven het geld bij de stam van één of andere boom of kozen voor een andere plek die zij daarvoor geschikt achtten, zoals zelfgemaakte kussens. Matrassen waren ook geliefde objecten om spaargeld te bewaren. Dat bleek ook uit het feit dat nadat Ramdhanie was vermoord er in zijn woning door de politie een opengereten kussen werd gevonden. | ||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||
Gesegmenteerde samenlevingNa de opmerking van mevrouw Bethanie haar dochter ‘eerder mee te zullen geven aan een kafrie dan aan de vlegel Lalbahadoer’, haalt deze prompt de trekker over met haar dood als gevolg.
Rond de jaren vijftig van de vorige eeuw was de Surinaamse bevolking een samenraapsel van etnische groepen, die als segmenten naast en ook wel met elkaar samenleefden. Zoals de politicus Jnan Adhin dat placht te verwoorden, was het eenheid in verscheidenheid. Algemene integratie van de verschillende segmenten stond nog in kinderschoenen.
In het algemeen bleef men sociaal gezien binnen de eigen groep. Dat gold dan ook voor partnervorming en huwelijken. Eigenlijk was er iets heel bizars aan de hand. De groepen keken op een bepaalde manier op elkaar neer. Dat werd ook cultureel gevoed. Hindostanen bijvoorbeeld keken neer op creolen, die op hun beurt weer neerkeken op de Hindostanen. Het neerkijken door de creolen op Hindostanen had vermoedelijk te maken met het feit dat de Hindostanen toen het (plantage)werk met lage status deden, waar zijzelf nare herinneringen aan hadden en waarvan ze definitief afscheid hadden genomen na de afschaffing van de slavernij. Binnen de Hindostaanse groep heerste door het kastenstelsel en geloof een rigide hiërarchie. In | ||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||
hiërarchische zin werden groepen buiten de eigen groep - zeker wanneer het op partnervorming aankwam - gezien als behorend tot een lage kaste. Dat was een gevoels- en een gevoelige kwestie tegelijk. Daarom moet de opmerking van mevrouw Bethanie Lalbahadoer in zijn ziel hebben geraakt, wat overigens ook haar bedoeling moet zijn geweest. Voor Lalbahadoer was de opmerking inderdaad niet te verkroppen, want voor zijn gevoel werd hij nu uitgemaakt voor het laagste van het laagste. Omdat trots en ijdelheid hem niet konden worden ontzegd, valt te verklaren dat hij door het lint ging.
De gesegmenteerde samenleving en gemengde huwelijken zijn beladen onderwerpen. De eerste jonge zwarte nationalisten, behorende tot de Partij Nationalistische Republiek van Eddy Bruma, zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw op kunstmatige wijze met dit thema aan het werk gegaan met de kennelijke bedoeling doorbraken te forceren. R. DobruGa naar voetnoot45 laat in zijn verhaal De Plee (wc) het Hindostaanse meisje Chandra een relatie beginnen en onderhouden met de creoolse Carlo met de Surinaamse wc op het achtererf als ontmoetingsplaats. Dit was een proeve, want in werkelijkheid waren die relaties zeer zeldzaam. De ironie van het verhaal is dat de regelmatige ontmoetingen op de wc, inclusief seks, plaatsvinden terwijl haar vader buiten op wacht staat, ter voorkoming van juist dergelijke escapades van zijn dochter. | ||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||
Een nieuw levenLalbahadoer had, evenals zijn broer Bainath, eerder en bij herhaling opgemerkt de familie van Silawatie één voor één dood te zullen schieten als hij haar niet tot zijn vrouw zou kunnen maken. Daarna zou hij zichzelf doodschieten en daarmee zou de kous af zijn voor iedereen. Nadat hij deze moorden had gepleegd, heeft hij zichzelf niet van kant gemaakt, zoals hij eerder had aangekondigd. Of hij, toen eenmaal puntje bij paaltje was gekomen, dat gewoonweg niet heeft aangedurfd of dat er andere redenen zijn geweest de zelfmoord niet te plegen, zal nimmer boven water komen. Wat wel een feit is, is dat hij met pijn en moeite een geheel nieuw leven was begonnen in de Surinaamse jungle. Hij had voor zichzelf een veilig en goed heenkomen gezocht, buiten het bereik van de politie.
Zijn eerste onderkomen in Zoelen was vrij snel ontdekt door inwoners van het district Commewijne. Als opgejaagd wild moet hij bij zichzelf gedacht hebben, ‘dan maar zo ver mogelijk van de bewoonde wereld een plek vinden’. Dat is uiteindelijk La Liberté geworden, een moeilijk bereikbare locatie voor de inwoners en de politie door allerlei natuurlijke barrières. De weggelopen slaven, de Marrons, waren hem voorgegaan in de opzet van de keuze voor een veilige plek om er te verblijven en van daaruit bevrijdingsacties te voeren en aanvallen te plegen op de vele plantages om eten en andere gebruiksgoederen te bemachtigen. | ||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||
Evenals dat het geval was bij de Marrons, kon hij zelf wel desgewenst incognito naar de bewoonde wereld, maar het tegenovergestelde zou nimmer aan de orde kunnen zijn. Niemand uit de bewoonde wereld was geoorloofd naar zijn rijk te komen en levend terug te keren.
De gekozen locatie was een schelprits, eigenlijk een terp, een eiland of verhoogde plek midden in de waterrijke, drassige en natte zwamp en zware kleigrond. Op die rits heeft hij hoog en droog gezeten, maar vermoedelijk wel steeds op zijn qui-vive voor de politie. | ||||||||||||
Het kampVoor het bouwen van zijn (boom)hut had hij geen andere materialen beschikbaar dan de bomen, planten en lianen die daar groeien. Hij heeft als kenner van de natuurlijke omgeving daar goed gebruik van gemaakt. Het concept van een tweeverdiepingen hut was weldoordacht en stevig van opzet. Hij sliep er zelf hoog boven de grond en hij had daardoor geen last van klein kruipend ongedierte zoals mieren, insecten en torren; evenmin zou hij last hebben gehad van grotere dieren op de grond zoals slangen en kaaimannen. Omdat hij zo hoog boven de grond sliep, kon hij ook niet onverwachts worden aangevallen door wilde dieren, zoals de pakiratijger.
Voor de eigen watervoorziening had Lalbahadoer een put geslagen ‘volgens de regelen der kunst’, zoals ‘De Tijd’ omschreef. Daardoor maakte hij gebruik van grondwater, | ||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||
dat door schelpen natuurlijk was gezuiverd en niet van het vuile oppervlaktewater van de zwamp vol insecten, bacteriën, waterdiertjes en larven.
Voor hem zelf was het duidelijk dat hij geen andere keus had dan daar in het bos langdurig te verblijven. Daarom was hij begonnen met het opzetten van een tweede kamp, kennelijk als uitwijklocatie op enige afstand van zijn oorspronkelijke verblijf. | ||||||||||||
Het verblijfErg gerieflijk kon zijn verblijf daar op de rits niet zijn geweest. Om te beginnen was hij op de vlucht. Hij beschikte niet over communicatiemiddelen in welke vorm dan ook. Zijn contacten met de buitenwereld verliepen via één enkel persoon, namelijk zijn boezemvriend Asgar. Alle informatie die hij van hem kreeg, moet dan ook persoonlijk gekleurd zijn geweest en hij kon die niet op waarheid of volledigheid toetsen. Eventuele manipulatie zou hij op geen enkele wijze op het spoor kunnen komen, met als gevolg dat hij enorm paranoïde moet zijn geweest. Over noemenswaardig beddengoed beschikte hij niet. Evenmin maakte een olielamp deel uit van zijn huisraad, bleek bij inventarisatie na zijn uitschakeling. Als eenmaal de nacht was gevallen, dan moet het - zeker als er geen maneschijn was - aardedonker zijn geweest. Als een kluizenaar moet hij dan steeds bij het invallen van de duisternis tegelijk met de dieren zijn gaan slapen, tussen | ||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||
allerlei soms zeer onheilspellende oerwoudgeluiden van bij nacht levende dieren.
De reden dat hij niet over een olielamp beschikte zou ook te maken kunnen hebben met het feit dat het gebruik van een lamp levensgevaarlijk zou zijn. Een brandende lamp zou midden in het bos op grote afstand waarneembaar zijn geweest en kunnen worden opgemerkt door jagers die ook 's nachts op pad gaan en in de buurt zouden kunnen geraken.
De ontmoetingen met Asgar, zijn enige lijn naar de bewoonde wereld, vonden plaats op de afgesproken locatie Tienpetiya, midden in de zwamp. Daar werd hij voorzien van levensmiddelen, kleding en andere hoogst noodzakelijke benodigdheden om te kunnen overleven. Natuurlijk waren de korte momenten van samenzijn tussen de beiden ook bedoeld voor informatie-uitwisseling uit de bewoonde wereld. Die informatie-uitwisseling zal fragmentarisch en onvolledig zijn geweest. Asgar zou nooit objectief en volledig alle informatie uit de bewoonde wereld verstrekt kunnen hebben. Op de allereerste plaats omdat de ontmoetingen te kort duurden. Op de tweede plaats was de informatie - naar beste weten - geselecteerd door Asgar zelf. Hiermee wordt beslist niet gezegd dat Asgar categorisch aan het manipuleren zou zijn geweest. Hij kon nu eenmaal niet alle relevante informatie overbrengen. Daarnaast zal hij gedurende zijn verslag voortdurend te maken hebben gehad met interrupties en | ||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||
dieper gravende vragen van Lalbahadoer. Het proces van de informatie-uitwisseling zal dan ook tot discussies en irritaties hebben geleid en dus tot onbevredigende verhoudingen. Het gevolg van dat soort incidenten zou misschien geleid hebben tot gestaag groeiende irritaties van beide kanten en een nog grotere paranoia van de kant van Lalbahadoer. | ||||||||||||
Mini economieDe levensmiddelen en andere goederen, die Asgar - al dan niet op bestelling - voor Lalbahadoer meenam, werden niet louter en alleen uit liefdadigheid aangereikt door een boezemvriend. Na verloop van tijd was er sprake van een heuse mini-economie in de vorm van ruilhandel. Lalbahadoer leverde vis, wild en gevogelte in bij Asgar als tegenprestatie voor de ontvangen goederen. | ||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||
Met dank aan:
en iedereen die in welke vorm dan ook een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van dit boek. |
|