Een Nieuw geestelick Liedtboecxken, ghetoghen wt den Ouden ende Nieuwe Testamente
(1593)–Claas Ganglofs– AuteursrechtvrijNae de wijse: Daer ict lach int gepeyns, als een gheuanghen, met verlanghen verwonderde ick my.Al int gepeyns heb ick gedacht
Hoe dat het mach wesen,
Dat wy Godt niet en vreesen,
So wenich acht, en houden geen wacht
Daer die Heer seyt Ga naar voetnootaick coem als een Dief by nacht,
Maeckt v bereit met dat Ga naar voetnootbBruyloft cleet,
| |
[pagina 19]
| |
Den Knecht niet en slacht.
Die Heer die heeft ons aengesien,
Doenwy daer stonden ledich worden beuonden
Riep hy ons by een Ga naar voetnootacoemt al gemeyn,
Ga naar voetnootbgaet arbeit daer, in den wingart claer
Ic segt v vorwaer, ic salt v loonen daer,
Voor uwen arbeit swaer.
Och Vrienden siet, hoe wy doen Ga naar voetnootcwaren verblijt,
Ga naar voetnootdDoen wy aen worden genomen,
Daer toe waren gecomen,
Ga naar voetnooteWy liepen met vlijt, om te doen subijt,
Dat die Heer ons geboot, sond’ respijt,
Ons Ga naar voetnootfhongerde na het Broot,
Door den grooten noot,
Waer is nu den tijt.
Doen wy Ga naar voetnootgbekenden ons naectheyt bloet,
De Heer ons Ga naar voetnoothcleeden Ga naar voetnootispijs hy ons dede
Den mont hy ons voet vt liefde ontsprot
Hy nam ons aen als Ga naar voetnootkKinderen deuoot,
Wy zijn gegaen sonder beraen,
Want ons blijtschap was groot.
Ga naar voetnootlDen tijt voorleden moet sijn bedocht,
Hoe wy ons hebben begeuen,
Zijn ingeschreuen, den Heer daer Ga naar voetnootmsocht,
Als Ga naar voetnootnKnechten vercocht,
Om inden Ga naar voetnootoWijngaert te gaen, daer moet sijn gewrocht,
Die beloften staen die wy hyebben gedaen,
Moeten sijn volbracht,
| |
[pagina 20]
| |
Ga naar voetnootaAls Knechten des Heeren, zijn wy gestelt,
Noch daer beneuen ons ouergeuen,
Onder Christi gewelt, soo die Schrift vermelt,
Dit moet zijn bedacht wat daer al gelt
Daer moet zijn gewrocht,
Want sy syn gebracht,
Om te arbeyden op het velt.
Pauli reeden moeten syn bedacht,
Willen wy Ga naar voetnootbmaeyen, wy moeten Ga naar voetnootcsayen
Slaet hier op acht, niemant Ga naar voetnootdvruchten verwacht,
Of den arbeyt Ga naar voetnooteswaer, moet eerst zijn volbracht
Met lijdtsaemheit daer, te verwachten claer,
Op des Heeren cracht.
Ga naar voetnootfDen Acker des Heeren, moet zijn bereyt,
Laet het ons niet verdrieten
Want wy Ga naar voetnootgsullent genieten,
Mer het moet syn verbreyt Ga naar voetnoothmet lijdtsaemheyt
Tot dat het Ga naar voetnootivolcomelick, coemt dat daer is geseyt,
Dan sal men worden Ga naar voetnootkgeloont, als ons is vertoont,
Wel dien die de Ga naar voetnootlhoope heyt.
Groote Ga naar voetnootmweldaden is ons geschiet,
| |
[pagina 21]
| |
Nu ist van noden Ga naar voetnootbdat wy wt roden
Den acker besietGa naar voetnootchz oncruyt wtwiet,
Op dz het goet daer nz Ga naar voetnootdcom te nz
Den aertschen Komeet, heeft het haest omgewrot
Het verfloecte saet dz verdoruen cruit
Dz doet wel schaden, ond’ die grone bladen
Dit moet daer wt, op dz de groey spruit
(de daer mach op wassen, na twort gods luit,
Laet hy ons niet verrassen, maer weldaerop passen,
Datmen den door toe sluit.
Siet aen den Boom, hy stont schoon int ooch,
En was beladen met den Ga naar voetnootebladen,
Geen vruchten hy en droech, het was laet of vroech,
Verstaet dit vry. al hebbe wy Ga naar voetnootfhet gelooff
Ende geen vruchten daerby,
So binnen wy den Boom hoort my
Dit de Heer verschoof.
Ten tweden wy lesen die Ga naar voetnootgmost zijn gemest
Het schiet nu ten dagen
Men gaet ons voordragen, Gods woort ten best
Met tranen beuest,
Ga naar voetnoothIn ongemac swaer, doen sy haer best,
Mer we ons daer, zijn wi onvruchtbaer
Als die Heere coempt op het mest.
Want de bijl die slaet doch aldereyt
| |
[pagina 22]
| |
Is op gehouwen, om den slach te geuen
Als den Boom dan leyt,
Van den onvruchtbare geseyt,
Die moet zijn gesmeten int vier des eewicheyt,
Nae Ga naar voetnootadien dat wyt weeten,
Laet het ons niet vergeten,
Wat Christus verbreyt.
Ga naar voetnootbIck ben een oprechten Wijnstoc soet
Alle Rancken hoort dese,
Die in mijn gepresen (geen vruchten goet
Die mijn Vader voldoet,
Dien sal hy tis claer) afsnijden daer,
Ende worpense vorwaer,
Den tijt hier nae inde eewige gloet,
Maer so wie in Christum niet ledich staen,
Maer arbeyden, na dat voorseyden,
Den dach is haest gegaen,
Ga naar voetnootcSo sal een yeder ontfaen,
Als die Heer sal laten hooren,
Ga naar voetnootdCoemt ghy nu aen,
Mijn wtuercooren gy sult vrucht orboren
Al die mijn wille heeft gedaen.
Gaet inden Wijngaert, wat recht is sal ick v geuen. Matt. 20. Ghy zijt Godts Ackerwerck, ende timmeringe, 1. Cor. 3. Het goede saet, zijn de Kinderen des Rijcx, Matth. 3. |
|