Het gheestelyck minne-voncksken der Godt-minnende zielen
(1687)–J. G.– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Stemme: Mal ô grada.LIefste kindtjen uyt verkoren,
Nu ghy sijt van my gheboren,
Mijnen Godt magh ick u noemen,
Ick laet ander hun beroemen;
Die hier hun gheslacht verhooghen
Moeten voor u alle booghen.
2. Willekom lief kindt verheven,
Ghy die den vred' ons komt gheven,
Willekom Salomon schoone:
Al stelt ghy hier uwen throone
In dese arm' krib' der beesten,
Ghy verblijdt al 's hemels gheesten.
3. Willekom Gedeon machtich,
| |
[pagina 18]
| |
Die door uwe liefde krachtigh
Teghen duyvel, wereldt komt stryden,
En verwint oock met verblijden,
Die de wereldt komt ontsteken
Door uwe soete liefde treken.
4. Willekom lief kindt vol weerden,
Die d'Oudt-Vaders soo begeerden.
My dunckt ick hoor in-der hellen,
Alreed' dit gheluck vertellen,
Met al hunder zielen krachten
Sy u komste blijd' verwachten.
5. 'Kwensch dat alle kruydt en blommen
Hier tot op u kribbeken kommen,
'K wensch myrtus hier en laurieren
Om het kribbeken te cieren;
'K wensch dat u hier komen kroonen
Al die in den Hemel woonen.
| |
[pagina 19]
| |
6. VVillekom lief kindt vol eeren,
VVillekom nu en duysent keeren,
VVillekom soet kindt vol vreden,
Mijnen Godt 'k heb u aenbeden,
Koningh groot vol van ghenaden,
Siet mijn borstjens sijn gheladen.
7. Om hier uwen dorst te blussen,
VVillekom 'k moet u eens kussen,
En om-helsen met verlanghen,
Komt een mammeken ontfanghen,
'k Sal u aen mijn borst verwarmen,
Voor die winden die hier swermen.
|
|