Ecclesiasticus of de wijse sproken Iesu des soons Syrach. Nu eerstmael eurdeelt ende ghestelt in Liedekens, op bequame en ghemeyne voisen
(1565)–Johan Fruytiers– AuteursrechtvrijHet LXXIII. Liedeken vvt het selfde capittel op de vvijse, Ick had een boelken, oft den xlj. Psalm.
Ga naar margenoot+ VVie Godt hier dient altijt met goeden lu-
ste// is aenghenaem en hy vercrijght// En
| |
[pagina 141]
| |
sijn ghebet dat bringht hem ruste// Twelck op tot in Ga naar margenoot+
den hemel stijght.
T ghebet ghesproken hier al in cleynde Ga naar margenoot+
Dringht door de wolcken dicht,
Ten laet niet af ten neemt gheen eynde, Ga naar margenoot+
Tot dat het coemt in Godts ghesicht. Ga naar margenoot+
Dan en sal Godt die Heer oock niet vertrecken
Recht oordeel teghens weerparty,
Sijn straffe sal hy dan ondecken Ga naar margenoot+
En den bedruckten hier staen by.
Tot dat hy hier onstucken heeft gheslaghen Ga naar margenoot+
De lendenen boos ende hert
Van onbarmhertighe die t'volck hier plaghen,
Twelck door sijn hant ghewroken wert.
Hy salse al te zamen hier wtroyen
Die hier den ermen doen te cort,
De onrechtuaerdighe sal hy verstroyen,
Sy sullen worden onghestort.
Hy gheeft een ieghelijck hier na sijn wercken, Ga naar margenoot+
Nae verdienst loont sijn maiesteyt,
Hy wreect, verhuecht alsmen mach mercken
Met sijn seer groote barmherticheyt. Ga naar margenoot+
Ghelijck hier coemt t'rechter tijt reghen
Als haer de droochte spreyt wijt,
Soo wort barmherticheyt oock hier ghecreghen
In noot en ter rechter tijt.
|
|