z.g. componentiële analyse van emoties. Emoties zijn geen hapklare brokken. Het zijn geen elementaire eenheden, maar syndromen van componenten. De woorden waarmee emoties worden onderscheiden duiden opvallende of frequente onder die syndromen aan, maar men zou die onderscheidingen ook anders kunnen maken. Verschillende talen doen dat natuurlijk ook. Maar dit gezichtspunt heeft ertoe geleid dat emotienamen (‘vreugde’, ‘schaamte’ enzovoort) veel minder geschikt blijken als leiddraad bij het onderzoek. Verschillende namen dekken vaak ongeveer dezelfde syndromen, en vertalingen van die namen duiden vaak behoorlijk verschillende syndromen aan. Tegelijkertijd heeft de componentiële benadering het analytisch onderzoek van een steeds groter domein van emoties mogelijk gemaakt. Schaamte, schuldgevoel, trots, verlegenheid, spijt, minachting, teleurstelling en seksuele begeerte zijn onderwerpen die bij mij in 1986 nauwelijks aan bod kwamen. Dat zou nu anders zijn.
Het boek bekijkt het ontstaan van emoties vooral vanuit ‘cognitief’ gezichtspunt: er vindt bij het ontstaan en verloop van emoties heel wat informatieverwerking plaats. Emoties zijn zelden of nooit directe gevolgen van uitwendige prikkels. Er zit op z'n minst een koppeling aan gevoelens van prettigheid of onprettigheid tussen, of aan aanvaarding versus verwerpen. Maar veel discussie sinds 1988 heeft zich ermee bezig gehouden, wat voor soort informatieverwerking dat dan is. Want - een punt dat in hoofdstuk 5 al werd aangeraakt - de informatie die tot emoties leidt kan strijdig zijn met de informatie in bewuste waarnemingen of gedachten. En lang niet alle bewuste cognitie leidt tot emoties, ook als dat eigenlijk vanzelf zou spreken. Men is vaak niet bang voor gebeurtenissen waarvoor men dat eigenlijk zou moeten zijn. Een belangrijk veld van onderzoek was gedurende de laatste 16 jaar het onderzoek naar verschillen tussen soorten informatie: die welke emotioneel werkzaam is (en vaak niet bewust), en die welke dat niet is (en vaak bewust).
Informatieverwerking en het totstandkomen van gedrag verlopen via allerlei uiteenlopende processen. In de afgelopen decennia is het experimenteel onderzoek naar die processen enorm gegroeid. Het begrip van hoe het allemaal totstandkomt is sterk toegenomen, in onderzoek naar bijvoorbeeld de processen van aandachtsverdeling, van de vorming van plannen en doelen, van elementaire en aangeboren reactieprocessen en dergelijke.
Er is één gebied waarop de uitbreiding van kennis buitengewoon omvangrijk is geweest: de neurowetenschap van de emoties. Wat er in hoofdstuk 7, ‘Neurofysiologische condities’, staat is voor het overgrote deel niet fout, maar wel buitengewoon onvolledig. Dat komt ten dele doordat ik ook toen al niet helemaal van dit onderzoeksgebied op de hoogte was, maar vooral