| |
| |
| |
Zakenregister
aandacht, uitdrukking van 29-30, 32, 180 |
aandachtsactiviteit 49, 67, 103-107, 396, 410, 485, 494 |
aandachtscapaciteit-hypothese 129 |
aanspraak 221 |
acth 163, 164, 189, 415, 416 |
actiebereidheid 81-83, 252-254, 386-387, 488-489
besef van 244-245, 482
regulatie van 459-461 |
actieplanning, proces van 474, 481 |
actietendens 16, 17, 81-85, 87-95, 98, 251-253, 387, 398, 476, 493
definitie van 81-82 |
actietheorie van expressie 22 |
actieve hantering 144, 161, 181 |
activatie 43-46, 67, 103-104, 167, 298, 302, 402-404, 407, 489, 492
begrip 103-107
manifestaties 45-46, 47
modi 68-69, 101-102, 476
niveau 43, 486
potentieel 392, 486 |
activeringsmechanismen 402-405 |
adaptive cost 298, 316 |
ademhaling 146-147 |
adequaatheidsreactie 59 |
adrenaline 160-190, 235, 236 |
adrenocorticale respons 163-165 |
aer 364 |
affectieve afweer 398-399 |
affinitief gedragssysteem 39 |
affordances 219, 340 |
afgeleide activatie 47 |
afkeer 88, 227 |
afstandsname 457 |
afweer 437, 441 |
afweergrijns 60 |
agonistisch 101-102 |
alfa-ritme 152-153 |
algemeen aanpassingssyndroom (general adaptation syndrome - gas) 189 |
amok 121 |
amygdala 396-397, 401, 405-407, 413 |
analyseproces 474 |
angst 56, 212, 257, 298, 319-320 |
angstigheid als eigenschap (trait anxiety) 357, 391, 393 |
angstconservatie, principe van 329 |
anticipatie 306-309 |
apathie 24, 110, 389, 445 |
appel van de situatie 202-208, 209-234, 474, 476, 478, 487 |
appelprofielen 230-234 |
arousal 103-104, 138, 139, 169-172, 234, 235, 361, 362, 363, 402, 404, 405
begrip 103-104, 183-185
misattributie van 237, 240
overdracht van 236 |
arousal jag 62, 294, 361, 372 |
arousal-veiligheidssequentie 62, 294, 301 |
assimilatie, cognitieve 302, 362, 366, 373 |
attributie 237, 240, 269, 335, 342 |
autistische gebaren 46 |
autonome arousal 93, 169, 172, 175, 184, 185, 234, 235, 300, 403 |
autonome feedback 192, 235, 237, 239 |
autonome, vegetatieve responsen 138, 157-159 |
autonoom evenwicht 172 |
basisemoties 84-87, 99, 100, 217, 242, 489 |
begeerlijkheid 217, 221 |
begeerte 292, 362 |
‘behoren’ 213 |
bekrachtiging 121, 293, 350 |
belang
bevredigingsconditie van 351, 386-389
het begrip 93, 116, 291, 348-353, 374, 485
sterkte van 355 |
belang van bewegingsvrijheid 368, 380 |
belang van samenhang 366, 374 |
belangstelling 35, 49, 53, 80, 101, 104, 153, 293, 361, 403-405 |
belofte 300 |
berouw 216 |
beschaving en emotie 430-433 |
beschikbaarheidsheuristiek 135 |
bestendigheid 310, 457 |
betablokkers 238, 462 |
betekenis voor het zelfbeeld 259 |
| |
| |
bevredigingsconditie 351 |
bewaking (monitoring) 92, 253, 294, 385, 422, 478, 484 |
bewegingsomvang 43, 44 |
bewondering 97, 371 |
bewustzijn van autonome arousal 234-239, 240, 243 |
bewustzijn
analyse van 191, 202
irreflexief 201, 203
reflexief 201, 203 |
bewustzijnselementen 194, 256 |
bewustzijnsinhoud 201 |
biofeedback 159, 462 |
blackboard control structure 478 |
blik 34 |
blijdschap 292, 293, 301 |
bloeddruk 142-146 |
blozen 181-183 |
blufgedrag 38 |
breekpunt 54, 105, 255 |
bronbelangen 353-355, 359-374, 387 |
catastrofale reactie 56 |
catecholaminebanen 396, 403 |
catacholamine 160-162, 166, 396 |
categoriaal gezichtspunt 271 |
catharsis 463-464 |
causale attributie 225, 269, 283 |
centrale emotietheorie 191 |
centrale motivatietoestand 378 |
cer 126, 394 |
circuit van Papez 411 |
coderingscategorieën 339-341, 390, 391, 476 |
cognitief proces 209, 282, 322, 335, 339-347, 487 |
cognitieve disposities 390-392 |
cognitieve doordringbaarheid 487 |
cognitieve emotietheorie 192 |
cold-pressor test 175, 283 |
communicatie en expressie 39, 66, 71-74 |
competentie 208, 214, 302, 312, 335-337, 393 |
complexe emoties 84, 113 |
concentratie 32, 51, 53, 180 |
conditioneerbaarheid 319 |
conditioneren 119, 317-320 |
constructieve hertaxatie 429, 457 |
contextcomponenten 218, 219, 222-228
aanwezigheid 222, 223
afwezigheid 214, 217, 222, 223
beheersbaarheid 213, 225, 307, 309-312, 368-369
bekendheid 228
focaliteit 227
gebeurtenisevaluatie 226, 227
globaliteit 227
intentionaliteit 225, 104, 214, 352
objectevaluatie 226, 227, 296
openheid 224
veranderbaarheid 226
zekerheid 223 |
contextevaluatie 419, 474, 480 |
cortex cinguli 396, 411 |
corticale arousal 166, 185, 362, 403 |
corticosteroïden 163-165, 415 |
culturele verschillen 74, 327, 367, 430, 431, 468, 469 |
deactivatie 50, 389 |
defensieve taxatie 439, 441, 445-451
verklaring van 451-456 |
defensieve uitsluiting 452 |
deïndividuatie 466-468 |
depersonalisatie 228, 343, 434, 435, 443 |
depressieve stemming 50, 214, 414, 450 |
descriptieve analyse 199-202 |
desensitisatie 330, 333, 334 |
diagnoseproces 474, 475 |
diastolische bloeddruk 143 |
diëncefalon 396 |
diepgang van emotie 260 |
diffuse ontlading van de zenuwenergie 45 |
dimensioneel gezichtspunt 198, 271 |
dimensionele analyse 195 |
directe ervaring 317, 321, 342 |
directionele fractionering 171, 172 |
‘discrete’ emoties 271 |
dissociatie tussen systemen 184 |
distantiëring 441, 454 |
distantiëringsstrategie 451 |
dopamine 396, 403, 404, 413 |
drijfveer 106 |
droefheid 178, 214 |
edr 148-149 |
eeg 166, 403 |
eeg-desynchronisatie 166, 403 |
eenzaamheid 265, 378 |
effectance motive 381 |
effort-systesm 404, 411 |
eisende karakter 204, 209 |
elektrodermale respons 148-149 |
ellende 217 |
| |
| |
emblemen 72 |
emg 167 |
emotie in engere zin 96-97, 270, 352, 493 |
emotie
definitie van 12, 15, 106, 187, 270, 485, 492
en actiebereidheid 81-87
en cultuur 86, 121
en geheugen 135-137
en keuze 133
en verstoring 14, 123-125
functies van 368-389, 494-498
kwaliteit 139, 176, 241-243
opwekking van 276-278
regulatie van 16
strekking van 259-261, 313, 432, 449
versterking van 419, 422 |
emotie-object 85, 201, 205 |
emotiedrempels 313-314, 315, 476, 477 |
emotiegerichte hantering 428 |
emotieproces 472-482 |
emoties, definities van 84-87, 200, 294 |
emotietransformaties 448-451 |
emotioneel gedrag 13, 20 e.v.
kenmerken van 107-109 |
emotioneel reageren 57 |
emotionele beleving 14, 191 e.v., 482-484
onderzoeksmethoden van 191-201 |
emotionele intensiteit 43-45, 114, 239, 262, 303-309, 355 |
emotionele labiliteit 314, 393 |
emotionele stimuli 15, 276 e.v., 291 e.v., 285-303 |
emotionele verschijnselen 12-14 |
emotionele verwerking 337 |
endorfinen 414, 415 |
ergotroop 173, 408 |
esthetische afstand 372 |
esthetische emoties 371-374 |
evaluatieproces 474, 476 |
exploratie 360, 400 |
expressie
communicatie en 39, 66-68, 71-74
en culturele verschillen 73, 74
functies van 20-35
herkenning van 68, 74-81
ongeleerde 74, 75
principes van 20, 21, 40, 45, 66-68
tijdsverloop van 52-54
van vrees 27-29, 42, 177
vocale 36, 76, 80 |
expressie als een primitief gedragssysteem 42 |
expressief gedrag 20-27 |
extinctie 328-334 |
facial action coding system (facs) 26, 76, 77 |
facial feedback theory 246-252 |
facilatoren 297 |
fantasie 312-313, 331, 344 |
fascinatie 371 |
finaliteit 226, 464 |
flooding 330, 331, 334 |
flux 58, 478 |
fronsen 33 |
frustratie 213, 224, 293, 316, 363, 368 |
frustratie-agressiehypothese 213, 315, 355, 356, 357 |
frustratie-effect 128 |
functionalistisch perspectief 88, 387, 494-498 |
functionele autonomic 354 |
fundamentele emoties 84 e.v., 242 |
fundamenteel van slag zijn 298 |
Funktionslust 381 |
fysiologische verschijnselen 14, 138 e.v. |
galvanische huidreactie (gsr) 147 |
geactiveerd gedrag 44, 104-106, 184 |
gebaren 41, 72 |
gebonden activatie 45, 301 |
geconditioneerde emotionele respons (conditioned emotional response - cer) 126, 394 |
gedrag om op te vallen 38 |
gedragsinhibitiesysteem 131, 410, 433 |
gedragsintensiteit 43-45 |
gedragsverstoring 123-125, 427 |
gelaatsexpressie 26-35, 401, 417, 489 |
genoegens 96-98, 296, 479 |
geprepareerdheid (preparedness) 285, 287, 318 |
geraakt zijn 267 |
geslachtshormonen 165 |
gespannenheid 51-52 |
gevoelens 265, 484 |
‘gevoelens’ 194, 198, 257-259, 265, 266, 267, 376, 384, 386-389, 412-416 |
gevoeligheden 376-379, 383, 384 |
gevoelsregels (feeling rules) 326, 430, 468 |
glimlach, glimlachen 39, 58-60, 66 |
grappen maken 438, 444, 456-457 |
haat 227 |
habituatie 185, 333-335 |
| |
| |
halfzijdige verlamming 238 |
halve kennis 420, 446 |
hantering (coping) 109, 311 |
hartslag 140-146, 170, 171, 180 |
hartstochten 114-117, 245, 267, 353 |
hechting 286, 322, 330, 354, 366-367 |
hedonische asymmetrie, wetten van 338-339, 385 |
hedonische belangen 382-384 |
hedonische kwaliteit 256-259, 264, 382-384, 483 |
hersendrieëenheid (triune brain) 395 |
hersenhelften, verschillen tussen de 416-418 |
hersenstam 395, 397 |
herstelquotiënt 156 |
hertaxatie 429 |
hippocampus 185, 396, 397, 410, 426 |
hooghartigheid 101 |
hoop 86, 293 |
hormonale respons 160-166 |
huidgeleiding 147 |
huidgeleidingsniveau 147 |
huilen 64-66, 401 |
hulpeloosheid 92 |
hulpeloosheidsrespons 64 |
hyperesthetisch-emotioneel syndroom 190, 392 |
‘hypervigilantie’ 124 |
hypothalamus 396, 397, 398 |
I-fractie 146 |
Ik-component 204, 228 |
Ik-objectversmelting 228 |
immunosympathectomie 243 |
implosie 331 |
impulscontrole 459-464 |
impulsen, analyse van 87, 88, 91, 492 |
impulsiviteit 54-55 |
impulsiviteit als eigenschap (impulsiveness trait) 364, 393, 394, 463 |
inactiviteit 50 |
incubatie 315, 329 |
individuele responsstereotypie 171 |
informatieverwerkingsbenadering 88, 377, 472-482 |
inhibitie 55-57, 67, 68, 254, 255, 406, 408-412, 433-437, 465 |
inhibitoren 297 |
innerlijke controle 457 |
inprenting (imprinting) 322, 353 |
intake-rejection hypothesis 180 |
intellectualisering 342, 441, 442, 446, 454 |
intensiteit als stimulus 277, 303-317 |
intentie 87, 93-95 |
intentionaliteit, het begrip 49 |
intentionele structuren 111-117, 253, 481, 498 |
interactieve expressies 36-40, 67 |
interoceptieve conditionering 159 |
interruptie 279, 300, 380, 498 |
intimidatie 37 |
intracraniële zelfstimulatie (intracranial self-stimulation - icss) 412 |
intrapsychische hantering 427, 429, 439-445, 456-459 |
introspectie 193, 194, 201, 202 |
intrusietoestand 124, 190, 446 |
intuïtieve verbanden 119, 490 |
invoer, juiste vorm van 345, 487 |
invoerregulatie 437-439 |
inzicht 118-119, 490 |
irradiatie-principe van Spencer 45, 61, 62, 130 |
irrationaliteit 132-135, 342, 494 |
irreflexieve beleving 201-208, 483 |
isolatie 442, 443 |
jaloezie 85, 112, 450 |
James-Lange-theorie 139, 176, 192, 205, 234-241, 247 |
kaders 366 |
kerncomponenten 218, 219-222, 272
aanspraak 221
ernst 221, 304, 476
helderheid 221, 222
meervoudigheid 222
moeilijkheid 93, 188, 220, 224, 300, 476, 498
objectiviteit 219, 220
realiteitsniveau 220
relevantie 220
urgentie 188, 220, 221, 304, 428, 498
valentie 204, 221 |
Klüver-Bucy-syndroom 405 |
lachen 39, 60-64, 294, 401 |
latah 121 |
latente belangen 351, 352, 379 |
liefde 96, 227, 353, 358 |
lijden 257 |
limbisch systeem 397 |
locus of control 311, 368, 391 |
losmaken van belangen 358-359 |
lust 90, 91, 95, 257, 382-384, 491-492 |
| |
| |
lust en onlust 90, 91, 95, 257, 382-384, 491-492 |
lusteloosheid 50 |
maag-darmactiviteit 150-152 |
maagzweren 174 |
manische toestand 50 |
match-mismatchprocessen 90, 278-280, 292-295, 361, 365, 377, 380, 384, 474, 487 |
match-mismatchtheorieën 292-295 |
mededogen 370 |
medelijden 229, 370 |
meegevoel 229, 370 |
mimieken 41, 72, 73 |
minachting 80, 84, 85, 86, 102 |
modeling 120, 331 |
monoaminen 396, 413 |
monoamineremmers 364, 394, 414 |
motivatie 97, 104, 349, 350, 376-382, 385, 388, 479-480 |
muzelmansyndroom 445 |
nabijheid 89, 287, 366-369, 374, 380 |
neocortex 397 |
neurale vuurpatroon 277 |
neuronaal model 286, 333, 403 |
niet-aanschouwelijke gedachten 194, 252, 264 |
nieuwsgierigheid 286, 293, 360-363, 380 |
nood 88 |
noodkreten 64, 81, 288 |
noodreactie 158, 169 |
noodvoorziening 142 |
noodzakelijkheid 458 |
noradrenaline 160-162 |
nostalgie 89 |
nultoestanden 24, 83 |
objectcomponenten 218, 228-230
contingentie 229, 230
Ik-als-constituent 228
Ik-als-object 229
objectlot 229
subjectlot 229
waarderelevantie 229, 230 |
objectloze emoties 297-299 |
observationeel leren 119, 321 |
obstructiebox-techniek 356 |
omgekeerde u-curve 126, 131, 278 |
omzichtigheid 56 |
onbekendheid 228, 286, 365 |
onbetrokkenheid 434 |
onbewust 483, 484 |
oncontroleerbaarheid 213, 225, 226, 309-312 |
onderdanig gedrag 38, 40, 102 |
ongeleerde stimuli 285-290, 295 |
‘ongewone’ stimuli (collative stimuli) 286, 361 |
onopvallend gedrag 38 |
ontkenning 440-446, 448, 454 |
ontkenningstoestand 124, 434 |
ontreddering 178 |
‘ontroerd’ 373 |
ontspanning 173 |
ontsteltenis 287 |
onverschilligheid 24, 33, 50 |
onzekerheid 223, 294, 306-309 |
opgelatenheid 35 |
opmerken 454 |
oppervlaktebelangen 116, 353-355, 358, 486 |
optimaal arousalniveau 278, 361, 364 |
opwekbaar gedrag 397-405 |
opwinding 46-50, 54, 84, 89, 92, 101, 141, 143, 146, 147, 166, 183, 188, 195, 222, 241, 253, 271, 341, 493 |
orgaangewaarwordingen 194 |
oriëntatiereactie 22, 146, 148, 166, 180, 286, 361 |
overdrachtelijke expressie 40-41 |
overgave 61, 65, 103, 373 |
overheersende respons 400 |
palliatie 429, 447 |
paniek 56, 224, 255 |
parasympathische activiteit 172-175 |
passief vermijdingsgedrag 436 |
passieve hantering 161, 181 |
passiviteit 93-95, 174, 254 |
perifere emotietheorie 192, 253 |
persistentie van emoties 327-333 |
pgr 148 |
piekerarbeid 110, 133, 307, 337 |
pijn 95, 178 |
pilo-erectie 154 |
plaatsvervangend leren 122, 320 |
plezier 178 |
prikkelveronachtzaming (sensory neglect) 399 |
primaire hantering 109 |
primaire taxatie 218, 419 |
probleemgerichte hantering 428, 444, 445 |
proprioceptieve signalen 192, 194, 246-251 |
pseudoactieve respons 398 |
psychogalvanische respons (pgr) 148 |
pupilreactie 153 |
| |
| |
qualia 264, 483 |
reactantie (reactance) 309, 311, 368, 369 |
realiteit 220, 343-345, 347 |
reflexie 206, 207 |
reflexieve beleving 202, 206-207, 483 |
reflexieve controle 461 |
regulatie 16, 401 e.v., 408-412, 490-491
definitie van 419-420 |
relationeel gedrag, relationele activiteit 23-24, 35-43, 66-67, 78 |
relevantie-evaluatie 220, 292, 419, 474 |
reptilische hersenen 395 |
responscontrole 461-466 |
responsniveaus 109, 341 |
reticuaire formatie 403 |
ritueel 469 |
rouwarbeid 110, 133, 337 |
ruggemerglaesies 238 |
schaamte 38, 86, 182, 427 |
schijnwoede (sham rage) 396, 426 |
schrikreactie 22, 27, 286 |
schuin opgetrokken wenkbrauwen 27, 34 |
schuldgevoel 38, 84, 86, 112, 113, 215, 449 |
secundaire controle 110, 312, 335, 359, 451 |
secundaire hantering 109 |
secundaire taxatie 218, 419 |
secundaire winst 122, 332 |
seksuele opwinding 143, 152, 178, 239, 425 |
seksuele stimuli 289, 308 |
self-efficacy 312, 336 |
sensatiezoeken 357, 363-365, 394 |
sensitisatie 314-317 |
sensori-tonische-veldtheorie 344 |
sentimentaliteit 239, 367, 392 |
sentimenten 116, 267, 392 |
separatie-angst 56, 287, 366 |
septale gebied 397 |
sequentiële analyse 27 |
serotonine 396, 413, 414 |
situatie, het begrip 208, 281 |
situationele reponsspecifiteit 175 |
sociale inbedding 261, 468-469 |
sociale normen 326, 427 |
sociale regulatie 261, 430, 465 |
sociale steun 466-468 |
sociale strekking 261 |
sommatie 314-317 |
soortspecifiek gedrag 117-118 |
soortspecifieke afweerreactie (species-specific defense reaction - ssdr) 120, 128 |
spanningsontlading 62-63, 105 |
Spätschädigung 327, 333 |
speelgezicht 39, 61 |
speelgedrag 39, 48 |
spierspanning 51-52, 104, 167-169 |
staren 37, 287 |
stelwaarde 377-383, 385 |
stemming 70-71, 266, 303, 412, 396 |
stemmingsafhankelijke herinnering 135 |
stemmingscongruentie-effect 135 |
stemmingsvragenlijst 192, 193, 195-199, 232 |
sterk zenuwstelsel 364 |
sterkte van verlangen 356 |
stijgende-dalende aer-patronen 364 |
stimulus, het begrip 276, 280, 291, 475, 487 |
stimulus-evaluatietoetsing 218, 340 |
stimuluscodering 282, 284, 339, 455 |
stimulusconstellaties 291-296, 490 |
stimulusgeneralisering 323, 324 |
stimulusintensiteit 277, 315 |
stimulusverwerking 339-345, 454-456, 487 |
stress 189, 310, 316 |
stressoren 303 |
structurele emotietheorie 216, 217 |
stuurvoorrang 90-93, 254, 479, 491, 492 |
symbolisch leren 320, 321 |
sympathische arousal 169-172, 175 |
systolische bloeddruk 143 |
taxatie 209, 216, 281, 282, 340, 439, 449, 451-455, 474, 483, 487-488 |
tederheid 96 |
tegenstelling, principe van de 40, 42, 67 |
teleurstelling 292, 301 |
temporaalkwab 401 |
testosteron 165, 399, 416 |
theorie van de tegengestelde processen 298 |
tijdsverloop 52-54, 155, 156 |
tote 380 |
Totstellreflex 55 |
tranen 65, 66 |
transactie 47-48, 281, 478 |
traumatische stimuli 330, 434 |
tremoren 167-169 |
trillen 153-154 |
trofotroop 173, 408 |
trots 102, 284 |
tweeledig klassificatieprincipe 85, 86 |
tweeledige controle 423, 493 |
uitdaging 215, 301-302 |
uitdaging-beheersingssequentie 294, 301, 302 |
| |
| |
uitingsregels (display rules) 73, 423, 430, 468 |
uitkomstbepaalde processen 435-437 |
uitputting 189, 316, 377 |
urine-afscheiding 151 |
veldhandelingen 23 |
verbazing 29 |
verbeelding 344 |
verdriet 33, 34, 84, 178, 210, 214, 226, 291, 359, 448, 449 |
verdringing 447, 454 |
vergelijkingsproces 474, 475 |
verlangen 88, 90, 96-98, 296, 351, 352, 479 |
verlegenheid 28, 35, 55, 183 |
verliefdheid 89, 358 |
vermoeidheid 50, 189 |
verrassing 29, 30 |
verrukking 97 |
verschuiving 324, 462 |
vertrouwdheid 365-366 |
verveling 50, 178 |
verwachtingen 317-320, 334, 336 |
verwachtingssterkte 305-306, 356 |
verwachtingssysteem 400, 402 |
verwondering 29 |
viscerale hersenen 395 |
vitaliteit 105, 244, 302 |
vocale emblemen 72 |
voodoo-dood 229, 287, 445 |
voorspelbaarheid 307, 310 |
vreemdheid 272, 365 |
vrees 27-29, 86, 177, 178, 212, 286, 448 |
vreugde 46-50, 178, 214, 215, 293, 300 |
vrije activatie 48, 389 |
vrolijkheid 38, 178 |
waarden en emoties 229, 230, 325-327, 369 |
waarnemingscyclus 452 |
walging 21, 75, 101 |
wanhoop 293, 359 |
Wet van de Intermittenties 343, 446 |
Wet van de Spijt 306, 338, 358 |
Wet van het Overwicht van Lust 339 |
Wetten van de Hedonische Asymmetrie 338, 339, 385 |
wildeman 121, 469 |
willekeurige aangezichtsverlamming 402 |
woede 86, 143, 162, 177, 230, 353, 448, 449
expressies van 30, 31, 53, 177, 213 |
Wundt-curve 277, 362 |
Yerkes-Dodson-wet 127, 129 |
zelf-attributie 192, 245-246 |
zelf-immuniseringstraining 336 |
zelfbeheersing 254, 420, 428, 436, 456, 461-466 |
zelfbeoordeling 259-261 |
zelfinstructie 443 |
zelfobservatie 193, 461 |
zelfperceptietheorie 192 |
zelftoezicht 462 |
zelfwaardering 301 |
zich zorgen maken 89 |
zin van expressie 24-25 |
zweten 149 |
|
|