| |
| |
| |
1 Inleiding
Dit boek heeft ten doel een overzicht te geven van de verschillende gegevens en theorieën over emotie. Het behandelt de primaire vragen met betrekking tot emoties:
1 | Wat is de aard van de verschijnselen die worden aangeduid als ‘emotie’ of ‘emotioneel’? |
2 | Welke omstandigheden - gebeurtenissen, persoonlijke gesteldheden, activiteiten - geven aanleiding tot deze verschijnselen? |
3 | Dienen deze verschijnselen ergens toe en zo ja, wat is hun doel? en |
4 | Door middel van welke processen of mechanismen leiden genoemde omstandigheden tot deze verschijnselen? |
In deel i, ‘Analyse’, wordt vraag 1 behandeld, vraag 2 en 3 komen ter sprake in deel ii, ‘Antecedenten’, terwijl in deel iii, ‘Synthese’, dat het laatste hoofdstuk beslaat, vraag 4 aan de orde komt. Uit de bespreking van bovenstaande vragen zal een samenhangend theoretisch model worden afgeleid waarin de verschijnselen die te maken hebben met emotie kunnen worden ondergebracht.
| |
1.1 Emotionele verschijnselen
Elk onderzoek dient te beginnen met een definitie van het onderzoeksobject. Men moet weten, en aan anderen duidelijk maken, waar men het over heeft. In het geval van de emotie is dat niet eenvoudig. De verschijnselen die als emotie of emotioneel worden bestempeld blijken van uiteenlopende aard te zijn. Bovendien is men het er niet over eens om welke verschijnselen het precies gaat. Er zijn mensen, leken, maar ook deskundigen, die ‘honger’ als een emotie beschouwen, terwijl anderen dit niet doen. Sommigen spreken over de ‘seksuele emotie’, terwijl in vele verhandelingen over emotie een dergelijk begrip of verschijnsel niet voorkomt. Wie een bepaald verschijnsel het stempel ‘emotie’ opdrukt ziet een overeenkomst, wie het juist van deze categorie uitsluit ziet een verschil. Het constateren en benadrukken van overeenkomsten of verschillen is een kwestie van theoretische stellingname. Met andere woorden, een definitie van het begrip emotie kan uitsluitend het resultaat zijn van een theorie, en kan daarom alleen maar geformuleerd worden wanneer het onderzoek voltooid is.
Toch moet het onderzoek ergens beginnen. Wij zullen hier een ruwe aanduiding van het onderzoeksgebied, een ‘werkdefinitie’, formuleren door die verschijnselen te bestuderen die aanleiding geven tot het gebruik
| |
| |
van de term emotie of van meer specifieke termen zoals vrees, plezier of woede. Het onderzoeksdoel wordt derhalve te bestuderen wat de kenmerken van deze verschijnselen zijn en onder welke omstandigheden ze zich voordoen.
De vraag wordt dan: waaróm gebruiken wij woorden als emotie of emotioneel, woede of angst? Er zijn drie soorten verschijnselen die met name aanleiding geven tot het gebruik van dergelijke woorden: gedragsverschijnselen, fysiologische manifestaties en subjectieve beleving.
| |
Gedragsverschijnselen
Bij het beschrijven van het gedrag van mensen en zelfs van dieren zijn emotiewoorden bijna onvermijdelijk. Dit betekent dat bepaald gedrag uitnodigt tot het gebruik van deze termen. Waarom is dit zo, en om welk gedrag gaat het hier?
Soms lijkt gedrag dat men gadeslaat ineens op te houden. De doelmatige interactie met de omgeving komt tot stilstand en wordt vervangen door gedrag dat als het ware geconcentreerd is op de persoon zelf, zoals bij een huil- of lachbui, een uitbarsting van woede of een angstaanval. Het kan ook dat de interactie met de omgeving wel wordt voortgezet maar dan op bijzonder ondoelmatige wijze. Wanneer iemand in zijn woede met borden begint te smijten is het moeilijk voor te stellen dat de gebroken borden het beoogde eindresultaat zijn. Ander gedrag dat uitnodigt tot het gebruik van emotiewoorden lijkt gekenmerkt door een voor het eindresultaat overbodig surplus: onnodig hoge snelheid, onnodig grote bewegingen, of juist aarzeling en overdreven bedeesdheid, of een glimlach op het gezicht van iemand die een kind streelt die eigenlijk niets toevoegt aan de tederheid van de aanraking. Dit surplus kan ook de vorm aannemen van het uitblijven van een respons: een hond loopt op een andere hond af, blijft op een meter afstand staan en wendt, zonder zich te bewegen of naar iets in het bijzonder te kijken, zijn kop af.
Het gebruik van emotiewoorden lijkt dus zijn aanleiding te vinden in een bepaalde overbodigheid, onderbreking of ondoelmatigheid met betrekking tot het te bereiken doel of de coherentie van de interactie. Emotie blijkt een hypothese ter verklaring van gedrag dat geen toereikend of adequaat extern doel of reden heeft, en waarvan de verklaring derhalve gezocht wordt ‘binnen’ het subject zelf. Dit gedrag, het gedrag met de hierboven genoemde kenmerken, kan dienen als het uitgangspunt voor het onderzoek naar emotie. Het begrip emotie kan voorlopig worden gedefinieerd als de innerlijke determinant van niet-instrumenteel gedrag en niet-instrumentele gedragsaspecten. Dit gedrag zelf geldt dan als de voorlopige definitie van emotioneel gedrag. Het is een definitie die verder gespecificeerd dient te worden aangezien hij in deze vorm ook van toepassing is op gedrag dat over het algemeen niet als emotioneel wordt aangemerkt: maniertjes, spel, ver- | |
| |
gissingen. Wij komen hierop terug bij de behandeling van de stimuli die leiden tot bovengenoemd gedrag.
Het karakteriseren van emotie op basis van niet-instrumentele gedragskenmerken heeft een vaste plaats verworven in de psychologie. Emotie is door veel onderzoekers gedefinieerd als een verstoring (Munn 1946, Young 1943, Hebb 1949). De karakterisering is in ons geval echter niet een theoretische interpretatie, maar een impressionistische weergave en een voorlopige, heuristische aanduiding. Het is wellicht mogelijk (wat het later inderdaad zal blijken) om deze negatieve omschrijving te vervangen door iets positievers. De karakterisering als zodanig dient voornamelijk als uitgangspunt, als aanduiding van de te bestuderen gedragsverschijnselen.
| |
Fysiologische manifestaties
Soms wordt iemand getroffen door een fysiologische beroering die noch door hemzelf, noch door een buitenstaander afdoende verklaard kan worden op grond van een fysisch gegeven: zweten of trillen zonder hitte of kou of lichamelijke inspanning, blozen, hartkloppingen, vlinders in de maag en een slap gevoel in de benen. Aan dergelijke veranderingen ligt een psychologische oorzaak ten grondslag: een onverwachte of psychologisch belangrijke gebeurtenis. Ook voor de verklaring van dit soort veranderingen kan een beroep worden gedaan op het begrip emotie (misschien is het zelfs ooit wel bedacht om het optreden van dergelijke verschijnselen te kunnen verklaren).
Het karakteriseren van emoties aan de hand van fysisch onverklaarbare fysiologische beroering, heeft eveneens een vaste plaats verworven in de psychologie. Emotionele ervaring is wel gelijkgesteld met dit soort beroering, vooral door onderzoekers uit de hoek van de attributietheorie (bijv. Schachter 1970). Dit is, wederom, niet wat hier bedoeld wordt. De constellatie van fysisch onverklaarbare fysiologische veranderingen beschrijft echter wel een van de omstandigheden die leidt tot het gebruik van emotiewoorden, en voorziet ons daarmee van een tweede uitgangspunt voor het onderzoek naar emotie.
| |
Subjectieve beleving
Een andere algemene aanleiding tot het gebruik van emotiewoorden is de subjectieve beleving. Mensen zeggen dingen als: ‘ik ben bedroefd’ of ‘ik ben blij’. Uitspraken als deze verwijzen naar een bepaald soort beleving met twee belangrijke kenmerken: het eerste is de evaluatieve connotatie. Wanneer men emotiewoorden laat beoordelen door middel van semantisch gedifferentieerde waarderingsschalen zoals goed-slecht of zwak-sterk, dan kan de grootste variatie worden toegeschreven aan de evaluatieve dimensie (Block 1957). Het tweede kenmerk is de subjectieve verwijzing: ‘ik voel me ...’, ‘ik bevind me in de toestand van ...’
| |
| |
| |
De ‘stimulus’
Wanneer men kijkt naar de gedragsverschijnselen, lichaamsresponsen en belevingen die leiden tot het gebruik van het woord ‘emotie’ of aanverwante begrippen, dan is er bijna altijd sprake van een reactie op een of andere gebeurtenis. Emoties worden opgewekt. De gebeurtenissen die dat doen lijken een bepaalde rol te vervullen, het zijn niet zomaar stimuli. Het effect dat ze hebben lijkt voort te komen uit hun betekenis, hun bevredigende of afstotende aard.
| |
Werkdefinitie van emotie en emotioneel
De volgende werkdefinitie of voorlopige definitie van emotionele verschijnselen komt uit het bovenstaande naar voren: emotionele verschijnselen zijn niet-instrumentele gedragingen en niet-instrumentele gedragskenmerken, fysiologische veranderingen en evaluatieve, subjectgebonden belevingen, veroorzaakt door externe of mentale gebeurtenissen, en met name door de betekenis van dergelijke gebeurtenissen. Er is sprake van een emotie wanneer een van deze drie soorten verschijnselen zich voordoet, dan wel de innerlijke determinant van deze verschijnselen; de keuze zal later gemaakt worden. Hiermee is ons onderzoeksgebied bepaald.
| |
1.2 Schets van de gehanteerde benadering
Het is de bedoeling om door nader onderzoek van de zojuist genoemde verschijnselen te komen tot een sluitende definitie van emotie, in plaats van de niet nauwkeurige en negatief geformuleerde werkdefinitie. Uiteraard is het formuleren van een definitie niet het belangrijkste doel. In ons onderzoek zullen we net doen alsof we niet weten wat een emotie is. We zullen trachten inzicht te verkrijgen in de genoemde verschijnselen: hun aard, hun functie, hun onderlinge verhouding, de omstandigheden waaronder ze zich voordoen. Dat is het eigenlijke doel van dit onderzoek. De formulering waarmee ze uiteindelijk beschreven kunnen worden als een klasse of verschillende klassen van verschijnselen zal dan gelden als een definitie of een serie definities van emotie.
In de onderhavige studie komen enkele richtinggevende principes naar voren die niet geheel empirisch zijn. Deze zijn ten dele te beschouwen als generalisaties uit de te bespreken gegevens en interpretaties, maar ze hebben tevens dienst gedaan als richtlijn voor klassificatie en interpretatie. Deze principes zijn:
1 | Emoties hebben een biologische basis. Dit moet op twee manieren worden opgevat. Ten eerste: emoties komen voort (of kunnen voortkomen) uit het lichaam: uit het hart, de maag, de ingewanden, uit lichamelijke activiteit en impulsen. Het zijn, zou men kunnen zeggen, vleselijke aangelegen- |
| |
| |
| heden, maar bovendien aangelegenheden van de hersenen en de bloedvaten. Ten tweede: emoties komen ook bij dieren voor, soms bijna in dezelfde vorm als bij mensen. Op het gebied van de emoties zijn we sterk aan elkaar verwant: vrees, woede, neerslachtigheid, gehechtheid, seksuele begeerte en nieuwsgierigheid hebben we met de dieren gemeen. Dit betekent dat het onderzoek naar menselijke emotie profijt kan trekken van het onderzoek naar dierlijke emotie. Uit het biologische principe vloeit het functionele principe voort. Als wij ervan uitgaan dat emoties - geheel of gedeeltelijk - biologische verschijnselen zijn, dan kan het niet anders of ze dienen het voortbestaan van de soort. Het zoeken naar een functionele betekenis is een van de heuristieken in het onderzoek naar emotie. |
2 | Emoties bij mensen zijn menselijke verschijnselen, dat wil zeggen, het is te verwachten dat menselijke emoties typisch menselijke aspecten vertonen, gerelateerd zijn aan normen en waarden, aan menselijke interactiepatronen, en aan de cognitieve mogelijkheden van de mens, met name het reflexieve bewustzijn en de intentionele activiteit. |
3 | Mensen en dieren zijn niet alleen onderhevig aan emotionele impulsen, ze proberen er ook adequaat op te reageren. Beheersing en inhibitie komen zelfs bij dieren voor, en mensen doen pogingen de emotionele beleving hanteerbaar te maken. Dit reactiepatroon, hier regulatie genoemd, is een fundamenteel onderdeel van de emotie. |
De lezer die vertrouwd is met de psychologische literatuur zal opmerken dat deze principes blijk geven van een theoretische gerichtheid ten opzichte van emotie die veel weg heeft van die van Freud (bijv. 1926) en meer in het bijzonder van die van Lazarus (1966; Lazarus & Folkman 1984). De theorie die aan het eind van dit boek wordt geformuleerd kan dan ook worden gezien als een variatie op de theorie van Lazarus; het patronaat van zijn formuleringen zij op dit punt erkend.
Voor wie een onderscheid wil maken tussen de cognitieve en de behavioristische benadering: globaal genomen gaat dit boek uit van een cognitieve benadering. Dit doet de gekozen oriëntering echter geen recht. Het zou juister zijn te spreken van affectief of conatief. Emotie is interessant om het emotionele ervan. Gevoel is niet cognitief, het is gevoel - het is antwoorden met ‘ja’ of ‘nee’. Streven is geen gedrag, het is neigen naar, proberen te bereiken of juist te vermijden.
In het hierna volgende overzicht zal een theoretische visie op emotie worden ontwikkeld. Emoties zullen worden beschouwd als veranderingen in actie- of gedragsbereidheid. Dergelijke veranderingen hebben een kwantitatief aspect dat ‘activatie’ wordt genoemd en een kwalitatief aspect dat ‘actietendens’ wordt genoemd; ze gaan doorgaans gepaard met autonome veranderingen. De emoties verschillen ten opzichte van elkaar in activatiewijze, in het soort actietendens, en in autonome respons. Manifest gedrag is de verwezenlijking van een actietendens en de manifestatie van een
| |
| |
activatiewijze, gemoduleerd door regulatieprocessen.
Verschillende emoties - dat wil zeggen, verschillende actietendensen of activatiewijzen - worden veroorzaakt door verschillende stimulusconstellaties, zoals deze door het subject worden getaxeerd. De relevante variabelen in deze stimulusconstellaties hebben zowel betrekking op de invloed die de emotionerende gebeurtenis kan uitoefenen op het subject (relevantie-evaluatie), als op de invloed die het subject kan uitoefenen op deze gebeurtenis of op de bewegingsvrijheid die de situatie hem al dan niet toelaat (contextevaluatie).
Emoties worden opgewekt door relevante gebeurtenissen. Er is sprake van een relevante gebeurtenis wanneer deze een of meer belangen van het subject raakt. Hieruit kan worden afgeleid dat emoties het resultaat zijn van de wisselwerking tussen de werkelijke of de voorziene gevolgen van een gebeurtenis en de belangen van het subject.
Emotie is dus afhankelijk van gebeurtenissen, van belangen waarvoor deze gebeurtenissen relevant zijn, en van cognitieve processen waardoor de eventuele consequenties van deze gebeurtenissen al dan niet herkend worden. De emoties worden verder gemoduleerd door regulatieprocessen die worden opgewekt door de eigenschappen van de gebeurtenis en de instelling van het subject.
Het hier omschreven emotieproces is in elk van zijn onderdelen afhankelijk van regulatieprocessen. De regulatie kan uiteenlopende vormen aannemen: onwillekeurige inhibitie, cognitieve transformatie van de emotie, bewuste onderdrukking en invoerregulatie. |
|