Wat nu?
‘Schrijf dat op, Hans’, zeiden ze, zei een stem achter me,
en dus schreef ik. Tenminste als er geen ander werk aan de winkel was. Een
breikous om tussen de bedrijven door aan verder te breien; die nooit af zou
komen. Ten slotte legt de pen zichzelf neer - zei ik in den beginne. Ik zei het
met een knipoogje van ‘als het toch eens zou worden
gedrukt’, en daarom kostte het een ander geen moeite me toch maar
zelf de pen te laten neerleggen nadat je er een streep onder hebt gezet. De kous
is af, maar niet afgebreid. Ik ben van mijn praatstoel afgestapt.
Het lijkt niet op een autobiografie. Niet eens op memoires. Het is: stukjes en
beetjes - niet uit maar van mijn leven, nee, van wat ik beleefd heb.
Er is achteraf nogal wat geschrapt: staaltjes van buitensporige praatzucht. Maar
gek genoeg: niet het ‘In Memoriam’ in
‘H.F.’ Soms werd er ook wat ingelast: om het keurslijf van
een hoofdstuktitel te versoepelen. Bij voorbeeld bij
‘Reizen’ soms iets over het reisdoel zelf. Van de lange
waslijst onderwerpen in mijn geest is maar een fractie afgewerkt. Het meest mis
ik iets dat me pas kort geleden te binnen schoot: ‘Vijf
steden’. Dat zouden dan onderscheidenlijk zijn: mijn geboorteplaats,
Berlijn, Amsterdam, Utrecht, Parijs. Ook nog New Haven? Nee, dat staat voor een
heel land: Amerika. Luckenwalde heeft de verdiende aandacht gehad. Of verdiende
het nog meer? In elk geval zijn de andere er bekaaid afgekomen. Het meest spijt
mij dat voor Berlijn. Een dwaze formulering; alsof ik in staat ben te getuigen
van het verleden van een ander, van een stad.
De kous is af. Wat nu? Misschien ga ik verder waarmee ik begon: opruimen.