9 Studentenhaver
Met ‘studenten’ bedoel ik hier PA- of KLOS-studenten, maar ieder ander die meent dat de schoen hem past, mag hem aantrekken. De haver die ik ze wil laten proeven, bestaat uit mathematisch-didactische probleempjes, die ik de studenten, als ik hun opleider was, bij tijd en wijle zou opgeven om met ze te bediscussiëren, om ze onderling te laten bediscussiëren, waar ik ze een werkstukje over zou laten maken of op het examen over zou ondervragen. Losse verhaaltjes, maar voor wie er een lijn in wil ontdekken, losjes verbonden, op zijn minst door de mathematisch-didactische lijn.
1. | Daphne wordt op 17 maart zeven jaar. Op 6 maart vraag ik haar hoe lang dat nog is. Ze telt op haar vingers ‘7, 8, 9, ..., 17’ en zegt: ‘11 dagen.’ Op 7 maart vraag ik het haar weer. Ze zegt direct: ‘10 dagen.’ |
2. | Daphne vroeg plotseling: ‘Wat is de laatste letter,’ maar kennelijk bedoelde ze dat niet. Dat ‘z’ de ‘laatste’ is, weet ze immers. Ze zoekt naar woorden, zoiets als ‘het laatste cijfer’. En toen kwam het eruit - waarom kostte het haar zoveel moeite? - ze wilde het grootste getal weten. Het ging toen als op een veiling. ‘Als ik nu 1000 zeg?’ Verontwaardigd: ‘Een miljoen!’ ‘En als ik een miljoen zegt?’ ‘Haha, een miljard!’ (Weet zij wat een miljard is?) ‘En als ik een miljard zeg?’ ‘Een miljard miljarden!’ ‘En als ik een miljard miljarden zeg?’ ‘Een miljard miljarden miljarden!’ Zo ging het een poosje door tot we moesten ademhalen. Monica, drie jaar ouder, zat er met grote ogen naar te kijken. Ik zei tegen haar: ‘Het gaat ook met stapjes van 1. Bijvoorbeeld na 1 384 260...?’De ogen gingen liefst nog verder open. Achteraf dacht ik: ‘Heb je dat wel goed gedaan?’Wat denkt u? |
3. | Ik loop met Daphne aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal. De hectometers kanaallengte zijn met stenen gemarkeerd, bijvoorbeeld
,
, ... Na,
vraag ik Daphne wat nu zou komen. Ze zegt. Het blijkt
te zijn. We gaan verder. Bij
vraag ik opnieuw naar de volgende. Ze zegt. |
4. | Monica (7½) telt spontaan razend snel achteruit van 100. Na 70 haalt ze adem en zegt: ‘Als ik bij 1 was begonnen, was ik nu bij 30.’ |
5. | Ik vraag Monica (9): ‘Een moeder en haar dochtertje zijn samen 21 jaar oud. Hoe oud is elk afzonderlijk?’ De broer (twee jaar ouder), moeder en vader zitten erbij. Schrijf een treurspel in één acte over wat er toen gebeurd zou kunnen zijn. |
6. | Ik vraag Monica (9): ‘Jan en Piet hebben samen 10 knikkers; Jan heeft er 4 meer dan Piet; hoeveel heeft elk?’ Vrij vlug geeft zij het goede antwoord. ‘Hoe deed je het?’ ‘Ik deed eerst 4 + 4, dat is 2 teveel; toen deed ik één minder.’ De twee jaar oudere broer mocht ondertussen de oplossing zijn vader in het oor fluisteren. Hij zei: ‘9 en 1.’ |