Schets eener geschiedenis der Vlaamsche Beweging
(1906-1909)–Paul Fredericq– Auteursrecht onbekend
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoofdstuk III
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tingGa naar voetnoot(1) en eene clericale reactie voor gevolg, die alleen met het tijdperk van triomfantelijke priesterheerschappij kan worden vergeleken, dat onmiddellijk op de Belgische Omwenteling van 1830 volgde. Gelijk koning Willem I vóór 1830, hadden Frère-Orban, Van Humbeeck en hunne collega's tegen den wil der Roomsch-katholieke bisschoppen de degelijke onzijdige officieele volksschool met gediplomeerde onderwijzers, maar ‘zonder God’ (d.i. zonder almachtigen pastoor boven den onderwijzer) willen tot stand brengen; maar, evenals koning Willem I, werden zij gedwarsboomd en bevochten door de ongeduldige vooruitstrevers, die, zonder het te willen of te weten, den weg baanden voor het zegevierend ultramontanisme. Vooral op onze arme verkwezelde Vlaamsche gewesten heeft die clericale reactie na 1884 loodzwaar gewogen en de vroegere veroveringen der liberale Vlaamschgezinden op het gebied der algemeene volksbeschaving van Vlaanderen gedeeltelijk verijdeld. Gelijk in de jaren vóór 1878 telden de beide Kamers nu geenen enkelen liberalen volksvertegenwoordiger of senator meer uit de Vlaamsche gewesten (buiten de acht volksvertegenwoordigers van Gent, waaronder den Vlaamschgezinde De Vigne, welke niet aan herkiezing onderworpen waren en nog zetelden tot in 1886). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dadelijk wilde de clericale meerderheid bewijzen, dat zij de Vlaamsche Beweging toegenegen was. Daar waar vroeger enkel een paar Antwerpsche clericale Flaminganten hunnen eed in 't Vlaamsch aflegden, zag men nu 10 clericale volksvertegenwoordigers in de Kamer (namelijk al de Antwerpenaars met den nieuwen minister van binnenlandsche zaken Jacobs aan 't hoofd en 2 Brusselaars: notaris Stroobant en Vander Smissen) en voor het eerst één clericalen senator (van Ockerhout, van Brugge) het doenGa naar voetnoot(1). In de Kamer werden die Vlaamsche eeden op het spotgelach der Waalsche liberalen onthaald. Zoo iets was reeds in November 1863 met den eersten Vlaamschen eed van De Laet en kort daarna met dien van Gerrits en Coremans gebeurd. Nu lacht niemand meer, wanneer schier alle Vlaamsche leden, van welke partij ook, na iedere vernieuwing der Kamers, den grondwettelijken eed in de moedertaal afleggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Vlaamschgezindheid van het clericaal ministeriePas was de nieuwe clericale regeering aan 't roer gekomen, of de Moniteur van 5 Juli 1884 kondigde eenen omzendbrief af van minister Jacobs tot de gouverneurs, om hun de stipte naleving der taalwet van 1878 over het gebruik van het Nederlandsch in het bestuur te bevelen en vaste regelen in de toepassing voor te schrijven. Al de ministers hadden het stuk onderteekend, dat als een officieel manifest van de Vlaamschgezindheid der Regeering werd begroet en dat de Walen en Franskiljons in groote opschudding bracht. La Meuse van Luik noemde het ‘eene oorlogsverklaring aan de Walen’ en zij richtte tot de kiezers eenen oproep, waarin te lezen stond: Op, Luiksche kiezers! Op, zonen der patriotten van 1830, die hun bloed in de Omwenteling vergoten hebben om met de taalvrijheid de onafhankelijkheid des lands te veroveren. In 1830 waren de Vlamin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen met ons. Zij vorderden, met zooveel kracht als wij, de herstelling van de grief, die de voornaamste oorzaak der Omwenteling geweest is: de verplichting der Hollandsche taal. Nu verscheuren de Vlamingen het verbond van 1830. Zij willen het ontwerp onzer vroegere vervolgers weer opnemen en ons hunne taal weer opdringen! Hunne taal? wat zeg ik? - hun oud Vlaamsch zijn ze afgevallen, die Belgen van zuiver bloed; hunne taal heeten zij niet meer Vlaamsch, zij heeten haar Nederlandsch!Ga naar voetnoot(1) Eenige dagen later had te Brussel, in tegenwoordigheid des Konings, de jaarlijksche uitreiking der eereteekens plaats aan de gedecoreerden voor daden van moed en zelfopoffering. Minister Jacobs hield er de gebruikelijke rede in het Fransch, maar besloot haar met eenige volzinnen gericht tot de Vlaamsche gedecoreerden in hunne moedertaal, hetgeen iets nieuws was. Hoe billijk ook, dit ontstak weeral de woede der Walen. De Journal de Liège schreef bitter: ‘Le ministre a prononcé le discours d'usage. Il a affecté de le terminer en flamand’. In Augustus brachten Woeste en Jacobs, twee der nieuwe ministers, een kort bezoek aan het Nederlandsch Congres te Brugge vergaderd. Ook in den Franschen Moniteur kwam eenige verbetering. Tal van stukken, welke vroeger in het Fransch alleen werden afgekondigd, verschenen nu in de twee landstalen te gelijk. Het Grievencomiteit der Veldbloem van Brussel hield overigens een waakzaam oog over al de overtredingen der taalwet van 1878 en zond aan de Ministers verzoekschriften, waarin werd herinnerd, dat de twee liberale Ministers Sainctelette en Olin, ofschoon Walen, ‘veel gedaan hadden om voldoening te geven aan de rechtmatige eischen der Vlamingen’, en dat men hetzelfde van hunne clericale opvolgers verwachtte. Kleine toegevingen aan de Vlamingen kwamen nu en dan de goede gezindheid der Regeering aantoonen. In | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Augustus 1885 beloofde Minister Beernaert in den Senaat, dat de Regeering de titels der nieuwe Staatsleening in de beide talen zou uitgeven. Den 4 April 1886 kondigde de
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
land. Het was overigens niet veel meer dan een kiesmiddeltje met het oog op de aanstaande Kamerverkiezingen van Juni 1886. Eenige duizenden blinkende splinternieuwe Vlaamsche halve frankskens werden over Vlaamsch België verspreid en van de beloofde hervorming kreeg men eerst niet veel meer te zien dan dat weinigeGa naar voetnoot(1). In Maart 1887 beloofde Minister J. Vandenpeereboom in de Kamer tweetalige postzegels, die tamelijk lang op zich hebben laten wachten, maar er toch ook eenige jaren later (in 1891 en 93) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gekomen zijnGa naar voetnoot(1). In Augustus 1887 werden de gevels der ministeries in de Wetstraat te Brussel herschilderd en te dier gelegenheid van tweetalige opschriften voorzien, hetgeen alweer eene nietige hervorming was in den grond, maar nochtans niet zonder gewicht wegens hare zedelijke beteekenis in de oogen van alwie de ministeries binnentreedt of voorbijgaatGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De wording der Koninklijke Vlaamsche AcademieVan meer belang was overigens eene andere daad der Regeering, die ook eenigszins berekend was om zand in de oogen te strooien: de stichting der Koninklijke Vlaamsche Academie. Hare wording beslaat eene der zonderlingste bladzijden in de geschiedenis der Vlaamsche BewegingGa naar voetnoot(3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds in 1836 droomden Willems en David van het oprichten eener Vlaamsche Academie door de Regeering. In 1838 onderhandelden zij daarover met Minister de Theux; maar Frankrijk schijnt dit ontwerp met geen goed oog te hebben beschouwd en in dien tijd dorst men in ons landje niets verrichten, dat den grooten naburigen voogd van België kon mishagen. Dan beproefden Willems en David het, om van den Minister het bijvoegen eener Vlaamsche afdeeling bij de Fransche Koninklijke Academie van Brussel te bekomen, doch zonder gevolg. Bij het eerste Vlaamsch petitionnement van 1840 werd de droom nochtans niet opgegeven en gevraagd, dat er eene Vlaemsche Academie of eene Vlaemsche afdeeling by de Brusselsche Academie tot aenmoediging der Nederduitsche Letterkunde zal worden opgerichtGa naar voetnoot(1). Met al de andere Vlaamsche grieven werd ook deze door de Regeering in den wind geslagen. Onder Rogier's ministerie van 1841 schijnt nochtans een zwevend plan bestaan te hebben om eene Vlaamsche Academie op te richten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zoogezegd ontwerp van Rogier (1841)Prof. DiscaillesGa naar voetnoot(2) heeft in de papieren van dien Minister een paar ontwerpen van koninklijke besluiten gevonden, waarbij te Brussel eene Koninklyke Academie van tael en letterkunde moest worden gesticht, die hare zittingen zou hebben gehouden in het lokaal der Fransche Académie royale de Belgique en 20 leden zou hebben geteld, waarvan 15 aan te stellen door de Regeering en 5 door de eerst benoemden. De 15 aangeduide leden waren F. Blieck (Wer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vik), P. Blommaert (Gent), Bormans (Luik), H. Conscience (Antwerpen), J. David (Leuven), N. De CuyperGa naar voetnoot(1) (Antwerpen), J.A. De Laet (id.), K. Ledeganck (Zomergem), F.H. Mertens (Antwerpen), F. Rens (Gent), C.P. Serrure (id.), F.A. Snellaert (id.), P. van Duyse (id.), P.F. Van Kerckhoven (Antwerpen) en J.F. Willems (Gent). Geen enkele der beste Vlaamsche letterkundigen of geleerden van dien tijd ontbrak op die lijst, buiten den eigenaardigen Theodoor Van Rijswijck; maar deze was reeds ziek en werd weldra in een krankzinnigengesticht opgenomen. De twee bovengemelde ontwerpen zijn niet van de hand van Rogier, maar werden door hem met potlood hier en daar gewijzigd. De minister schijnt er dus min of meer aan gedacht te hebben er gevolg aan te geven; maar reeds den 13 April 1841 viel de Regeering, waar hij deel van uitmaakte, en verdween meteen de ontworpen Vlaamsche AcademieGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Grievencommissie van 1856 en andere mislukte pogingenDe Grievencommissie van 1856 nam de zaak weer op en uitte den wensch, dat er by de thans bestaende Koninklyke Academie eene Nederduitsche afdeeling zal worden gevoegd, die in alles dezelfde regten genieten zal als de andere klassen en wier werkzaemheden gelyk zullen zyn aen degenen, waeraen de klas van wysbegeerte en letteren zich toewydt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op enkele Nederlandsche Congressen werd de zaak nu en dan besprokenGa naar voetnoot(1), en in 1867 wijdde Julius Vuylsteke er eene zaakrijke ernstige studie aanGa naar voetnoot(2). De oplossing, waar hij de voorkeur aan gaf, was de oprichting van twee nieuwe afzonderlijke Koninklijke Academies, de eene voor de Nederlandsche taal- en letterkunde, de andere voor de Fransche, naar het voorbeeld der afzonderlijke Koninklijke Academie van geneeskunde, ingesteld bij koninklijk besluit van 19 September 1841. Toen in 1878 de Vlaamschgezinde Gentenaar G. Rolin-Jaequemyns minister van binnenlandsche zaken was geworden, werd de zaak ook ter studie gelegd, maar met veel lauwheid; zij was nog niet tot rijpheid gekomen in 1884, bij den val van het liberaal ministerie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De ontworpen Academie van Noord en Zuid (1884)Kort na het aankomen van Minister Beernaert, in het najaar 1884, begon het gerucht te loopen, dat hij er aan dacht eene Internationale Academie van Nederlandsche Letteren op te richten, waarvan de leden uit het puik der Vlaamsche en Hollandsche schrijvers zouden gekozen worden. Die Nederlandsche Academie moest worden ‘de literarische band tusschen de beide deelen van Nederland, die eene en dezelfde taal sprekenGa naar voetnoot(3)’. Ongeloovig toonde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich eerst de pers over hetgeen men een ‘clericalen canard’ noemde. Onderhandelingen werden nochtans door het Ministerie met de Nederlandsche RegeeringGa naar voetnoot(1) aangeknoopt, zooals in de groote Hollandsche couranten werd aangekondigd en met meer of minder ingenomenheid besproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Westvlaamsche tegenkantingTerwijl in België de liberale Vlaamsche pers ongeloovig bleef en de clericale dagbladen op voorhand kronen vlochten aan Minister Beernaert, onder eenen regen van kwinkslagen van Waalsche zijde, kwamen de Westvlaamsche taalparticularisten in opschudding. Hun aanvoerder, kanunnik A. Duclos van Brugge, begon in Rond den Heerd tegen de Academie van Minister Beernaert eenen hardnekkigen veldtocht. Ziehier eenige pereltjes uit die polemiek: Of die Academie wel de moedertaal zal tot den rang verheffen, die haar toekomt, of wel de Nederlandsche taal, die toch niemands moedertaal is, zal krachtiger helpen opdringen, is eene zware vraag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten zij onze tale verbasteren, om te eindigen met onzen volksaard te verbasteren en misschien ons tot de Hervorming te brengen. Dat de beschaamde Oranjegezinden, die ons opnieuw zouden willen ‘vernederlandschen’, aanhangers zouden wezen van zoo eenen voorstel, wij verstaan dat geheel wel; maar dat een bewarend landsbeheer zulks goedkeure, wij en zijn er in 't geheel niet meerGa naar voetnoot(1). Ook de clericale Gazette van Kortrijk schreef in denzelfden zin: Valschheid en bedrog! Het is om de oude Vlaamsche tale te vernietigen en de Nederlandsche met geweld er in te brengen. Het is te hopen, dat al die nog een stuk Vlaamsch herte in zijn lijf heeft, mee zal werken om dat ding te beletten. Wij hebben al lange genoeg verdraagzaam geweest en water in onzen wijn gedaan, zonder dat wij Vlamingen gedoogen, dat onze tale met ons eigen geld vernietigd worde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De mislukking der Academie van Noord en ZuidIntusschen had het Nederlandsche ministerie Heemskerk aan de Belgische Regeering een beleefd, maar ongunstig antwoord gegevenGa naar voetnoot(2), zooals Minister de Moreau in den Senaat bekendeGa naar voetnoot(3). Men moest de Internationale Academie van Noord en Zuid laten varen en zich tot eene zuiver Vlaamsche bepalen. Doch de woede der Westvlaamsche taalparticularisten werd er niet door bekoeld. Kanunnik A. Duclos schreef alweer in Rond den Heerd: Deze Academie zal eene folterkamer zijn, waar onze dierbare vrije levende struische taal zal gepraamd worden in allerlei knellend getuig, totdat zij, half doodgesnoerd, noch loopen noch springen meer en zal kunnen, haar kleur en glans zal verliezen en langzamerhand aan 't kuchen zal gaan om, zoo er niet vooren gezorgd wordt en goede hulpe toegebracht, uit te teeren en te vergaan. 't Is genoeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reeds de Brusselsche flamendiants de théâtre te hebben. Wij kunnen de flamendiants d'Académie missen. In 't begin van 1886 deed het nieuws de ronde, dat Minister Beernaert de Vlaamsche Academie niet in de hoofdstad, maar te Gent zou oprichten met Frans De Potter als bestendigen secretaris, hetgeen in de pers nog al heftig werd besproken. Den 1 Mei 1886 werd de zaak eindelijk in de Kamer behandeld, waar De Vigne voorstelde geene afzonderlijke Academie in eene provinciestad te stichten, maar eene Vlaamsche afdeeling te voegen bij de meer dan 100jaar-oude Fransche Koninklijke Academie van België, in de hoofdstad gevestigd en in het buitenland erkend en geachtGa naar voetnoot(1); doch ministers de Moreau en Beernaert verdedigden hun plan, waarvoor dan ook het noodige crediet (9,400 fr.) werd toegestaan. Den 18 Mei kwam de zaak in den Senaat. Baron de Coninck zong er den lof der Regeering, bijgestaan door Lammens, die in 't Nederlandsch eene stroof uit Ledeganck's Drie Zustersteden declameerde, waarop de Luikerwaal J. d'Andrimont 's anderendaags antwoordde met het voordragen van koepletten in den Waalschen tongval van Luik en met de vraag om ook eene Waalsche Academie te zien instellen. In een paar woorden verdedigde Minister Beernaert zijn ontwerp, dat natuurlijk door de meerderheid werd goedgekeurd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stichting der Koninklijke Vlaamsche Academie (1886)Eenige weken later kondigde de Moniteur twee koninklijke besluiten van 8 Juli 1886 af, waarbij te Gent eene ‘Koninklijke Vlaamsche Academie’ werd gesticht, met 25 leden, waarvan 18 door de Regeering werden benoemd, terwijl de 7 overigen door die eerst aangestelde leden zouden gekozen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die achttien uitverkorenen van Minister de Moreau (eenen Waal van Namen) waren: de heeren H. Claeys, pastoor te Lourdes-Oostakker bij Gent; L. De Hondt, raadsheer bij het beroepshof te Gent; Jan De Laet, volksvertegenwoordiger te Antwerpen; Désiré Delcroix, afdeelingshoofd in het Ministerie van binnenlandsche zaken te Brussel; Jhr. Napoleon de Pauw, advocaat-generaal te Gent; Frans
Frans De Potter
De Potter, letterkundige te Gent; Edw. Gailliard, archivaris te Brugge; P. Génard, archivaris te Antwerpen; Guido Gezelle, onderpastoor te Kortrijk; Emmanuel Hiel, bibliothekaris van het Nijverheidsmuseum te Brussel; Jhr. J. Nolet de Brauwere van Steeland, letterkundige te Brussel; L. Roersch, hoogleeraar te Luik; Max Rooses, conservator van het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen; Aug. Snieders, dagbladschrijver te Antwerpen; L. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stroobant, notaris en volksvertegenwoordiger te Brussel; Jan Van Beers, leeraar aan het koninklijk atheneum te Antwerpen; Ferdinand Van der Haeghen, hoofdbibliothekaris der Gentsche Hoogeschool; en P. Willems, hoogleeraar te Leuven. Frans De Potter, die met den Gentschen senator J. Lammens en Prof. P. Willems sedert een paar jaren de geheele zaak had geschoteld en gelepeld, kreeg het tamelijk winstgevend ambt van bestendigen secretaris, zooals kanunnik A. Duclos het hem reeds op voorhand en venijnig in Rond den Heerd had verweten. Tot de algemeene verbazing trof men onder de 18 van regeeringswege benoemden, naast erkende middelmatigheden, enkele namen aan van personen, die met de Nederlandsche taal en letteren schier niets te maken hadden, als de sympathieke notaris E. Stroobant van Brussel en de heeren Prof. Roersch van Luik, Prof. P. Willems van Leuven en F. Van der Haeghen, bibliothekaris der Gentsche hoogeschool, die alle drie als groote geleerden stonden aangeschreven en dan ook als dusdanig sedert eenige jaren leden waren der Koninklijke Academie van Brussel, maar die bijna al hunne werken uitsluitend in het Fransch geschreven hadden. Integendeel werden op de lijst der 18 uitverkorenen de namen van al de liberaleGa naar voetnoot(1) schrijvers van den eersten rang gemist, buiten die van Jan Van Beers en Max | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rooses, die alleen genade gevonden hadden in de oogen van den Waalschen minister de Moreau. Alzoo zocht men er te vergeefs de namen van Julius Vuylsteke, Julius De Geyter, D. Sleeckx, Pol De Mont, G. Antheunis, Dr. A. De Vos (Wazenaar), Julius Sabbe en meer andere, die stellig niet mochten vergeten worden, wilde men buiten allen partijgeest de nieuwe Vlaamsche Academie samenstellen. Zelfs onder de katholieke letterkundigen was men zeer vreemd te werk gegaan. Dichters van naam als Jan Van Droogenbroeck (Ferguut) en Lodewijk De Koninck waren uitgesloten, terwijl veel zwakkere talenten de voorkeur hadden gekregen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oneenigheid over de samenstelling der AcademieNatuurlijk was de opschudding niet gering. De Kleine Gazet van Antwerpen, het orgaan van Jan Van Rijswijck en Max Rooses, drukte de meening der meeste liberale Vlaamschgezinden uit, toen zij schreef: Indien het Ministerie opzettelijk eene daad had willen plegen om twist en tweedracht te zaaien onder de Vlaamsche letterkundigen, om aan de nieuwe Academie alle gezag te ontnemen en onder hare leden alle eendracht onmogelijk te maken, het hadde niet anders, niet slechter kunnen handelen. Dadelijk zond een der 18 eerste leden (L. De Hondt, raadsheer bij het beroepshof te Gent) zijn ontslag aan den Koning, omdat hij als lid der hooge magistratuur moeilijk met Jan De Laet zetelen kon, beweerden zijne Gentsche vrienden. Enkele liberale dagbladen noodigden Van Beers, Rooses en Hiel uit zijn voorbeeld te volgen; anderen raadden hun integendeel aan te wachten en eerst te beproeven om bij de aanvulling der opengebleven zetels de partijdige onrechtvaardigheid van het clericaal ministerie weer goed te maken. Deze laatste houding werd door Van Beers en Rooses aangenomen, maar Emmanuel Hiel weigerde zich bij hen aan te sluiten en de organen der Vlaamschgezinden van Brussel (liberale en andere, als Zweep, Flandria en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't studentenweekblad Vooruit) toonden zich geenszins verontwaardigd over de wraakroepende keus der Regeering. Zoo sloop de tweedracht opnieuw in de rangen der liberale Flaminganten, en nogmaals stond Brussel tegenover Gent en Antwerpen. Den 10 October 1886 had eindelijk de plechtige instelling der Koninklijke Vlaamsche Academie plaats in de Rondezaal der Gentsche hoogeschool in tegenwoordigheid van Minister de Moreau, van de vier gouverneurs van Brugge, Gent, Antwerpen en Brussel in officieel ambtsgewaad, van de burgemeesters van Gent, Antwerpen en Aalst, van eenige leden van Kamer en Senaat, van krijgsoverheden, enz. De Waalsche Minister sprak tweemaal Fransch en daarenboven hielden de gouverneur van Oost-Vlaanderen en Prof. P. Willems van Leuven Nederlandsche redevoeringen. 's Avonds had een officieel feestmaal plaats bij den Gouverneur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het aftreden van Jan Van Beers, Max Rooses en SleeckxEene botsing was onvermijdelijk bij de kiezing voor de opengebleven zetels. Die kiezing geschiedde op 27 October 1886 te Gent tot aanduiding van acht nieuwe leden. Op voorhand hadden Jan Van Beers en Max Rooses in vertrouwelijke brieven vijf liberale candidaten (Sleeckx, Vuylsteke, De Geyter, Pol De Mont en Antheunis) aan hunne medeleden voorgesteld, er bijvoegende, dat zij uit de Academie zouden treden, indien die candidaten verworpen werden. Bij den aanvang der vergadering las Van Beers eene verklaring om zijnen uitdrukkelijken wensch toe te lichten en Rooses sloot er zich mondeling bij aan. Na eene korte bespreking, waarin Jan De Laet integendeel de namen van P. Alberdingk Thijm, Pater S. Daems, Mathot, Obrie, Van Droogenbroeck, Micheels en Hansen vooruitzette, ging men over tot de stemming, die den volgenden verbazenden uitslag opleverde: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de eerste stemming waren aldus Sleeckx, Van Droogenbroeck, Hansen, Obrie, Pater Daems, Paul Alberdingk Thijm en Mathot gekozen. Buiten den eerste waren het al de candidaten van Jan De Laet. Eene herstemming voor den achtsten opengebleven zetel leidde tot den volgenden uitslag:
Daarop verlieten Jan Van Beers en Max Rooses de zaal en zonden hun ontslag als lid der Koninklijke Vlaamsche Academie in. Sleeckx, die alleen onder de vijf voorgestelde liberalen genade gevonden had, volgde aanstonds dit voorbeeld, zoodra hij het officieel bericht zijner benoeming had ontvangen. Dat baarde geen klein gerucht in het wereldje der Vlaamsche letterkundigen, benevens ook daarbuiten en in Noord-NederlandGa naar voetnoot(1). Doch er was niets aan te veranderen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de clericale pers jubeldeGa naar voetnoot(1) en de meeste Brusselsche liberale Vlaamschgezinden (evenals hun orgaan De Zweep) vonden er geene graten in, dat men Hansen en Mathot boven De Geyter en Pol De Mont te Antwerpen, Obrie en Micheels boven Vuylsteke te Gent had gesteld, en dies meer. In December koos de Academie, in vervanging der drie laatste ontslaggevers (Van Beers, Rooses en Sleeckx) tot leden: K. Stallaert, Dr. A. De Vos en Theo Coopman. Zij was nu eindelijk voltallig en werd den 12 Februari 1887 door haren beschermheer Leopold II in het koninklijk paleis te Brussel plechtig ontvangen. De Koning sprak Fransch evenals al de leden der Academie natuurlijk met hem. Hij verklaarde, onder meer, dat hij het Vlaamsch goed verstond, dien krachtigen tak onzer nationaliteit; maar dat de kinderen van zijn broeder den Graaf van Vlaanderen gelukkiger waren dan hij; dat zij door den wil hunner ouders de moedertaal der Vlamingen niet alleen goed verstonden, maar ook goed spraken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De werkzaamheden der Vlaamsche AcademieDe eerste uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie, vooral de taalkundigeGa naar voetnoot(1) en historische, waren over 't algemeen tamelijk zwak, zooals te verwachten was van een zoo zonderling samengesteld geleerd lichaam; doch, door prijsvragen uit te schrijven, verwierf de Academie beter voorbereide medewerkers buiten haren schoot, waaronder vooral op taalkundig gebied de leerlingen van Prof. Vercoullie te Gent, als H. Meert en Dr. W. De Vreese. Ook door het uitgeven van werken over rechtsgeleerdheid, natuurwetenschap en geneeskunde in de moedertaal maakte zij zich later verdienstelijkGa naar voetnoot(2). Enkele boeken van blijvende waarde en groot nut hebben wij haar overigens te danken, als de Bibliographie van den Vlaamschen taalstrijd door Th. Coopman en J. Broeckaert, de Bibliographie der Middelnederlandsche taal- en letterkunde door L. Petit, van Leiden, De handschriften van Ruusbroec's werken, door Dr. W. De Vreese, Kinderspel en Kinderlust in Zuid-Nederland door A. De Cock en Is. Teirlinck en De slag bij Kortrijk door Dr. V. Fris. Naarmate de leden van het eerste misbaksel van Minister de Moreau uitsterven en plaats maken voor jonger ernstiger krachten, is er hoop op eene geleidelijke verhooging van het wetenschappelijk peil der Koninklijke Vlaamsche Academie, zoodat zij op den duur toch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gevel der Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goede diensten aan het Vlaamsche vaderland zou kunnen bewijzen. Van hunnen kant beproefden het de liberale Vlaamsche letterkundigen om tegenover de Koninklijke Vlaamsche Academie eene vrije vereeniging van beoefenaars der Nederlandsche letteren in Vlaamsch België te vestigen. In Maart 1887 te Antwerpen gesticht onder 't voorzitterschap van Vader Sleeckx met Max Rooses als ondervoorzitter en Pol De Mont als secretaris, telde het Taalverbond weldra een 150-tal leden, die beurtelings te Brussel, Gent en Antwerpen vergaderden, en gaf eene reeks Jaarboeken uit en een vijftiental andere werken, waaronder in 1898 de Gedenkschriften van Willem Rogghé: eene merkwaardige bron voor de geschiedenis der Vlaamsche Beweging in de ArteveldestadGa naar voetnoot(1). Maar langzamerhand verzwakte de ijver der leden en die vrije niet officieele Academie verkwijnde om ten slotte uit te sterven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere gebeurtenissen (1883-1887)Uit diezelfde jaren stippen wij not de volgende gebeurtenissen aan op Vlaamsch gebied: het ontstaan van het nieuw taalminnend studentengenootschap Onze Taal aan de Waalsche Hoogeschool van Luik in 1883, de dood van de twee wakkere grijze strijders Prof. Heremans te Gent en August Michiels te Antwerpen schier te gelijk in Maart 1884 gestorven, het groot feest ter eere van Nicolaas Beets te Utrecht op 13 September 1884, waarbij Zuid-Nederland zich niet onbetuigd liet; de koninklijke begrafenis van den tooneelspeler Victor Driessens te Antwerpen (April 1885), het vertoogschrift van den Snellaertkring van Gent, vragende de instelling van eene Nederlandschen leergang van straf- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
recht en rechtspleging aan de Staatshoogescholen van Gent en Luik (April 1885), hetgeen in Januari 1886 insgelijks door de studenten van 't Zal wel gaan gevraagd werd aan den Academischen raad der Gentsche Hoogeschool; de bespreking door Dr. Van Steenkiste in den Brugschen gemeenteraad uitgelokt over de vervlaamsching van het stadsbestuur aldaar, het jubelfeest van het Gentsche Taalminnend Studentengenootschap 't Zal wel gaan (2 Mei 1885), dat in Juli uitliep op de stichting van eenen Bond der Oudleden tot het verleenen van studie- en reisbeurzen aan de Vlaamschgezinde liberale studenten van Gent; het inzamelen van meer dan 23,000 fr. voor het praalgraf van Conscience te Antwerpen, de stichting van het liberaal weekblad De Brugsche Beiaard (April 1885), het feest ter eere van dichter Jan Van Beers te Antwerpen (27 September 1885), de stichting te Brugge van een Verbond der Vlaamschgezinde liberale kiesvereenigingen van Gent, Antwerpen, Brugge en Brussel, waarop voor het eerst Julius Vuylsteke's strijdlied Klauwaert en Geus (muziek van L. Hinderyckx) werd gezongen (17 October 1885); de eerste vergadering van Vlaamsche rechtsgeleerden te Gent gehouden in dezelfde maand October, de stemming van eene eerste som van 600,000 fr. door den gemeenteraad van Gent tot het bouwen van eenen behoorlijken Nederlandschen schouwburg (Februari 1886), gesteund door een petitionnement van 3353 handteekeningen; de triomfantelijke kunstreis van den Vlaamschen puikzanger Blauwaert te Weenen, te Budapest en te Londen met Nederlandsche liederen (April en Juli 1886, Januari 1887); de Kamerverkiezing van Juni 1886, waarbij de liberale volksvertegenwoordigers van Gent (waaronder De Vigne, Rolin-Jaequemyns en Wagener) niet herkozen werden en door acht clericalen vervangen, waarvan niet één als Vlaamschgezinde bekend stondGa naar voetnoot(1); het feest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter eere van Hofdijk te Amsterdam, waarbij ook Vlaanderen zich aansloot (27 Juni 1886); de plechtige roerende onthulling van Conscience's praalgraf te Antwerpen (6 September 1886); het Vlaamsche feest te Brussel in den stampvollen Alhambra-schouwburg ter eere van Burgemeester Buls met eene prachtige cantate van Peter Benoit (14 November 1886), de ontvangst te Utrecht van dichter Jan Van Beers op een feest ingericht door de Rederijkerskamer, die zijnen naam draagt (December 1886); het 25-jarig jubileum als tooneelspeelster van Mevr. Catharina Beersmans te Rotterdam in den Nederlandschen schouwburg gevierd; de viering te Leuven van het 50-jarig bestaan van het taalminnend studentengenootschap Met Tijd en Vlijt (Mei 1887); het twintigste Nederlandsch Congres te Amsterdam (Augustus 1887), waarop, naar aanleiding van eene roerende toespraak van den grijzen Prof. M. de Vries van Leiden, het groot Woordenboek der Nederlandsche taal gered werd door den voorzitter Prof. Quack met het stichten eener commissie van bijstandGa naar voetnoot(1), die door eene nationale inschrijving de noodige gelden (meer dan 25,000 fr.) tot voortzetting van dat werk der Nederlandsche Congressen op eenige maanden tijds bijeenbracht; het prachtige feestmaal ter eere van Julius Vuylsteke te Gent (2 October 1887), bij de viering van zijn 25-jarig lidmaatschap in het Algemeen Bestuur van het Willems-fonds, waarop hem zijne Verzamelde prozawerken werden aangeboden en toespraken werden gehouden door Julius Sabbe, Jan Van Beers, Humme namens de Leidsche studenten, H. Loveling namens 't Zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel gaan, burgemeester Lippens van Gent, Prof. Quack van Amsterdam, burgemeester Buls van Brussel en schepen Allewaert van Antwerpen namens den burgemeester der Scheldestad, terwijl nog een huldebrief werd voorgelezen van Prof. Emile de Laveleye van Luik en een meesterstuk van Peter Benoit, de Feestzang ter eere van Vuylsteke (woorden van Julius Sabbe), door den meester op het klavier werd begeleid, waarna Vuylsteke zelf eene onvergetelijke rede hieldGa naar voetnoot(1); de rectorale rede van Mgr. Abbeloos der katholieke hoogeschool van Leuven, waarin hij met achting en waardeering over de Vlaamsche Beweging sprak (November 1887); de briefwisseling tusschen den Cercle Wallon van Gent en de Vlaamsche liberale Vereeniging dier stad over de behandeling der Walen in de Arteveldestad, gevoerd door Prof. Discailles en J. De Vigne (December 1887); de gemeenteverkiezingen der maand October 1887 waarbij te Antwerpen talrijke liberale Vlaamschgezinden (waaronder Jan Van Beers, Jan Van Rijswijck en N. Cuperus), te Gent drie (De Vigne, C. Siffer en Broekhans) en te Brussel burgemeester Buls met George Bergmann (Tony's broeder) gekozen werden, deze twee laatsten ondanks de hardnekkige tegenkanting van de Walen en Franskiljons der hoofdstad; de groote Waalsche meeting van 3000 manGa naar voetnoot(2) te Luik, waarop besloten werd een Mouvement wallon tegen de Vlaamsche Beweging in 't leven te roepen en waarop de Waalsche volksvertegenwoordiger Hanssens, die de taalrechten der Vlamingen in de Kamer heel bezadigd had verdedigd, als verrader werd gebrandmerkt (December 1887). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘Mouvement wallon’In dien tijd kwamen inderdaad de anti-Vlaamschgezinde Ligues wallonnes op. In eene der Brusselsche vōorsteden, te St Gillis, werd de eerste kring van dien aard geboren en liet in 't voorjaar 1886 een manifest verschijnen, waarin te lezen stond: Il n'y a ou plutôt il n'y avait que deux justes revendications flamandes: la première, c'est qu'en matière répressive,, les inculpés ne fussent pas jugés en français, s'ils ne comprenaient pas cette langue. Or, une loi de 1873 leur a donné pleine satisfaction à cet égard et ils ne s'en servent guère. Te Antwerpen, te Gent, te Brussel en in eenige steden van het Walenland kwamen weldra andere Ligues wallonnes tot stand, bestaande schier uitsluitend uit Waalsche ambtenaars, die moeilijkheden maakten in tijd van verkiezingen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
omdat er Vlaamschgezinde candidaten in de groote Vlaamsche steden werden voorgedragen. Alzoo te Brussel in Mei 1886, toen de gematigde liberalen voor de KamerGa naar voetnoot(1) den Vlaamschgezinden burgemeester Buls voordroegen tegen den progressist Paul Janson, die, Luikerwaal van geboorte en zoon van eenen Franschen vader, nochtans meer dan eens de rechten der Vlamingen in het Parlement had verdedigd, maar nu de candidaat der Ligues wallonnes was gewordenGa naar voetnoot(2). Buls, ‘le grand pontife du flamingantisme’, zooals de Walen hem noemden, werd met eene groote meerderheid gekozen. Bij de volgende gemeenteverkiezing van October 1887 werd de aanval op burgemeester Buls hernieuwd, maar te vergeefs. Die tweede kiesstrijd was geopend geworden door een manifest der Brusselsche Ligue wallonne, waarin te lezen stond: Monsieur, Grâce à la complicité d'un grand nombre d'hommes politiques, les flamingants ont acquis aujourd'hui une influence telle que partout, dans les administrations publiques comme dans l'enseignement, les Wallons sont exclus ou livrés à la vindicte de leurs chefs. Het stuk was geteekend: Finet, Bernard, Bertaux, Meur, Martin, Robert en Furnémont. De eerste en de laatste | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brachten het in latere jaren tot leden van het Belgisch Parlement. Zulke stukken - zei Vuylsteke destijds op de jaarlijksche vergadering van het Willems-fonds te Gent - zulke stukken, die het problema oplossen van in het minst mogelijk getal woorden het meest mogelijk getal scheldwoorden en lasteringen opeen te stapelen, verdienen geen antwoord; maar het is noodig ze bekend te maken. In elk geval schenen de mannen der Ligues wallonnes volkomen te goeder trouw. Sedert hun ontstaan is eene nieuwe soort van verbitterde misnoegden in België te voorschijn getreden: de Waalsche martelaars der Vlaamsche Beweging. Het zijn meestal Vlaamschonkundige Walen als ambtenaars in Vlaamsch België gevestigd en halsstarrig weigerend de taal van de bevolking, in wier midden zij leven, voor wie zij aangesteld zijn en door wie zij betaald worden, aan te leeren om in staat te zijn hun ambt behoorlijk waar te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zaak Matton te Gent (1885)In dien zelfden tijd deed zich te Gent een klein geval voor, dat in geheel het land besproken werd. In Maart 1885 had een burgerwacht (de gemeenteonderwijzer Prosper Matton) op de oude Vrijdagmarkt, aan den voet van Jacob van Artevelde's standbeeld, bij de naamafroeping ‘tegenwoordig’ geantwoord in de plaats van ‘présent’. Zijn kapitein Hemelsoet berispte hem bitsig en bedreigde hem met eene gevangzetting in den MammelokkerGa naar voetnoot(1). Vóór den tuchtraad der Burgerwacht door den volksvertegenwoordiger De Vigne verdedigd, werd Matton in September vrijgesproken en van de trappen van het stadhuis tot op de Botermarkt in triomf gedragenGa naar voetnoot(2); maar, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op bevel van generaal Van Loo, ging de tuchtraad vóór het Verbrekingshof te Brussel in beroep tegen de vrijspraak van Matton. Eerst had men te Gent over het geval gelachen; nu werd men verontwaardigd over zooveel hardnekkigheid in de Franschdolheid. In November vernietigde het Brusselsch Verbrekingshof het Gentsche vonnis wegens gebrek in den vorm en zonder den grond der zaak aan te roeren; maar Matton werd teruggeroepen vóór den Gentschen tuchtraad, die hem ten tweeden male vrijsprak. Waarschijnlijk was dit geruchtmakend incident de eerste aanleiding tot de taalwet-Heuvelmans van 1897 over de Vlaamsche commando's der burgerwacht, zooals wij verder zullen zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Camiel ImbrouckHet was ook de aanleiding tot eene krachtige ontwaking van den Vlaamschen geest in de Arteveldestad. De machtige Gentsche volksmaatschappij Nijverheid en Wetenschappen, (tellende nagenoeg duizend leden) riep, op voorstel van haren voorzitter Camiel Imbrouck, al de vrijzinnige kringen van Gent bijeen om de handen ineen te slaan ten einde den overmoed der Franskiljons te stuiten. De bijeenroeping zeide: Uit de zaak Matton, die in onze stad niet ten onrechte zooveel gerucht heeft gemaakt, en uit andere beteekenisvolle feiten is het ons gebleken, dat de verfransching er op uit is het oude Vlaamsche karakter onzer stad te ondermijnen... Het is eene onbeduidende minderheid, die aan de Vlaamsche stad Gent de wet wil geven. Alzoo stichtte Imbrouck in September 1885 den Bond der Vlaamsche liberale maatschappijen van Gent, die niet minder dan een 20-tal kringen omvatte met duizenden leden en niet weinig bijdroeg tot het bekomen van eenen nieuwen Nederlandschen schouwburg, tot de herstelling van het aloud Gravenkasteel, enz. Doch de populaire volksvriend, die zelf uit het volk gesproten was en wegens zijne ingeboren welsprekendheid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en schranderen bedaarden geest geroepen scheen om eene beduidende politieke rol te spelen, overleed plotseling in Juni 1886. Het was een onherstelbaar verlies voor de liberale Vlaamsche zaak te Gent.
Camiel Imbroeck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Manifest der liberale Vlamingen (1886)In December 1886 traden de liberale Vlamingen in 't openbaar op door het uitvaardigen van een breedvoerig manifest. De noodlottige Kamerverkiezingen der vorige Junimaand hadden de laatste vertegenwoordigers van het liberalisme der Vlaamsche gewesten totaal uit de beide wetgevende Kamers gesloten, zoodat alleen Walen er zetelden om de vrijzinnige beginselen te verdedigen. Zij deden het overigens met groot talent en onverdroten moed; maar tegenover de taalkwestie namen zij geregeld eene houding aan, die de liberale Vlamingen griefde en ergerde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overtuigd dat, indien de liberale partij in de Vlaamsche gewesten zoo diep gevallen was, men zulks eerst en vooral wijten moest aan de stelselmatige verfransching der regeerende standen, achtte het Verbond der Vlaamsche liberale Vereenigingen het gepast om eene ernstige vermaning tot de Belgische liberale partij te richten. Zijn manifest, in de beide landstalen verspreid, was eene uitgebreide memorie, waarin aangedrongen werd op de mislukking der liberale propaganda met de Fransche taal sedert 1830 in de Vlaamsche gewesten en op de noodzakelijkheid der vrijzinnige propaganda door middel der volkstaal. Ook de houding der Fransche pers en der Walen tegenover de Vlaamsche Beweging moest veranderen. De hevigste bestrijders der Vlaamsche taalrechten hebben wij ongelukkiglijk gevonden in de liberale pers, op de banken der linkerzijde onzer wetgevende Kamers, in de rangen onzer liberale bondgenooten. Na eene rechtvaardiging der drie taalwetten van 1873, 1878 en 1883, drong het Manifest vooral aan op het belang der laatste uit een liberaal standpunt: Indien men de groote massa des Vlaamschen volks niet ter prooi wil werpen voor de voeten der geestelijkheid, dan moeten de leiders der liberale partij in Vlaamsch België, dan moeten de geletterden in het algemeen en alwie eenigen verstandelijken of zedelijken invloed kan oefenen op die volksmassa, in staat wezen met burger of boer te verkeeren, den minderen man in zijne eigene taal te onderrichten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en te verlichten. Verplichting moet er dus bestaan voor de zonen van den hoogeren burgerstand om zich in het gebruik der volkstaal te leeren bekwamen. Eene verkeerde toepassing der begrippen van vrijheid wijke hier voor het besef eener noodwendigheid van maatschappelijke orde. Met de volgende ernstige woorden werd dit breedvoerig Manifest besloten: Tot de liberalen van het gansche land, zoowel Walen als Vlamingen, die onze beweging nog niet zijn toegedaan, zeggen wij: Dit geruchtmakend stuk was onderteekend door Jan Van Beers als voorzitter, door Arthur Cornette (die de voornaamste opsteller was) als secretaris en verder door Julius Vuylsteke, Jan Van Rijswijck, Aug. Couvreur, Jhr. A. de Maere-Limnander, J. De Vigne, Max Rooses, L. Vanderkindere en meer andere Vlaamsche liberale leiders. Het maakte indruk in het Vlaamsche land, maar scheen niet van eenigen invloed te zijn op de Walen noch op hunne liberale afgevaardigden in de Kamers, die, ondanks deze zoo ernstige vermaningen van een goed deel hunner beste partijgenooten uit de Vlaamsche gewesten, niets meenden te moeten veranderen aan hunne hardnekkige vijandigheid tegenover alles wat met het wegnemen der Vlaamsche taalgrieven in verband stond. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze taal en ons Koninklijk StamhuisDe eerste Koning der Belgen was een Duitsche prins, een hertog van Saksen-Coburg, die na 1830 in ons Franschgezind landje niets anders dan Fransch sprak, hetgeen in dien tijd schier niemand ergerde. Leopold I toonde zich overigens niet vijandig aan de taal der Vlamingen, ‘ce bon vieux flamand’, zooals hij eens zeideGa naar voetnoot(1). Hij sprak het nooit in 't openbaar, maar verzekerde meer dan eens, dat hij het kendeGa naar voetnoot(2). Op 1 September 1856 woonde hij te Gent in den Minardschouwburg met de koninklijke familie eene Vlaamsche vertooning bij en werd er door Van Peene toegesproken in dezer voege: Indien wy heden U, Sire, het woord in het Vlaemsch toevoegen, dan is het omdat wy de overtuiging hebben, dat, by deze algemeene vreugdebetooning, de uitdrukking onzer gewaerwordingen, om opregt te zyn, niet anders mag gebeuren dan in eene tael, in welke wy gevoelen. Voor U, Sire, wy weten het, moet Vlaemsch en Fransch dezelfde regten hebben... Leopold I antwoordde in het Fransch en zeide, dat hij in het Vlaamsch zou kunnen antwoorden, maar vreesde het zoo kundig niet te doen als de heer Van Peene; dat hij, evenals de Vlamingen, het Vlaamsch beminde, hetwelk hij las en schreef en dat, als 't ware, ook zijne taal was, dewijl | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitsch en Vlaamsch tot eenen stam behooren. Hij beloofde verder alles te zullen in 't werk stellen, opdat alle Belgen, welke taal zij spraken, gelijke rechten zouden genieten. Denzelfden dag, bij het inwijden van het stapelhuis van
Leopold I
het Dok, liet Leopold I zijne verwondering blijken, dat het opschrift van den herinneringssteen in 't Fransch alleen was, en dit gezegde van den Koning werd door de Vlamingen gretig opgevangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Conscience's benoeming tot praeceptor der Prinsen (1847)'s Konings oudste zoon, de toekomstige Leopold II, werd te Brussel den 9 April 1835 geborenGa naar voetnoot(1). Al was zijne moeder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene Fransche prinses (dochter van koning Louis-Philippe), toch scheen men aan 't Hof begrepen te hebben, dat de taal der Vlamingen hem niet vreemd mocht blijven. Toen hij 12 jaar oud was, verscheen in den Moniteur een koninklijk besluit van 21 Juli 1847, van den volgenden inhoud: Willende aan den heer H. Conscience, griffier bij de Kon. Academie van schoone kunsten te Antwerpen, een bijzonderen blijk onzer achting geven en de pogingen erkennen door hem zoo gelukkig aangewend om door zijne werken den smaak tot de Vlaamsche letterkunde op te wekken; Dit koninklijk besluit was eene der laatste daden van het reeds zoo goed als ontslagen clericaal ministerie der zes Malou's, dat kort daarna door het liberaal ministerie Rogier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd opgevolgd. Daarenboven was Conscience in dien tijd nog niet de alom geëerbiedigde patriarch der Vlaamsche letterkunde, die later buiten en boven de staatspartijen stond. Hij had te Antwerpen in de jaren 1830-40 eene zeer rumoerige rol gespeeld in de rangen der jonge radicalen. Daarna had hij eene clericale uitgave bezorgd van zijn Wonderjaar en van zijnen Leeuw van Vlaanderen. Eindelijk was hij in een paar gemeenteverkiezingen candidaat der clericale oppositie geweest en had de liberalen op de ruwste en soms grofste wijze aangerand of laten aanranden in het schimpblad De Roskam, waar hij medeopsteller van was. Nu het aftredend en reeds ter dood veroordeeld clericaal ministerie hem benoemde tot Vlaamschen praeceptor der Prinsen, stak een onweder op in de pers, vooral te Antwerpen. De Précurseur beschuldigde hem van eerst ultra-democraat geweest te zijn en daarna paapsgezind te zijn geworden en besloot als volgt: Aujourd'hui Babeuf, demain Linguet, cela peut être tout ce que l'on voudra, excepté un titre de recommandation suffisant pour être précepteur de la famille royale. De tels choix stupéfient, affligent, et l'on ne peut voir l'éducation de ceux qui seront un jour les chefs de l'État, confiée à de semblables FénelonsGa naar voetnoot(1) De clericale bladen verdedigden Conscience's benoeming, die natuurlijk, buiten de groep zijner persoonlijke vijanden, door de Vlaamschgezinden goed werd onthaald. Wat verder gebeurd is, werd nooit klaar getrokken. Men vertelde, dat Rogier, die minister van binnenlandsche zaken en hoofd van het liberaal kabinet was geworden, zich verzette tegen het aanleeren van de moedertaal der Vlamingen door de twee koninklijke prinsen. Rogier zou Conscience ontboden hebben, om hem mede te deelen, dat hij geene les geven mocht, maar zijne jaarwedde zou behouden, waarop Conscience zou geweigerd hebben die vernederende rol te spelen en zijn ontslag als praeceptor zou hebben ingediend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat er ook van zij, nooit heeft Conscience eene enkele Vlaamsche les gegeven aan de zonen van Leopold IGa naar voetnoot(1). Als hertog van Brabant en als koning volgde Leopold II het voorbeeld van zijn vader. Herhaaldelijk betuigde hij zijne sympathie voor de taal van Vlaamsch België, maar sprak altijd Fransch, zelfs wanneer Vlaamsche adressen hem in 1853 bij zijn huwelijk te Antwerpen werden aangeboden door de Vlaamsche kringen en door de juffrouwen der burgerij, of wanneer hij de leiders der Nederlandsche Congressen van Antwerpen (1873) en van Brussel (1876)Ga naar voetnoot(2) of de leden der pas gestichte Koninklijke Vlaamsche Academie in 1886 plechtig ontving. Nu en dan rees daar in de Vlaamsche pers eene vinnige polemiek over op; en meer dan eens, toen beweerd werd, dat de Koning met eenen werkman op eene tentoonstelling of met eenen boer te platten lande een paar woorden Vlaamsch gesproken had, werd zulks door anderen geloochend of betwijfeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De brief van 't Willems-fonds aan Prins Boudewijn (1886)Zou het derde geslacht onzer koningen ook Vlaamschonkundig blijven? Ziedaar de vraag, die velen in Vlaanderen stelden en die nu en dan in de pers werd opgeworpen, daar de vermoedelijke erfprins, een zoon van 's Konings broeder, de jonge prins Boudewijn zijne leerjaren was ingetreden. Den 25 October 1885 waren de afgevaardigden van al de afdeelingen van het Willems-fonds te Gent in de zaal van het Lakenmetershuis vergaderd, toen een der aanzienlijkste Vlamingen van Antwerpen, Max Rooses, het woord vroeg en sprak als volgt: Gij hebt allen gezien, dat in de verschillende Vlaamschgezinde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bladen van het land de aandacht gevestigd wordt op een punt betreffende den persoon, die eens geroepen is om over ons land te regeeren. De twijfel is uitgesproken, of onze toekomende vorst onze taal zou kennen. Ik denk, dat het onze plicht is een blijk te geven van onze bezorgdheid over dien toestand met de aandacht van het vorstenhuis te vestigen op onze grieven, op onzen taalstrijd. Luide toejuichingen begroetten deze motie en de voorzitter Julius Vuylsteke antwoordde lakonisch: ‘Er wordt van dien wensch acte genomen’. Moeilijk was het, op eene kiescher wijze dit kiesche vraagstuk aan te vatten. Na rijpe beraadslaging over den tekst zond het Algemeen Bestuur van het Willems-fonds, den 12 Maart 1886, aan Prins Boudewijn eenen brief, onderteekend door al zijne leden, waaronder den voorzitter Julius Vuylsteke, den raadsheer aan het Gentsch Beroepshof Aug. Gondry als secretaris, den volksvertegenwoordiger J. De Vigne en meer andere mannen van naam en stand. Die brief luidde als volgt: Koninklijke Prins, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit al hunne macht de verspreiding der Fransche taal in de hand werkten, hadden de Vlaamsche deelen van het land altijd het gebruik hunner taal in de verschillende takken van het bestuur als een hunner kostbaarste rechten geëischt en grootendeels gehandhaafd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heid gegeven worde die taal in het openbaar te gebruiken. Dit feit zou in de jaarboeken van ons volk als eene heuglijke gebeurtenis aangeteekend worden; het zou, door een nieuw bewijs van gelijkstelling aller Belgen, niet alleen veel bijbrengen tot toenadering en eensgezindheid tusschen de burgers, maar ook den band, die het vorstenhuis en het volk vereenigt, nog nauwer en inniger maken. Dit merkwaardig stuk, voor hetwelk men moeilijk eenen gepasteren vorm zou kunnen uitdenken, dat uitging van de machtigste instelling der Vlaamsche Beweging en onderteekend was door mannen van het hoogste gezag in Vlaanderen, bleef zonder het minste antwoord vanwege Prins Boudewijn. Zelfs geen droog bewijs van ontvangst werd uit het Paleis van Brussel teruggezonden, hetgeen eene algemeene verwondering, die niet van wrok en verbittering vrij was, in Vlaamsch België verwekteGa naar voetnoot(1). Eenige dagen vóór de verzending van den brief van 't Willems-fonds aan Prins Boudewijn had te Brussel, op 28 Februari 1886, eene vergadering plaats gehad van afgevaardigden der taalminnende studentengenootschappen der vier Belgische hoogescholen. Er werd besloten, dat zij, in naam der Vlaamsche jeugd, een verzoekschrift aan de koninklijke familie zouden aanbieden, om te vragen dat de toekomstige koning van België hunne moedertaal zou aanleeren. In hoeverre aan die studentenbeslissing gevolg werd gegeven, is onbekend. Maar, toen eenige maanden later, de Leuvensche student Adolf Pauwels aan Prins Boudewijn een Vlaamsch dichtstuk opdroeg en toezond, ontving hij, reeds drie dagen nadien (19 December 1886) van wege den Prins, die met geen enkel woord op het plechtig vertoogschrift van het Willems-fonds had geantwoord, eenen hartelijken Vlaamschen bedankingsbrief, onderteekend door 's Prinsen praeceptor Jules BosmansGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tevens werd in de pers vermeld, dat Prins Boudewijn op een feestmaal aan 't Hof met Mgr de Haerne en op een hofbal met Mevrouw Gericke van Herwijnen, echtgenoote van den Nederlandschen gezant, onze taal gesproken had en dat hij te Hooidonk (Maria-Leerne), op eene groote jachtpartij gegeven door den voorzitter van den Belgischen Senaat, met eenige boeren uit den omtrek van Gent, die het wild opjoegen, ook wat Vlaamsch gesproken had. Te gelijk deelden de dagbladen het nieuws mede, dat koning Leopold II, die in Engeland een omreisje deed, overal redevoeringen hield in sierlijk Engelsch, evenals hij in Duitschland bij dergelijke gelegenheden de taal des lands even goed sprak, terwijl hij zijne Vlaamsche onderzaten steeds in het Fransch te woord moest staan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Breidelfeesten te Brugge (1887)Juist in dienzelfden zomer waren de Breidelfeesten te Brugge gekenmerkt door het optreden van Koning Leopold II en van Prins Boudewijn op eene echt verrassende wijze. Gedurende meer dan twintig jaren had te Brugge eene commissieGa naar voetnoot(1), waarvan Hendrik Conscience het eerevoorzitterschap had aanvaard en Julius Sabbe de ziel was, eene volksinschrijving geopend om op de Groote Markt tegenover den Halletoren een beeld op te richten ter eere van Jan Breidel en Pieter De Coninc, de helden van den Guldensporenslag te Kortrijk in 1302. Die Breidel-commissie, in 1881 door de stad Brugge officieel erkend, had in Juni 1885, nu de noodige gelden bijeen waren, in overleg met Stad en Staat den beeldhouwer Paul De Vigne en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den bouwmeester Delacenserie belast met het vervaardigen van het gedenkteeken, dat op 11 Juli 1887 zou ingehuldigd worden. In den loop van 1886 schond het clericaal stedelijk bestuur van Brugge die gesloten schriftelijke overeenkomst en droeg het inrichten der feesten aan eene andere commissie
Julius Sabbe
op, samengesteld uit politieke vrienden. Die officieele feesten werden op 15 Augustus gesteld; doch de Breidelcommissie liet zich niet afzetten en kondigde aan, dat zij het gedenkteeken op den eerst gestelden datum inhuldigen zou; en zij hield haar woord. Alzoo had het eerste Breidelfeest den 11 Juli 1887 plaats. De Groote Markt zag zwart van de duizenden Vlamingen uit alle steden en dorpen saamgestroomdGa naar voetnoot(1) om de helden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Standbeeld van Breidel en De Coninc te Brugge
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Conscience's Leeuw van Vlaanderen te herdenken. Trompetten schalden van op den Halletoren en onder de leiding van Peter Benoit, die den staf zwaaide over tienduizenden zangers, werden in de opene lucht Richard Hol's Voor Vlaanderens gouden kusten en Benoit's Lied der Vlamingen door de volksmassa uit volle borst donderend aangeheven, terwijl het onthulde bronzen tweelingbeeld op zijn grijs arduinen voetstuk in de glansende Julizon oprees boven aller hoofden. De ontzaglijke menigte was eerst zingend geschaard rondom het gedenkteeken; daarna kwam de optocht in beweging om bloemen en groen en palmtakken aan den voet der twee helden te strooien, altijd hooger en hooger; weldra kwamen de stoutsten met ladders aan om kronen, bloemenruikers en loovertakken aan de beelden zelven te gaan hangen, zoodat Breidel en De Coninc ten slotte onzichtbaar waren geworden onder al de kransen en festoenen. Het geheele standbeeld was in eenen berg van bloemen en groen herschapen. Toen Conscience in 1839 zijn gloeiend boek schreef, kenden de Vlamingen niets van hunne helden. Dat heerlijk Breidelfeest bewees, dat het nieuw geslacht zijne voorouders waardeerde en uit hun voorbeeld vaderlandsliefde, nationalen trots en eigenwaarde geput had. Een eigenaardiger of indrukwekkender volksfeest zal wel zelden in Vlaanderen of elders plaats gegrepen hebben. In de Noordnederlandsche couranten, in de Times, in de Kölnische Zeitung, in meer andere groote buitenlandsche dagbladen kwamen geestdriftige verslagen voor over dat groote feest der Vlamingen, dat ook in België diepen indruk maakte. Zelfs de verslaggever der Franschgezinde Etoile belge schreef over de houding der menigte: Alle zielen vlammen met hetzelfde vuur; men weent, men omhelst elkander. Nooit werd iets dergelijks gezien bij het onthullen van een standbeeld. Men had hier eene levende bladzijde, eene herinnering aan de schoonste heldenstrijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Koning te BruggeEenige weken later had het officieel tweede Breidelfeest op dezelfde Groote Markt van Brugge den 15 Augustus plaats. Op den eersten feestdag was alles vaderlandsliefde en Vlaamschgezindheid geweest; op den tweeden was alles stijf en Fransch getint. Al de redevoeringen waren Fransch evenals het geroep: Vive le Roi! dat koning Leopold II onthaalde. Het schijnt - schreef Het Volksbelang - dat de Vlamingen den Koning niet anders kunnen verwelkomen sedert 1830. Zij doen het instinctmatig, daar zij wel gevoelen, dat hun vorst geen Vlaamsche koning is. Op eene estrade vóór het beeld van Breidel en De Coninc hield Leopold II eene Fransche redevoering, die door niemand buiten de officiëele personen gehoord werd en slechts 's anderendaags in de dagbladen te lezen stond. Een historische stoet, waar de twee helden van 1302 zelfs niet in verschenen, trok de straten door, vol pracht en pronk, maar zonder het gapend publiek aan te grijpen. Doch 's anderendaags, toen 's Konings rede algemeen bekend werd, liep eene rilling door gansch België. Die prachtige echt koninklijke toespraakGa naar voetnoot(1) bevatte onvergetelijke woorden als: En érigeant ce bronze expressif, en glorifiant les sentiments et les actes dont il est le symbole, les Flamands proclament que les mêmes sentiments les animent, qu'ils seraient capables des mêmes actes, qu'aujourd'hui ni jamais ils ne cesseront d'être dignes des Flamands de 1302. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Groot was de indruk dier koninklijke woorden in den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lande. Vooral de Vlamingen waren tot in het diepste van hun hart geroerd. Door velen in Vlaamsch België werd het nochtans betreurd, dat die redevoering des Konings alweer in het Fransch was geweestGa naar voetnoot(1). Daarover schreef Het Volksbelang met algemeene instemming: Al de roerende herinneringen uit 's Konings rede aan het grootsch verleden van ons volk en aan den Leeuw van Vlaanderen, ‘die niet slapen mag’, zullen het de Vlamingen niet doen vergeten, dat hun Koning vóór het beeld van Breidel en De Coninc de taal der helden van den Guldensporenslag, onze moedertaal zou moeten kunnen spreken. Doch een verrassend nieuws deed weldra de ronde in de drukpers. Te gelijk schreven De Zweep van Brussel en La Meuse van Luik, dat de Koning voornemens was geweest zijne rede te Brugge in het Nederlandsch te houden, en er den Franschen tekst reeds had laten van vertalen, toen hij op aandringen van den Brugschen burgemeester graaf A. Visart de Bocarmé van zijn voornemen had afgezien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prins Boudewijn te BruggeWat er ook van zijGa naar voetnoot(1), er moet iets van belang aan het Hof gebeurd zijn; want onverwacht zag men 's anderendaags (16 Augustus) de jonge Prins Boudewijn te Brugge aankomen. Van bij zijn uitstappen uit den trein aan de spoorhalle, waar hij door de overheden ontvangen werd, tot aan zijn vertrek 's avonds laat, ontviel hem geen enkel Fransch woord. Overal sprak hij sierlijk Nederlandsch. In den schouwburg woonde hij de vertooning van een overigens potsierlijk gelegenheidstukGa naar voetnoot(2) bij, dat door Westvlaamsche studenten werd opgevoerd, en hij werd er door de opgewonden jeugd geestdriftig onthaald. Als het orkest Miry's Vlaamschen Leeuw aanhief, stond de Prins op en bleef recht tot aan de laatste akkoorden van den nationalen krijgszang der Vlamingen, hetgeen hem eene nieuwe geestdriftige ovatie bezorgde. Het nieuws van zijne aankomst had zich te Brugge bliksemsnel verspreid. Het volk stroomde toe en was als uitzinnig van vreugde. Overal klonk de kreet: Wij hebben eenen Vlaamschen Prins! Men wilde de paarden van zijn rijtuig uitspannen, toen hij laat in den avond naar den spoorweg terugreed. Nog nooit was in Vlaamsch België sedert 1830 eene dergelijke hulde aan eenen prins van ons vorstenhuis bewezen geworden. Niet minder dan 's Konings rede te Brugge werd Prins Boudewijn's Vlaamsch optreden in de binnen- en buitenlandsche pers druk besproken. De Vlaamsche dagbladen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jubelden en Prins Boudewijn had op eenige uren tijds onder de Vlaamsche bevolking van België eene populariteit gewonnen, die niets meer kon uitwisschen; doch de Walen en Franskiljons waren als in 't hart getroffen en konden hunnen wrok maar slecht verduiken. Ook trachtte de ‘Vlaamsche Prins’ dat in hunne oogen weer goed te maken, door in October 1887 te Brussel in den Cercle Wallon eene vertooning van het Waalsch blijspel Tâti li Perruquî (Tâti de kapper) te gaan bijwonenGa naar voetnoot(1). Dat de jonge Prins te Brugge niet zonder voorkennis des Konings, maar integendeel op zijn uitdrukkelijk bevel gehandeld had, staat vast; want 't is voor niemand een geheim, dat Leopold II al de openbare daden der prinsen uit zijn stamhuis eigenmachtig regelt. Overigens zag men den Koning weldra zelf het voorbeeld volgen van Prins Boudewijn en eene officiëele rede in de moedertaal der Vlamingen houden, tot algemeene verbazing en opschudding in België. Zulks geschiedde bij de inwijding van den Nederlandschen schouwburg te Brussel en ziehier in welke omstandigheden die gewichtige gebeurtenis plaats had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste Vlaamsche redevoering van Leopold II (1887)Den 27 September 1887 werd burgemeester Buls door Leopold II in zijn paleis te Brussel ontvangen; hij ging er den Koning uitnoodigen om de eerste vertooning in den nieuwen Nederlandschen Schouwburg der hoofdstad met zijne tegenwoordigheid te vereeren. De Koning drukte zijne spijt uit, dat hij zich juist met de Koningin naar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berlijn moest begeven om het jubelfeest der Duitsche keizerin Augusta bij te wonen; maar hij beloofde, bij zijnen terugkeer, aan 's Burgemeesters verlangen zeer gaarne te zullen voldoen. Buls voegde er dan deze woorden bij: ‘J'aurai l'honneur, Sire, de vous souhaiter la bienvenue en flamand dans le temple érigé pour l'art dramatique flamand.’ Waarop de Koning antwoordde: ‘Mon cher bourgmestre, vous m'offrez là une bonne occasion pour vous répondre dans cette même langue nationale.’ Dit nieuws, aan De Zweep door burgemeester Buls medegedeeld, werd in het Vlaamsche land met groote vreugde vernomen en den 1 October door Julius Vuylsteke in zijne openingsrede der jaarlijksche algemeene vergadering van het Willems-fonds te Gent met de volgende woorden plechtig toegejuicht: Wat de Koning te Brugge zelf niet deed, liet hij zijn neef, den vermoedelijken erfprins doen. Van de verrijzenis in onsterfelijk brons van Breidel en De Coninc dagteekent de verbintenis door de taal van ons koninklijk stamhuis met het Vlaamsche volk... En wat de Koning zelf te Brugge niet deed, zal hij binnen kort in den nieuwen Nederlandschen Schouwburg te Brussel doen. Ook hij zal voor de eerste maal, in eene openbare plechtigheid, de taal van ons volk spreken, ditmaal daarin door eenen burgemeester niet tegengewerkt, maar voorgegaan en aangespoord. Den 13 October hield Leopold II woord. Hij verscheen met de Koningin in den Nederlandschen schouwburg, vergezeld door al zijne clericale ministers (J. Vandenpeereboom uitgezonderd, die gezegd werd nooit den voet in eene tooneelzaal te zetten uit Roomsche vroomheid) en van de gansche officieele wereld der hoofdstad, gelint en gekruist. Burgemeester Buls ontving den Koning met eene knappe Nederlandsche welkomrede; en Leopold II las met klare stem en eenigszins Duitschgetinte uitspraak zijne eerste Nederlandsche officieele redevoering, die luidde als volgt: Ik bedank U, mijnheer de Burgemeester, over de woorden, welke gij mij komt toe te sturen. Zij beantwoorden aan mijne eigene gevoelens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Langs de Brusselsche straten waren de Koning en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koningin bij hunne aankomst in den Schouwburg omstreeks 9 uren door de toegestroomde menigte toegejuicht geworden, zooals hun zelden was gebeurd. In de zaal heerschte natuurlijk de grootste geestdrift, die te middernacht bij het wegrijden van het vorstelijk paar haar toppunt bereikte tot vóór
Nederlandsche Schouwburg te Brussel
de poort van het koninklijk paleis. Het gebruikelijke: Vive le roi! was vervangen door: Leve de Koning! Leve de Koningin! Zelfs werd geroepen: Leve onze Vlaamsche Koning! hetgeen met bitterheid door zekere Waalsche dagbladen werd opgeschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door den telegraaf en de pers werd de heuglijke gebeurtenis in en buiten België alom bekend gemaakt en druk besproken. De Vlamingen juichten, omdat de Koning eindelijk voor de eerste maal (57 jaren na de Belgische Omwenteling) hunne taal in 't openbaar gesproken had en zuiver Vlaamsche gevoelens had uitgedrukt. De Walen en Franskiljons waren verrast en misnoegd, maar moesten toch gaan denken: De Vlaamsche Beweging is meer dan wij meenden, daar de Koning na Prins Boudewijn zich niet schaamt het Vlaamsche boerendialect in eene officieele redevoering te gebruiken. En Europa had nu vernomen, dat België niet een aanhangsel van Frankrijk isGa naar voetnoot(1), maar een tweetalig land, waarin de Koning en zijn stamhuis de Germaansche moedertaal van de grootere helft der Belgische bevolking spreken en eerbiedigen. Deze gebeurtenis - schreef Het Volksbelang - is stellig de schitterendste zegepraal der Vlaamsche Beweging sedert 1830. Zij was een rechtstreeksch gevolg van de groote Breidelfeesten te Brugge, die door de ziel van het Vlaamsche volk als eenen electrischen schok hadden doen loopen, welke tot in het paleis onzer koningen was gevoeld geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Koningin en onze taalTwee jaar later, in December 1889, meldde de Bien Public van Gent, dat bij een gastmaal te Brussel in het Paleis, door den Koning aan een zeventigtal leden der Kamers aangeboden, de Koningin Vlaamsch gesproken had met eenen volksvertegenwoordiger en dat zij hem verzekerde, dat zij slechts onlangs onze volkstaal had leeren spreken. De Koningin zeide alsdan - zoo schreef de Bien Public - dat, ofschoon zij het Vlaamsch sedert verscheidene jaren verstond, zij het tot vóór twee jaren echter niet spreken kon. Verlangend dit te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen, had zij een meisje uit de Kempen in haren dienst genomen, dat geen woord Fransch verstond; en zoo kon Hare Majesteit zich weldra goed in onze taal uitdrukken en kent zij thans reeds onze schoone en rijke letterkunde. Dit verrassend nieuwsje werd onder de Vlamingen met eene mengeling van innige voldoening en ongeloof onthaald. Het scheen hun zoo vreemd, dat hunne Koningin zich op
Koningin Maria Hendrika
gevorderden leeftijd de moeite zou gaan geven het Vlaamsch te leeren spreken. En toch had men geene ernstige reden om aan de waarheid van het bericht te twijfelen; en daarom voelde onze bevolking zich gestreeld en vereerd door die handelwijze onzer Koningin, die anders onder de Vlamingen weinig bekend was. Indien men aan 't Hof te Brussel wist, hoe zeker men met zulke kleinigheden het hart van een volk wint, dan zou men er stellig meer prijs aan hechten. De Vlaamsche redevoering van den Koning bij de ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hulling van den nieuwen Nederlandschen Schouwburg te Brussel heeft meer gedaan voor zijne populariteit onder de kleine burgers, werklieden en boeren van Vlaamsch België dan zijne edelste daden als Koning. De kleine toespraken van Prins Boudewijn te Brugge tijdens de Breidelfeesten en elders hebben hem eene algemeene sympathie en hartelijke verkleefdheid onder de Vlamingen verworven, nog voordat hij den tijd had iets te verrichten om recht op 's volks dankbaarheid te verkrijgen. ‘Onze Vlaamsche Prins’ is de naam, dien het volk hem aanstonds gegeven had en dien hij behield. En in dien eenvoudigen naam lag meer liefde besloten dan er sedert 1830 ooit in Vlaanderen, onder de lagere standen, voor ons overigens zoo verdienstelijk vorstenhuis bestaan heeft. Ter gelegenheid van het Vlaamschspreken der Koningin herinnerde men, dat, toen Maria Hendrika met Koning Leopold II, den toenmaligen jongen hertog van Brabant, verloofd werd, zij eene Oostenrijksche aartshertogin was. In Oostenrijk leeren de leden van het keizerlijk stamhuis zorgvuldig de talrijke talen der monarchie aan; en dat is geen klein werk! Een Oostenrijksche prins of prinses leert aldus Duitsch, Magyaarsch, Czechisch, Poolsch, Kroatisch, enz. De jonge aartshertogin en hare omgeving beeldden zich natuurlijk in, dat men in België de beide landstalen in eere hield; en Maria Hendrika, die reeds Fransch kende, kreeg eenen leermeester om Vlaamsch te leeren en aldus waardig te worden de toekomstige Koningin van ons tweetalig land te zijn. Toen zij in 1853 te Brussel aankwam, kende onze Koningin Vlaamsch. Maar aan ons verfranscht Hof werd zij eenvoudig uitgelachen, en men zeide haar, dat het Vlaamsch in België eene verachtelijke straattaal is, die een fatsoenlijk mensch niet kentGa naar voetnoot(1). En zoo leerde de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jonge Oostenrijksche aartshertogin spoedig in België haar Vlaamsch af, en zoo kwam het, dat zij veertig jaar later onze taal uit den mond van een Kempisch boerenmeisje opnieuw moest aanleeren. Lag in die eenvoudige feiten niet eene hooge les besloten? Zouden onze verfranschte hoogere standen, die toch niet beneden zich moesten achten wat de Koning, de Koningin en Prins Boudewijn deden, eindelijk niet inzien, dat zij, die de leidende klassen willen heeten, de volkstaal moesten kennen en spreken, zij die tot hiertoe in hunne verwaandheid niet boven, maar buiten hun volk waren gaan staan? Er was inderdaad iets zeer gewichtigs in België veranderd, nu het Hof, tot hiertoe het sterkste bolwerk der Fransche mode, op zijne beurt ook aan 't bekeeren was en begon met de Vlaamschgezinden af te rekenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze taal in het Belgisch legerOp geen enkel gebied werkte de Franschgezinde Omwenteling van 1830 zoo stelselmatig als in het Belgisch leger. Het Fransch werd dadelijk de eenige taal der commando's en der algeheele administratie en het officierenkorps bestond uitsluitend uit Walen, Franschen en verfranschte Vlamingen; zelfs de sergeanten, brigadiers en korporaals moesten het Fransch machtig zijn, zoodat de Vlaamsche soldaat, die niets dan zijne moedertaal kende, nooit tot eenigen graad opklimmen kon en zich in het leger geheel vreemd gevoelde, alhoewel de grootere helft der lotelingen van ieder jaar louter Vlamingen zijn. Ook was van den beginne af de kazerne een voorwerp van afschuw en schrik voor de Vlamingen, die er blootstonden aan de ‘Waalsche koeionnade’, zooals zij het heetten in hunne schilderachtige soldatentaal. In 1857 had de Commissie der Vlaamsche taalgrieven, op voorstel van haar medelid den Vlaamschgezinden Waal L. Jottrand vader, het vraagstuk ernstig onderzocht. Haar besluit was geweest: Het eenig uitvoerbaer middel is de inrigting van het Belgisch leger in Vlaemsche regimenten, geligt in de Vlaemsche gewesten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en bestuerd en gekommandeerd in het Nederduitsch, en in Waelsche regimenten, geligt in de Waelsche provinciën, en bestuerd en gekommandeerd in het Fransch. Doch in 1857 ging er tegen dit voorstel een echte storm op, die niet weinig bijdroeg om al de overige werkzaamheden der Grievencommissie verdacht te maken; want men meende algemeen, dat 's lands eenheid in gevaar zou worden gebracht, indien lotelingen uit dezelfde provincie in hetzelfde regiment dienden. Het Fransche krijgsstelsel der versmelting van alle jongelingen uit Oost en West en Noord en Zuid was ten onzent een militair dogma, dat integendeel in de voornaamste landen van Europa, vooral in Duitschland, als de gevaarlijkste aller militaire ketterijen wordt beschouwd, omdat daardoor de snelheid der mobilisatie in oorlogstijd wordt belemmerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het wetsvoorstel Visart-Wagener (1884)Wat er ook van zij, niemand dacht in België ernstig aan de mogelijkheid der vervlaamsching van het leger, op welk gebied ookGa naar voetnoot(1), toen in 1884 het vraagstuk plotseling, geheel onverwacht en schier toevallig werd opgeworpen door | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee volksvertegenwoordigers: Graaf Léon Visart de Bocarmé (Veurne) en Prof. Wagener (Gent), die er eerst alleen op uit waren om de eenzijdige wiskundige opleiding der Belgische officieren in de krijgsschool te wijzigen. In zitting van 8 Februari 1884 werd een door hen neergelegd wetsvoorstel in aanmerking genomen. Te dier gelegenheid zeide Wagener: Indien de Kamer de kennis van het Vlaamsch als onmisbaar voor alle officieren beschouwde, wij zouden het niet zijn, die er zouden tegen op komen. Dadelijk veŕklaarde Coomans (Turnhout), dat deze zaak van het hoogste gewicht was en stellig bij de wet in den Vlaamschgezinden zin moest worden geregeld. Maar wanneer Visart zich geneigd toonde om Coomans daarin te volgen, kwam Jamme (Luik) namens de Walen de stelligste voorbehoudingen maken tegen eenen maatregel, die, volgens hem, de uitsluiting van de Walen uit het Belgisch leger ten gevolge zou gehad hebben. De Decker (Antwerpen) antwoordde hem bondig en Coomans, zinspelende op de kennis der oude en vreemde talen, die van de officieren werd gevergd, terwijl men hun geen Nederlandsch oplegde, zegde ten slotte heel raak: Messieurs, ne faites pas à la majorité des Belges cet affront d'inscrire dans la loi que le latin, l'allemand et l'anglais sont plus respectables que le flamand. Cela est intolérable. (Des membres: Très bien!) Dat was eene eerste schermutseling tusschen Vlamingen en Walen. Als naar gewoonte werd het wetsvoorstel Visart-Wagener naar de afdeelingen der Kamer verzonden, waar het een paar jaren bleef hangen. In Juni 1886 werd Prof. Wagener te Gent niet herkozen. In Januari 1887 bracht de middelafdeeling eindelijk haar verslag uit. Eenparig had zij het voorstel, op aandringen van Coremans, volledigd met eene bepaling, waarbij, te rekenen van 1 Januari 1890, niemand meer tot officier zou mogen benoemd worden in het Belgisch leger, indien hij niet het bewijs leverde de twee landstalen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
machtig te zijn. Aldus was dit onschuldig wetsvoorstel gaandeweg eene soort van taalwet geworden. Bijna een jaar verliep nog verder, voordat het eindelijk in behandeling kon komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bespreking in de Kamer (1887)Dit geschiedde den 1 December 1887, kort na de verbittering ontstaan onder de Walen en Franskiljons door het optreden van Prins Boudewijn te Brugge en door de Nederlandsche redevoering van Koning Leopold II in den nieuwen Vlaamschen Schouwburg te Brussel. Een hevige twist ontstond bij den aanvang der beraadslaging en de Belgische paria's, de Walen, gaven een soort van galavertooning in de Kamer voor de galerie van het Mouvement Wallon. Coremans, die de bespreking inleidde, had het Ministerie bedankt, dat zich met het stelsel der middelafdeeling vereenigd had. ‘Dat is de uitsluiting van de Walen! De Walen hebben niet hetzelfde gemak als de Vlamingen om andere talen aan te leeren,’ riep de Waal Paternoster (Zinik); waarop Coremans antwoordde: Toe maar! Ze zijn zoo dom niet als zij ons wel willen wijs maken. Wanneer zij er belang bij hebben zich onbekwaam te verklaren, dan doen zij zulks. Maar dat belet hen niet al de plaatsen na te jagen. Welnu, als men het publiek wil dienen, dan is 't noodig zich door het publiek te doen verstaan. Hierop barstte een onweder los. De liberale linkerzijde, die (buiten Buls en De Stuers) uitsluitend uit Walen bestond, eischte, dat Coremans tot de orde zou worden geroepen. Zelfs een clericale Waal (de Baré de Comogne) deelde in die weinig begrijpelijke opwinding en riep uit: De Walen zijn zoo moedig en zoo eerlijk als de Vlamingen, mijnheer Coremans. Ik teeken protest aan tegen uwe woorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook de Waalsche Minister de Moreau, die verzoenend optrad, zeide: De heer Coremans kan niet veronderstellen, dat wij, Walen, minder dan de Vlamingen ons vaderland beminnen. De Walen hebben altijd zooveel opofferingsgeest voor 't vaderland getoond als de Vlamingen, zoowel tegenover den vreemdeling als elders. Ik hoop, dat hij zelf zal erkennen, dat men zijne uitdrukking verkeerd heeft uitgelegd. Maar Coremans toonde zich onverzoenlijk. De Walen werden meer en meer opgewonden; men ging aan 't twisten over Vlaamsch, Hollandsch en Fransch, en Bara beweerde, dat Coremans gezegd had, ‘dat de Vlaamsche bevolking de beste des lands is’; en hij voegde er bij: Zoo de heer Coremans zijne woorden niet intrekt of de achtbare voorzitter hem niet tot de orde terugroept, dan zal men zeggen, dat wij Walen, door de schuld des voorzitters en der meerderheid in deze Kamer, zonder bescherming zijn. (Levendige goedkeuring en toejuichingen, links.) Te vergeefs trachtte de voorzitter De Lantsheere de linkerzijde tot bedaren te brengen. Het debat liep uit op eene soort van werkstaking der Walen: De heer Bara. Dus mag men ons beleedigen! (Gerucht.) Dit parlementair onweder, veroorzaakt door de zenuwachtigheid der misnoegde Walen, die Coremans niet konden vergeven, dat hij hen vroeger uitgescholden had voor ‘le parti de la France’, was een slecht begin voor de militaire taalwet. De Regeering was blijkbaar verschrikt over die uitbarsting van Waalsche kitteloorigheid en 's anderendaags stelde de Minister van oorlog, generaal Pontus, eene verzwakte lezing van het oorspronkelijk art. 3 van het wetsvoorstel voor, namelijk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te beginnen met Januari 1890 zullen de leerlingen der Militaire School, die bij het toegangsexamen geene bewijzen gegeven hebben van de kennis der beide landstalen, die bewijzen moeten leveren vooraleer tot onderluitenant te worden benoemd. De candidatenofficieren zullen ze mogen leveren tijdens de eene of andere der proeven bij art. 3 dezer wet voorzien. Doch de Walen, voelende dat zij het Ministerie deden wijken, verklaarden zich geenszins voldaan. De twee leiders der linkerzijde, de oud-ministers Bara en Frère-Orban spraken heftige redevoeringen uit. Bara riep uit: Vous condamnez le pays à une situation pire que celle d'avant 1830. L'article 3 va au-delà de ce qui existait sous le régime hollandais... N'oubliez pas que le roi Guillaume, qui a voulu aussi faire prédominer le flamand, a dû battre en retraite... J'ai essayé de toutes les façons d'apprendre la langue flamande et je n'y ai pas réussi. (Longue hilarité.) Jacobs antwoordde daarop en bespotte hem en de Walen zeer geestig over hunne zoogezegde onbekwaamheid om Nederlandsch te leeren. Doch Frère-Orban kwam zijnen oud-collega Bara ter hulp met al de majesteit zijner bekende welsprekendheid. Plechtig verklaarde hij: J'ai cru que, après ce qui s'était passé sous le gouvernement des Pays-Bas, la disposition constitutionnelle qui proclame la liberté des langues, rendrait à tout jamais impossible une propesition semblable à celle qui nous est faite. Je crois que, constitutionnellement, on ne peut rien réclamer de semblable de la part d'un habitant du pays. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer en meer werd zijn toon tragisch: Vous allez faire germer dans le pays de profondes divisions. Vous allez provoquer des sentiments de discorde et de haine! (Exclamations à droite. - Approbation à gauche.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verzoenend optreden van den Luikerwaal HanssensDan zag men een lid der liberale linkerzijde, de Luikerwaal Leopold Hanssens eene edele daad van echt burgerlijken moed plegen. Hij scheidde zich openlijk van zijne taal- en partijgenooten af en verdedigde den voorgestelden maatregel met zeer bezadigde redenen. De Walen, zeide hij te recht, zouden wel te beklagen zijn, indien zij waarlijk onbekwaam waren Nederlandsch te leeren, zooals beweerd werd. Dat was het tegendeel der waarheid. Te Luik zelf zag men, zoo herinnerde Hanssens, ieder jaar meer dan 40 candidaten van beider kunne zich voor het Vlaamsch examen van telegrafist in de Vlaamsche gewesten aanbieden. Ook zeide hij heel leuk, dat men te laat kwam met het argument der ongrondwettelijkheid gesteund op art. 23 der Belgische Grondwet. Had men niet reeds veel meer van de magistraten gevergd dan hetgeen men nu van de officieren zou vragen? Ten slotte stelde hij als verzoeningsmiddel de volgende wijziging voor: Te beginnen met 1 Januari 1892 zullen de leerlingen der Militaire School, die bij het toegangsexamen niet bewezen hebben in staat te zijn zich in de twee talen over dienstzaken te onderhouden met de manschappen, die onder hunne bevelen staan, verplicht zijn dat bewijs te leveren vooraleer tot onderluitenant te worden benoemd. Daarop antwoordde de Waalsche oppositie door de verdaging voor te stellen, die verworpen werd met 50 stemmen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen 37. Doch de Regeering zag daarna haren tekst afstemmen met 46 tegen 31 en 10 onthoudingen, terwijl de tekst van Hanssens aangenomen werd met 53 stemmen tegen 32, met het gevolg, dat ‘de kennis der beide landstalen’, door het Ministerie voorgesteld (d.i. de letterkundige kennis der beschaafde Nederlandsche taal naast die der Fransche) eenvoudig vervangen werd door eene oppervlakkige kennis van de eenvoudigste omgangstaal, ‘over dienstzaken’ alleen dan nog. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Waalsche opwindingHet was een halve zegepraal voor de Walen, maar daarmede waren zij niet te paaien. Zelfs in de Vlaamsche gewesten roerden zij zich rumoerig. Alzoo zag men te Gent, in 't hartje van Vlaanderen, den Cercle libéral wallon de l'arrondissement de Gand, onder de handteekeningen van eenen Gentschen hoogleeraar (Prof. E. Discailles) en van eenen jongen advocaat (Léon Hallet) een manifest uitvaardigen A Messieurs les députés des arrondissements wallons, waarin te lezen stond: Le Cercle libéral wallon de l'arrondissement de Gand vous remercie d'avoir relevé énergiquement l'insulte lancée hier aux Wallons par un de vos collègues de l'arrondissement d'Anvers. A quelque parti politique qu'ils appartiennent, tous les Wallons sont unanimes, n'en doutez pas, à ratifier nos remerciements. Dit Waalsch protest in martelaarsstijl lokte eene wisseling van opene brieven uit tusschen Prof. Discailles en zijnen jongen secretaris L. Hallet aan de eene zijde, J. De Vigne en C. Siffer aan de andere namens de Vlaamsche liberale Vereeniging van GentGa naar voetnoot(1). Intusschen was geheel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Waalsche pers in rep en roer; vooral de liberale bladen van het Walenland schreeuwden moord en brand tegen de Vlaamsche Beweging, die zij als een louter clericale werking aan hunne lezers voorstelden. Tragisch waren sommige angstkreten. Alzoo schreef L'Organe libéral de Namur: Reeds eenigen tijd geleden hebben wij gezegd, dat die Vlaamsche Beweging, waarmede sommigen den spot drijven, eene zuiver clericale beweging is, welke, gesteund door het clericaal ministerie, stellig grootere uitbreiding verkrijgen en eindigen zou met een gevaar te zijn voor onze nationaliteit. En de Chronique van Brussel verklaarde bitter: De Walen beginnen de oogen te openen en te zien waar men ze voeren wil. De heeren Flaminganten hebben zoo wel gewerkt - een beetje in 't open licht en veel in 't donker - dat heden de bewoners der Zuidelijke provinciën in eenen staat van volkomen ondergeschiktheid zijn gebracht... Die taal der Franschgezinde pers was zoo overdreven uitzinnig, dat een liberaal blad van Brussel, La Nation, waarvan de redactie meest uit Walen bestond, niet kon nalaten te doen opmerken, dat de schikking op voorstel van den Luikerwaal Hanssens in de Kamer aangenomen, niets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anders was dan ‘une disposition bien anodine’ en dat de polemiek der Chronique ‘noch kop noch staart’ had. Maar die wijze woorden waren als de stem van den roepende in de woestijn. De Walen waren woedend en wilden niet bedaren; en zij ondervonden meer en meer, dat die houding de goede was met het oog op het Kamerdebat. Hoe luider zij schreeuwden, hoe meer men hun toegaf. Toen, in zitting van 14 December, de tweede lezing geschiedde over het voorstel Hanssens, kwam Frère-Orban er op nieuw tegen op; het was, beweerde hij, eene schending van art. 23 der Grondwet en nogmaals deed hij een beroep op de vaderlandsliefde der Kamer ten einde de Belgische nationaliteit niet in gevaar te brengen. Coremans en Kervyn de Lettenhove brachten dien bombast tot de werkelijkheid terug; de laatste verklaarde ter loops, dat de regimenten best gewestelijk zouden kunnen zijn. Bara hield nogmaals staande, dat de Walen geen Vlaamsch kunnen leeren en dat men ze feitelijk uit de officiersgraden zou sluiten. 's Anderendaags kwam Buls met een nieuw verzoeningsamendement aandragen zonder de Walen nochtans te bevredigen, die bij monde van de twee Luikerwalen Warnant en Frère-Orban onverzoenlijk bleven; maar Jacobs antwoordde hun en werd door den moedigen Hanssens bijgesprongen. Met 66 stemmen tegen 49 ging die nieuwe verzwakking van den oorspronkelijken tekst door in deze redactie: Het Fransch en het Nederlandsch zullen in de Militaire School en in de regimentsscholen derwijze worden onderwezen, dat al de aspirant-officieren eene genoegzame kennis (une connaissance suffisante) der beide talen verwerven zullen. Te beginnen met 1 Januari 1892 zullen de adspirant-officieren, vooraleer zij tot den graad van onderluitenant kunnen benoemd worden, het bewijs moeten leveren van hunne kennis der beginselen (éléments) van degene der twee talen, waarover zij niet het examen hebben afgelegd, voorzien door de art. 1 en 2. De kennis van eenige regelen der Nederlandsche spraakleer verving aldus de bekwaamheid om zich met de manschappen in hunne taal te kunnen onderhouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zooals Frère-Orban het terecht deed opmerken, had die bepaling geen het minste practisch belang meer en leverde geene de minste waarborg op. De nederlaag der Vlamingen was volledig en te danken, niet alleen aan den woedenden tegenstand der Walen, maar ook aan de zwakheid der Regeering en aan de onhandige houding van Coremans bij het uitbreken van den eersten storm in de Kamer.
Leopold Hanssens
Aldus ten tweeden male ontzenuwd kwam het militair taalwetje in den Senaat aan. Nu repten zich de Walen nog ijveriger. Vooral te Luik werd de anti-Vlaamsche gisting zoo geweldig, dat de volksvertegenwoordiger Hanssens, die tevens schepen van onderwijs was, in die hoedanigheid aftreden moest wegens zijn ‘verraad’ in de Kamer. De Liberale Vlaamsche Bond van Antwerpen en meer andere Vlaamsche kringen zonden hem huldebrieven, terwijl de Liberale Vlaamsche Bond van Brugge in zijne algemeene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergadering eene motie van blaam en spijt voor de houding van Frère en Bara aannam. In de hoofdstad wilden de Franschgezinden den grooten slag slaan. Te Brussel had men op 11 December eenen ‘stoet’ ingericht, om plechtig een protest der Walen naar den Senaat te dragen. Slechts een 50-tal Walen waren opgekomen, maar een 60-tal Vlaamschgezinde studenten vergezelden den Waalschen ‘stoet’ en deelden onderwege meer dan 5000 strooibriefjes tegen de aanmatigende overdrijvingen der Waalsche paria's aan de verbijsterde toeschouwers uit; zoodat die grootsche ‘betooging’ op een vermakelijk fiasco uitliep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bespreking in den SenaatDoch in den Senaat namen de zaken eenen veel ernstiger keer. Men fluisterde, dat Frère-Orban door den Koning in verhoor was ontvangen geworden en hem de grieven der verdrukte Walen had vóór oogen gelegd, zoodat ‘eene drukking vanwege het Hof’ in de debatten der Hooge Kamer merkbaar werd. Den 20 December 1887 werd de bespreking geopend door den burgemeester van Luik J. d'Andrimont, die een plechtig advies van zijnen gemeenteraad aan den Senaat voorlas, waarin beweerd werd, dat, tegen de Grondwet in, een overwicht aan de Vlamingen boven de Walen zou gegeven wordenGa naar voetnoot(1). De Vlaamsche clericale senators Lammens, graaf | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vilain XIIII, Van Ockerhout, baron de Coninck, baron Surmont, Vanden Bemden, baron Bethune en zelfs twee Waalsche clericalen (de Biolley en Simonis van Verviers) ondersteunden de bepaling door de Kamer aangenomen, welke de liberale Walen Braconnier, d'Andrimont, baron de Sélys-Longchamps en anderen aanvielen. Vooral de redevoering van den Luikschen burgemeester was heftig en vol bedreigingen, waarop de liberale oud-minister Graux de verdaging der Vlaamschgezinde bepaling van art. 3 voorstelde. Daarin stemde de Regeering niet toe bij monde van den Minister van justitie den Waal Lejeune, die de zaak overigens niet ernstig opnam en zich allerlei misplaatste kwinkslagen veroorloofde in den trant van die van Eudore Pirmez bij de bespreking van het verworpen wetsvoorstel van 1869. Dan kwam Graux met eene nieuwe ontzenuwing van art. 3 af, luidende als volgt: De Nederlandsche taal zal in de Militaire School en in de regimentscholen derwijze onderwezen worden, dat al de aspirant-officieren eene genoegzame kennis dezer taal kunnen opdoen. Het gevolg zou zijn, dat men, gelijk vroeger, in België nog altijd officier zou kunnen worden zonder het bewijs te leveren, dat men de taal van de meerderheid der manschappen machtig is. Alleen zou men eenige punten op het examen winnen, wanneer men dat bewijs kon leveren. Het amendement Graux ontnam aldus den laatsten schijn van beteekenis aan het reeds zoo uitgewaterde art. 3. In zitting van 22 December kwam op eens de Regeering, nogmaals bij monde van minister Lejeune, verklaren, dat ze zich ‘uit verzoeningsgeest’ met Graux' voorstel vereenigde en generaal Pontus beloofde daarenboven, dat de onbekendheid met het Nederlandsch geene ‘cote d'exclusion’ zou daarstellen. Dit coup de théâtre bevredigde natuurlijk de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Walen, die zegevierden. Het amendement Graux werd aangenomen met 49 stemmen tegen 8 en 6 onthoudingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het oordeel der Vlaamschgezinde persLuidruchtig was de vreugde der Walen en groot de teleurstelling der VlamingenGa naar voetnoot(1). De Kleine Gazet van Antwerpen schreef over ‘dien nieuwen kaakslag’: Aan de Vlamingen, die nog een greintje gevoel van eigenwaarde hebben, past het tegenover de Waalsche beleedigingen, tegenover heersch- en dwangzucht hun recht als burger en hunne fierheid als mensch te stellen... Laten wij bij elke gelegenheid, te beginnen met de tegenwoordige, onze tanden toonen. Voor eens dat de Walen zich bedreigd achten in hunne onwettelijke voorrechten, zetten zij Kamers, pers en land overhoop en worden aanhoord. Wij, die sedert 1830 den kelk der beleedigingen, der verdrukking, der ongrondwettelijkheid bij elke gelegenheid tot op den bodem ledigden, wij verdragen als lammeren en als lammelingen terging en onrecht. Wij wisten slechts te klagen. De Walen hebben ons getoond hoeveel verder men komt met luide te roepen en te dreigen. En Het Volksbelang teekende den toestand als volgt uit een liberaal standpuntGa naar voetnoot(2): De drie liberale leiders en oud-ministers Frère-Orban, Bara en Graux hebben alles in 't werk gesteld om te beletten, dat bij de wet bepaald worde, dat al de officieren van ons leger eindelijk al hunne soldaten zouden moeten begrijpen, hetgeen wel de eerste vereischte is om een ernstig leger te bezitten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kan voor het liberalisme in Vlaanderen een groot gevaar worden, en kortzichtig zijn de hoofdmannen onzer partij stellig in deze zaak geweest op eene echt verbazende wijze. Een Waal van geboorte, Prof. Pergameni der Brusselsche hoogeschool had den moed (evenals de Luiksche volksvertegenwoordiger Hanssens) zich van zijne taalgenooten af te scheiden. In de Réforme van Brussel schreef hij onbewimpeld: Waarvan was er spraak? Van te eischen, dat Belgische officieren, die zich tot Belgische soldaten wenden, zich door dezen doen verstaan. Wat is eenvoudiger, rechtvaardiger? En nochtans heeft men den heer Frère, den liberalen hoofdman der Kamer, met den heer Bara hooren schreeuwen van verdrukking der Walen, dwingelandij der Vlamingen; en men heeft hem zelfs de grieven der Omwenteling van 1830 hooren aanhalen. Die gulden woorden van den Brusselschen hoogleeraar bewijzen, dat niet alle Walen verblind waren en meegingen met het Mouvement wallon; maar uiterst dungezaaid waren degenen onder hen, die als Pergameni en Hanssens koelbloedig en rechtvaardig bleven in dien fel bewogen tijd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De derde bespreking in de Kamer (1888)Ondertusschen was het gewijzigd wetsvoorstel teruggezonden naar de Kamer, die een nieuw wel doordacht en grondig beredeneerd vertoogschrift der Vlaamsche Liberale Vereeniging van Gent alsmede een manifest van den Bond der Vlaamsche liberale Vereenigingen ontvangen had te midden van eenen stortregen van minder beduidende petities uit alle gedeelten van het land. Maar het hielp niet. Hanssens, de verslaggever der middelafdeeling, stelde uit haren naam voor, de wijziging van den Senaat eenvoudig aan te nemen. Alles wat Coremans verkreeg, was eene soort van platonische voldoening door het inlasschen in de wet van de volgende bepaling: De Regeering zal jaarlijks in het Staatsblad de uitslagen afkondigen der examens voor iedere klasse candidaten met de opgave van 't getal behaalde punten in iedere klasse voor ieder der twee landstalen, het Nederlandsch en het Fransch. Zelfs daartegen kwam Bara nog op; maar Begerem (Gent) stopte hem den mond met citaten uit de Flandre libérale en Hanssens wees op het verzoekschrift van den Bond der Vlaamsche liberale Vereenigingen. En al riep Bara schamper uit: ‘Die Vereenigingen maken de liberale partij niet uit!’, eens te meer werd in de Kamer openbaar verkondigd, dat de Waalsche linkerzijde afgekeurd werd door het Vlaamsch liberalisme. Dat was het feit van beteekenis in die lamlendige bespreking van 25 April, waarbij Coremans' amendement aangenomen werd met 63 stemmen tegen 31. De minderheid bestond uit de geheele Waalsche linkerzijde, waarvan zich alleen de Stuers (Oostende), Hanssens (Luik), Buls en Guillery (beiden van Brussel) afgescheiden hadden, terwijl ook 3 clericale Walen met de liberale Franschgezinden gestemd hadden. Den 3 Mei 1888 werd het wetsontwerp eindelijk voor goed aangenomen in den Senaat, zonder de minste bespreking, met 26 stemmen tegen 6 en 2 onthoudingen. Sedert den storm, door Coremans' uitval en de overdreven lichtgeraaktheid der Walen opgegaan, waren bijna zes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maanden van koortsachtigen taalstrijd en krakeelen tusschen Waal en Vlaming verloopen. Niet zonder wederzijdsche verbittering stonden nu de twee stammen van België als op een slagveld tegenover elkander, en de rumoerige zegepraal der Walen, die nochtans voortgingen zich te gelijk als martelaars aan te stellen, ergerde Vlaamsch België in stilte, maar diep. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere gebeurtenissen (1888)Minder belangrijke feiten op Vlaamsch gebied waren in dienzelfden tijd de volgende: de eerste Vlaamsche eeden in den Gemeenteraad der zeer verfransche stad Ieperen afgelegd door eenige liberale raadsheeren, leden van het Willems-fonds, terwijl de hoofdman der clericale gekozenen Colaert, die vóór de verkiezing als Vlaamschgezinde candidaat was opgetreden, met al zijne partijgenooten den eed in 't Fransch aflegde; de stichting aan de Gentsche hoogeschool van het Vlaamsch Academisch genootschap voor Germaansche philologie; het stout optreden van advocaat Maurits Josson vóór de Brusselsche rechtbanken om eindelijk de taalwet van 1873 in de verfranschte hoofdstad te doen naleven; het optreden van Jan Van Rijswijck in de Liberale Associatie te DoornikGa naar voetnoot(1) om aan de Walen de ware beteekenis der Vlaamsche Beweging uit te leggen (26 Februari 1888), terwijl de Gentsche socialist Anseele te Luik op eene meeting van werklieden de taalrechten der Vlamingen stout verdedigde; de opene brief (Lettre aux libéraux Wallons) van het Verbond der Vlaamsche liberale Vereenigingen (Maart 1888); het politiek 25-jarig jubileum van Jacobs en De Laet te Antwerpen in 't Vlaamsch gevierd met Lambert Van Rijswijck (eigen broeder van Jan Van Rijswijck vader) als lofredenaar op De Laet (Mei 1888); het banket te Brugge door de clericale Vlaamschgezinden aangeboden aan advocaat De Visschere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter gelegenheid zijner uitsluiting uit den Katholieken Kring wegens zijne rumoerige Vlaamschgezindheid; de oprichting te Brussel van de Fédération des ligues et sociétés wallonnes (Mei 1888); de stichting te Gent naast het oud liberaal taalminnend studentengenootschap 't Zal wel gaan van een clericalen Vlaamschgezinden studentenkring De Rodenbachvrienden (Mei 1888); de vertooning in den schouwburg van den ‘Château d'eau’ te Parijs van Tâti li Perruquî (23 Mei 1888), hetgeen in de Waalsche pers veel gerucht maakte, terwijl die vertooning een tekort van 4000 fr. in de kas der Luiksche inrichters liet en eene scheuring onder hen ten gevolge had; de opening te Luik van eene kostelooze Vlaamsche volksbibliotheek door de zorgen van het Kinkergenootschap (Juni 1888); het begin der gedeeltelijke tweetaligheid van den Belgischen Moniteur-Staatsblad (1 Juli 1888); de drie eerste Vlaamsche eeden in den zuiver clericalen provincieraad der door en door Vlaamschgebleven provincie Limburg; het verzoekschrift der afdeeling van het Willems-fonds te Mechelen aan den clericalen burgemeester, hem vragende den Koning bij zijn aanstaande bezoek in het Nederlandsch te ontvangenGa naar voetnoot(1), hetgeen niet gebeurde; de ontvangst van den Lord Meier van Londen Polydoor De Keyser (geboren te Dendermonde) met zijne twee sheriffs op het Gentsch stadhuis door den liberalen burgemeester Lippens, die er vijf Fransche toespraken en eene Engelsche hield, maar geen enkel woord Nederlandsch sprakGa naar voetnoot(2), het- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen luide protesten in de Vlaamsche pers uitlokte (Augustus 1888); het verdwijnen van het wakker Vlaamschgezind liberaal weekblad De Kleine Gazet van Antwerpen (September 1888); het ‘door en door katholiek’ feest ter eere van wijlen Albrecht Rodenbach te Roeselare, nochtans meegevierd door enkele liberalen; de verschijning te Brussel van een groot clericaal Vlaamschgezind blad Het Land; de onzijdige Vlaamsche landdag te Gent, voorgezeten door den liberaal Prayon-Van Zuylen, waarop Herman Ronse en andere clericale Vlaamschgezinden hevige klachten lieten hooren over de verfransching der paters- en nonnenscholen, maar hunne redevoeringen wegmoffelden uit de bladen, waar zij zelve de opstellers van waren: Fondsenblad en Lichtstraal; de verschijning van banknoten van 50 fr. uitgegeven door de Nationale Bank van België met enkele Vlaamsche woordenGa naar voetnoot(1) op de keerzijde (October 1888); het besluit genomen door zekere groote firma's van scheepsmakelaars te Antwerpen om de moedertaal in al hunne stukken, ook met het zoo verfranscht tolwezen, te gebruiken; de dood en de koninklijke burgerlijke begraving van dichter Jan Van Beers te Antwerpen (November 1888), waarop geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkel clericaal Vlaamschgezinde te zien was; de inrichting van eenen leergang van Nederlandsche plantenkunde aan de Faculteit der natuurwetenschappen der Staatshoogeschool te Gent met Prof. J. Mac Leod als titularis, hetgeen het allereerste bedeesd begin van de vervlaamsching dier louter Fransche Faculteit sedert 1830 was (Nov. 1888), en het stichten door denzelfden hoogleeraar van het Kruidkundig genootschap Dodonaea, dat het uitgangspunt was van het beoefenen der natuurwetenschappen in de moedertaal door talrijke studenten der Gentsche Hoogeschool en andere Vlaamsche natuurvorschers in onze Vlaamsche gewesten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De verkiezing van De Vigne tot schepen te Gent (1888)In den loop van datzelfde jaar deden zich nog andere belangrijke incidenten voor, die omstandiger verdienen toegelicht te worden. Alzoo in Januari 1888 de verkiezing van den bekenden Vlaamschgezinde Julius De Vigne tot schepen der stad Gent. Het was de eerste toepassing der nieuwe gemeentewet, waarbij de schepenen niet meer door den Koning, maar door den Gemeenteraad werden aangesteld. Te Gent was in dien tijd, vóór de invoering der evenredige vertegenwoordiging, de stedelijke raad uitsluitend homogeen, dat wil zeggen dat hij uit 31 leden was samengesteld, aangeduid door de Liberale Associatie. Daaronder bevonden zich slechts drie Vlaamschsprekenden: De Vigne, C. Siffer en Broeckhans; de andere leden spraken geregeld Fransch en velen onder hen waren openlijke of bedekte Franskiljons, die van De Vigne als schepen niet wilden hooren, omdat zij geenen flamingant in den schoot van het College wilden zien treden. Op voorhand kondigde de Gentsche briefwisselaar der Franschgezinde Gazette van Brussel aan, dat De Vigne maar kon gekozen worden, indien hij zich verbond in den Raad Fransch te spreken en zijne verslagen in die taal op te stellen. Op den dag van de verkiezing der schepenen, die volgens de wet met gesloten deuren in geheime zitting plaats had, stelde een Franschgezind lid (Duhayon) aan De Vigne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de vraag, of hij bereid was zijn ambt als schepen in 't Fransch uit te oefenen. Deze antwoordde, dat hij als schepen zou doen wat hij sedert jaren als raadslid had gedaan: in de beraadslagingen en in de verslagen de moedertaal gebruiken. De stemming volgde, waar 28 leden aan deel namen. De Vigne, die zich onthield, bekwam 15 stemmen en was gekozen, maar gaf aanstonds zijn ontslag, aangezien er 12 leden waren, die hem als Flamingant hun vertrouwen weigerden. De zitting werd geschorst, Burgemeester Lippens verklaarde zich met het College ten voordeele van De Vigne en bij eene tweede stemming verkreeg de Flamingant 18 stemmen. Daar een ander gekozen schepen reeds minder stemmen had bekomen, kon De Vigne niet meer weigeren. Ten tweeden male was aldus een erkende Flamingant lid geworden van het College van Burgemeester en Schepenen der Vlaamsche, maar zeer verfranschte stad Gent. Prof. Heremans was de eerste geweest van 1879 tot 1882. Onder het democratisch en zeer Vlaamsch gebleven gedeelte der Gentsche bevolking verwekte die verkiezing eene groote opschudding. Vooral de liberale Vlamingen voelden zich te recht gekwetst door de uitdagende houding der Franschgezinde gemeenteraadsleden en men wilde De Vigne in 't openbaar wreken. De zestien kringen van den Bond der Vlaamsche liberale maatschappijen staken de hoofden bijeen en men besloot een groot volksbanket aan den Vlaamschen schepen aan te bieden. Den 8 Maart 1888 vergaderden meer dan 400 dischgenooten in de groote zaal van het Van Crombrugghe-genootschap. Onder hen waren afgevaardigden van Antwerpen met Jan Van Rijswijck, Max Rooses en De Geyter, van Brugge met Julius Sabbe, van Brussel met Julius Hoste, van Nieuwpoort met De Swarte, enz., benevens zeven Gentsche gemeenteraadsleden (waaronder Prof. Wagener) en drie provincieraadsleden van Gent, voorts de meeste voorzitters en bestuursleden der vrijzinnige volksmaatschappijen der Arteveldestad. Een tiental heildronken werden ingesteld, alle gloeiend van liberale Vlaamschgezindheid, waarvan vooral die van Vuylsteke en Jan Van Rijswijck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merkwaardig warenGa naar voetnoot(1). Ook de volgende verklaring van den nieuwgekozen schepen werd geestdriftig toegejuicht: Wij zijn het eens over de beteekenis van de betooging van dezen avond. Wij bevestigen, dat, in tegenstrijd met hetgeen anderen wenschen, in de hoofdstad van Vlaanderen, waar negen tienden der bevolking slechts Vlaamsch spreken, wij eischen, dat onze moedertaal niet meer geduld worde op het stadhuis als eene bedelares, die beschaamd is over hare lompen, maar dat zij als eene koningin daar heersche in het volle bezit harer rechten. In en buiten Gent had dit Vlaamsch democratisch feest eenen grooten weerklank. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stichting eener eerste Studentenafdeeling van het Willems-fonds te Leiden (1888)Eenige dagen later, den 19 Maart 1888, had te Leiden de stichting plaats eener studentenafdeeling van het Willems-fonds. Vuylsteke en Jan Van Rijswijck waren met vijf Gentsche studenten naar de Sleutelstad overgekomen en de grijze Prof. M. de Vries sprak er eene onvergetelijke rede uit, die door het Leidsch studenten-weekblad Minerva als volgt werd samengevat: ‘Men noeme mij geen idealist’ - zei de spreker - en toch hij was het, en wel in den edelsten zin des woords. Zijne gansche rede was een gloeiende toost op de Nederlandsche nationaliteit. Het was een juichkreet, een bemoedigende handdruk tevens. In sprekers jeugd werden hij en anderen uitgelachen om wat men noemde ‘heulen met de Belgen’. Doch waar men toen om lachte, zijn thans feiten. De eenheid der taal siert zich thans met de toen onmogelijk gedachte eenheid van spelling... Het geldt niet slechts eene taal, het geldt eene nationaliteit, den Nederlandschen stam, die zoo'n schoone toekomst heeft. In Nederland en België, wel is waar, bestaat die stam slechts uit een 7 millioen menschen; doch zie naar Nederlandsch Indië, waar een volk van millioenen langzaam wordt geannexeerd; naar Amerika, waar duizenden onze taal spreken en de besten zich beroemen tot dien stam te behooren; naar Zuid-Afrika, waarvan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met recht mag worden verwacht, dat eerlang het Nederlandsch en niet het Engelsch de algemeene taal zal worden. Deze feiten in den vreemde, met die van eene bloeiende wetenschap en letterkunde ten onzent, geven recht te beweren, dat die nationaliteit eene toekomst heeft. Om die nationaliteit, die niet is eene ‘nation éteinte’, maar veeleer eene, die uit den slaap ontwaakt, te verheffen, moeten allen samenwerken, niet slechts om ons leven, maar om de menschheid. De Nederlandsche nationaliteit toch is een beginsel, het beginsel der In November 1888 werden ook te Groningen en later in 1890 te Utrecht studentenafdeelingen van het Willemsfonds opgericht. Zij bloeiden eenige jaren, maar ondergingen op den duur het lot van veel studentenkringen: den dood of de anemie, vooral na het opkomen van het Algemeen Nederlandsch Verbond, waarvan aan de Hollandsche universiteiten studentenafdeelingen tot stand kwamen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste Nederlandsche redevoering in de Kamer (1888)Op het einde van hetzelfde jaar werd door Coremans in de Kamer de eerste Nederlandsche redevoering uitgesproken, die er sedert 1830 gehouden werd. De aanleiding was eene uitdaging van den Waal Bara tijdens de beraadslaging over het gebruik der moedertaal vóór het gerecht. Het Beknopt verslag der zitting van 27 November 1888 heeft het incident als volgt te boek gesteld: De heer Bara. Komaan! spreek Nederlandsch. Men zal 't vertalen en 's anderendaags zullen we in de Handelingen der Kamer uwe redevoering in 't Fransch vertaald lezen. Ziedaar alles! (Gelach.) Geef dan toch 't voorbeeld. Het moet van hooger hand komen. Spreek maar dadelijk Nederlandsch. Maar neen! Gij hebt er belang bij om het niet te spreken. Hoe wilt gij de beschuldigden verplichten een belang te hebben, dat gij zelve niet hebt? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor den verdediger, ondanks al de achting, die men zou hebben voor zijn talent, zou die verdediging wel ernstig zijn? Zou de heer Bara zelf het zich tot geen verwijt aanrekenen zijn leven lang, dat hij misschien aan zijne zaak, aan zijnen plicht is te kort gekomen? (Zeer wel, rechts.) Ik herhaal dus het woord, waarmede ik begonnen ben. Dat alles is onnoozele praat, en het ware onwaardig van deze vergadering er het minste belang aan te hechten. (Zeer wel, zeer wel! rechts.) Thans heb ik gedaan met den heer Bara (voegt er de heer Coremans in 't Fransch bij). Hij zal mij kunnen antwoorden. (Gelach, op dezelfde banken.) Bara was blijkbaar geheel uit zijn lood geslagen, hij die het toonbeeld was der parlementaire zelfbeheersching en rolvastheid; toch hield hij zich goed en ironisch bedankte hij Coremans, die hem toeriep, dat hij onder de Vlaamsche redevoering gelachen had ‘als iemand, die azijn gedronken heeft’. En Coremans voegde er schertsend bij: Hij voelde zich ongetwijfeld in den toestand van eenen betichte, die tegen zich hoort rekwireeren in eene taal, welke hij niet verstaat. (Gelach, rechts.) Iedereen heeft inderdaad de vergelegenheid van ons achtbaar medelid bemerkt. Maar nu maakte Bara zich boos, omdat men zei, dat hij gelachen had, hetgeen hij krachtig ontkende; en hij voegde er plechtig bij: Ik heb geenszins gelachen, hoe ook. Ziedaar de waarheid. Ik eerbiedig te zeer het recht der Vlamingen om zich van hunne taal te bedienen, dan dat ik lachen zou, als zij die taal bezigen. Ik wil dus niet, dat men buiten deze Kamer kunne zeggen, dat ik gelachen heb, toen men hier Nederlandsch sprak. Of Bara nu wezenlijk gelachen of niet gelachen had, is twijfelachtig gebleven; maar dit is zeker: het geheele Vlaamsche land lachte hartelijk en de lachers waren niet aan de zijde van Bara. Het deed den Vlamingen goed aan 't harte, dat Coremans de Waalsche uitdaging niet onbeantwoord had gelaten en den hem toegeworpen handschoen zoo handig had opgeraapt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweedracht onder de liberale Vlamingen (1888)Veel minder verkwikkelijk waren de oneenigheden en veeten, die in hetzelfde jaar 1888 oprezen in den schoot van het Verbond der Vlaamsche liberale Vereenigingen ten gevolge der houding van den Liberalen Vlaamschen Bond van Brussel tegenover de partijgenooten van Gent, Antwerpen en Brugge, hetgeen uitliep op botsingen en hartstochtelijke polemieken tusschen Flandria aan den eenen kant, Het Volksbelang, De Kleine Gazet en den Brugschen Beiaard aan den anderen. Het verschil van meening liep vooral over het gepaste van eenen onzijdigen Vlaamschen Landdag te Brussel en over de houding van de Vlaamschgezinden der hoofdstad tegenover de liberale partij in de aanstaande Kamerverkiezingen. Hetgeen oppervlakkig slechts eene oneenigheid was over eene zaak van staatkundige taktiek, was spoedig in onverzoenlijke persoonlijke veeten ontaard, grootendeels gesproten uit de vroegere twisten aangaande de Vlaamsche Academie. Flandria, waarin Hipp. Haerynck, Frans Reinhard en eenige anderen hunne stellingen verdedigden, legde de diepste verachting aan den dag voor de liberale Vlaamschgezinden der drie Zustersteden Gent, Brugge en Antwerpen. Een nieuw politiek woordenboek werd in die polemiek gebruikt om de zoogezegde lafheid dier beproefde leiders aan de kaak te stellen. Mannen als Vuylsteke en De Vigne te Gent, als Van Beers, Rooses en Van Rijswijck te Antwerpen met al hunne volgelingen werden uitgescholden voor ‘woorden-in-den-wind-Flaminganten’, wier strijd ‘slechts gedijt voor personen’; en de Vlaamschgezindheid der Gentenaars voor een ‘waterbalg-flamingantisme’. Het jonge broertje van Flandria, het nieuw gesticht kiesblad Het Dagblad van Brussel, dat verdween na een kortstondig leven van eenige maanden, voegde er even schilderachtig bij: Sedert het afsterven van Van Duyse, Snellaert, enz., liggen die vrienden onder de zware laars van het Gentsche Franschgezind doctrinarisme. De fiere Vlaamsche leeuw van Gent is getemd en laat zich gedwee spannen onder de kar der doctrinaire Franskiljons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welnu, zoo'n slaafsche rol verfoeien de Brusselaren, en raad van onder de kar misprijzen zij. De Liberale Vlaamsche Bond van Brussel dreef den door hem belegden onzijdigen Vlaamschen Landdag door, die te Brussel op 5 Februari 1888 plaats had in de zaal der Scala onder voorzitterschap van Haerynck. Al de redenaars waren clericalen buiten Prayon (Gent), Pol De Mont (Antwerpen) en Reinhard (Brussel). In Maart werd het bestuur van den Landdag in verhoor ontvangen door de Ministers Beernaert, Léjeune en De Volder, die goede woorden en vriendelijkheden te koop hadden, maar verder niets. Reinhard beproefde daarop de Brusselsche afdeeling van het Willems-fonds af te scheuren van het Gentsche Algemeen Bestuur, verklarende, volgens Flandria, dat, wanneer Brussel zich van Gent zal afgescheiden hebben, het Algemeen Bestuur volop den lof der Flandre libérale zal verdienen, daar het aan zijne bazen zal kunnen zeggen: Nu is er geene vrees voor te vurige Vlaamschgezindheid meer; voortaan zullen wij gansch naar uwen zin kunnen werken met geld, waartusschen geen enkel vijffrankstuk meer zal zijn, dat niet uit verradershanden komt; maar die poging mislukt deerlijk. De Liberale Vlaamsche Bond van Brussel was inmiddels tijdens de Kamerverkiezing in Juni 1888 in het strijdperk getreden met eene afzonderlijke onvolledige candidatenlijst van twee namen op zestien (De Deyn en Dr. Goffin), die 505 en 371 stemmen behaalde tegen 8000 voor de clericalen, 6900 voor de gematigde liberalen, 3500 voor de progressisten en 900 voor de socialisten. Dit jammerlijk fiasco was het Waterloo der nieuwe partij. In September vernam men, dat de leider der beweging Hipp. Haerynck, oud-voorzitter van den Liberalen Vlaamschen Bond van Brussel en hoofdopsteller van Flandria, overgeloopen was tot de redactie van het pas opgericht Vlaamschgezind clericaal dagblad Het Land. Te Brussel was overigens de politieke toestand, ook buiten de wereld der liberale Vlaamschgezinden, buitengewoon verward en onzuiver. De gematigden der Ligue en de pro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gressisten der Associatie streden er tegen elkander op leven en dood. Zij, die te zamen de meerderheid bezaten in het toenmalig kiezerskorps, vergaten den gemeenzamen clericalen vijand om elkander onmeedoogend af te breken; en, toen in Juni 1888 bij de eerste stemming der Kamerverkiezingen de progressisten weggevallen waren en het tot eene balloteering kwam tusschen clericalen en gematigde liberalen (waaronder mannen als de Vlaamschgezinden Buls en Vanderkindere), zag men een deel der progressisten openlijk voor de zestien clericale candidaten stemmen en hunne zegepraal in de liberale hoofdstad verzekeren. Die houding der radicale partij van Janson en Féron verwekte in het geheele liberale land als eene ontploffing van verontwaardiging; maar het Belgisch liberalisme werd voor geruimen tijd door dien Brusselschen broedertwist tot onmacht en vertwijfeling gedoemd, vooral toen in eene verkiezing voor éénen enkelen volksvertegenwoordiger door de onverbeterlijke progressisten hetzelfde verraderlijk spel met denzelfden erbarmelijken uitslag ten tweeden male werd gespeeld in October 1888, waarbij de talentvolle oudminister Graux te Brussel vallen moest vóór eene clericale nulliteit als Jhr. Powis de ten Bossche. Te midden van die ontreddering der liberale partij brak weldra in de Kamers een nieuw tijdvak van parlementaire bedrijvigheid aan op het gebied der Vlaamsche taalwetten. |
|