| |
| |
| |
XI
Tegen den ochtend liep de kruiser den Helder binnen, en reeds 's middags was Smit weer zoo ver opgeknapt, dat hij de reis naar Amsterdam kon aanvaarden.
Hij leunde in den wagen achterover en de wind streek verkoelend langs zijn voorhoofd.
Hij dacht aan Mary. Wat moest zij een angstige uren hebben doorgemaakt! Want zonder twijfel had men van Schiphol, waar het speciale vliegtuig op hem gewacht had, het hoofdbureau van politie opgebeld, dat dan waarschijnlijk naar zijn verblijf geïnformeerd had. Met een heerlijke rust keek hij op de gebeurtenissen van den vorigen nacht terug, waarvan één beeld hem het duidelijkste voor oogen stond: toen zijn krachten hem begaven en hij dreigde te zinken, was Mary op hem toe gekomen, had hem in haar armen genomen, en met een zalig gevoel zijn oogen sluitend, had hij zijn hoofd op haar schouder gelegd.
Nu wist Mary, dat hij terugkwam. En toen hij aan het weerzien dacht, glimlachte hij.
Van verre reeds zag hij de torens van Amsterdam tegen den stralend blauwen hemel. Eindelijk was de stad bereikt.
De wagen reed naar de O.Z. Achterburgwal en de hoofdinspecteur begaf zich naar zijn bureau.
Hij opende de deur - voor hem stond Mary.
Met een uitroep van geluk, die half huilen, half lachen was, sloeg zij haar armen om hem heen.
Zacht streelde hij ontroerd heur haar.
Zij snikte.
‘Nu ben je tòch teruggekomen!’
Smit glimlachte. Hij nam haar bij de schouders en dwong haar hem aan te zien. Zijn stem klonk vast.
| |
| |
‘Je weet het toch - ik kom altijd terug.’
‘Altijd?’
Hij knikte.
‘Voor jou.’
Haar oogen lieten hem niet los, en toen zij de onoverwinnelijke zekerheid in zijn trekken zag, deze zekerheid, die haar altijd weer nieuw vertrouwen schonk, verscheen een heldere glimlach in haar vochtige oogen.
Hij kuste haar en geleidde haar naar een fauteuil.
‘Wacht hier op mij.’
Dan liet hij zich naar de cel brengen, waar men Wolters had opgesloten.
De man zat in een hoek, zijn handen om zijn knieën geslagen, en zag den hoofdinspecteur met onverstoorbare kalmte aan.
Smit bleef voor hem staan.
‘Pech - wat?’ vroeg hij.
De ander haalde zijn schouders op.
‘Geen prettig gevoel - hier te zitten, met de galg voor oogen,’ ging Smit verder. ‘Men wordt geboeid, de lus wordt om den hals gelegd - het valluik wordt geopend, en men stort in de diepte. Een naar idee.’
‘Schei uit!’ schreeuwde Wolters.
Smit glimlachte.
‘Tijdens ons uitstapje kreeg ik niet den indruk, dat u zoo gevoelig was.’
‘Wanneer Trast niet de onvergeeflijke stommiteit had begaan, als 't ware midden tusschen de schepen te dalen -’
‘Dat is de kans van het hazardspel. En u moet het hem maar niet kwalijk nemen, want hij heeft zijn fout duur betaald. Het doet mij in elk geval genoegen, dat u het hier goed heeft. Alleen kan ik mij tot mijn spijt niet met cognac revancheeren.’
De hoofdinspecteur verliet de cel.
's Avonds had hij nog een langdurig onderhoud met den hoofdcommissaris, van Dam en den chauffeur, en
| |
| |
nadat hij zich er van had overtuigd, dat Ruissaard, die intusschen - geëscorteerd door vier beambten - uit Malo-les-bains aangekomen en zwaar geboeid binnen gebracht was, veilig achter slot en grendel zat, reed hij naar huis.
Op het laatste oogenblik moest hij zijn samenkomst met Harrow, die volgens afspraak om elf uur bij hem zou zijn, afzeggen, daar men hem op dat uur op het ministerie had ontboden.
Een half uur voor zijn vertrek naar den Haag bracht hij een bezoek aan de cel van Ruissaard.
‘U heeft het mij niet gemakkelijk gemaakt, mijnheer Ruissaard. Uw idee, mij steeds weer op een dwaalspoor te brengen, was origineel en nieuw. En haast had u op het laatste oogenblik mijn succes nog verijdeld.’
Ruissaard glimlachte.
‘Ik weet, inspecteur, dat u mij aan Engeland zult uitleveren. Ik weet ook, wat mij daar te wachten staat. Maar u ziet, ik kan nog glimlachen. De dood heeft voor mij geen verschrikkingen. U bent er met het leven afgekomen. Maar noch uw speurhonden, noch uw eigen scherpzinnigheid zijn erin geslaagd, mij den triomf van mijn leven te ontnemen. Mijn levenstaak is volbracht.’
‘Het moet een verheffend gevoel zijn, dit voor zijn dood zoo zeker te kunnen zeggen.’
‘Uw ironie is niet op haar plaats, inspecteur. - U bent een beetje te onvoorzichtig bij uw inbraak in het onderaardsche laboratorium bij Ouderkerk geweest. Het zou ons niet moeilijk zijn gevallen, u bij het verlaten van het gebouw uit den weg te ruimen. Maar het was ons belang, dit niet te doen. Wij wisten spoedig, dat het u gelukt was, de papieren op het ministerie af te leveren. Maar u behoeft zich daarover niet te verheugen, want de aanteekeningen en plannen hebben daar niet lang gelegen. Zij zijn in ons bezit en momenteel in een onderzeeër op weg naar het verre Oosten.’
‘Mijnheer Ruissaard, het spijt mij, dat ik u zoo kort
| |
| |
voor uw dood, waarvan geen toeval u zal kunnen redden, een teleurstelling moet bereiden. Ik had geen bewijs - maar ik voelde met groote zekerheid, dat ik in Ouderkerk bespied werd. Ik had er op gerekend, dat u alles op 't spel zoudt zetten, om de voor ons en Engeland zoo gewichtige papieren te bemachtigen. Men heeft uw helpers den diefstal op het ministerie gemakkelijk gemaakt, men heeft het glimlachend mee aangezien, want datgene, wat zich nu in een onderzeeër op weg naar het verre Oosten bevindt, zijn berekeningen, die in het ministerie werden neergelegd, om gestolen te worden! Formules en plannen, die waardeloos zijn.’
Ruissaard verbleekte. Zijn geboeide handen, de handen, die zich zoo meedoogenloos en hard om menige keel gesloten hadden, grepen bevend naar zijn eigen hals. Hij was plotseling sterk verouderd.
‘Inspecteur - zegt u mij - dat het niet waar is,’ stamelde hij.
Smit schudde 't hoofd.
‘Dat kan ik tot mijn spijt niet doen. En ik zie, dat de gedachte aan hetgeen u te wachten staat, u niet meer zoo onverschillig laat, als een paar minuten geleden.’
‘U - schertst -?’
‘Het eenige pleizier, wat ik mij zal gunnen, zal zijn, dat ik op den dag van uw terechtstelling in London aanwezig zal zijn, om mij persoonlijk ervan te overtuigen, dat de wereld eindelijk - eindelijk van u verlost is!’
Met een schreeuw van woede sprong Ruissaard op den inspecteur toe.
‘Hond -!!’
Smit was op tijd op zij gegaan en sloeg hem met een goedgemikten vuistslag neer.
Rustig verliet hij de cel.
‘Ik geloof, dat ik hem een beetje hardhandig heb aangepakt,’ zei hij tegen den agent, die de deur sloot. ‘Stuur den dokter bij hem. Met stervenden moet men zachtmoedig zijn.’
| |
| |
Klokslag elf uur arriveerde Smit in gezelschap van den hoofdcomissaris op het ministerie.
Toen de minister even later de zittingszaal betrad, was de hoofdinspecteur verbaasd, in zijn gezelschap niet alleen twee marineofficieren, eenige hooge beambten en den perschef der regeering te zien, maar ook mister Harrow.
De minister trad op Smit toe en reikte hem de hand.
‘Het is mij een genoegen, inspecteur, u zoowel persoonlijk als ook namens de regeering met uw prachtige succes te mogen gelukwenschen en u voor uw schitterenden arbeid te bedanken. Ik heb u bij mij ontboden, om nadere bijzonderheden omtrent uw werk te vernemen, benevens over hetgeen u in den loop van uw onderzoek omtrent de werkwijze van dezen agent in geheimen dienst is te weten gekomen. Mag ik de heeren verzoeken plaats te nemen?’
Smit gaf een uitvoerig verslag en den volgenden dag hadden de bladen in het geheele land de opzienbarende uiteenzettingen van den hoofdinspecteur afgedrukt.
DE MOORD OP VICE-ADMIRAAL MORREES OPGEHELDERD.
HOOFDINSPECTEUR SMIT VERTELT.
Een reeks moorden, die gedeeltelijk in Engeland, gedeeltelijk in ons land werden begaan, zijn door de energieke en doelbewuste arbeid van den bekenden criminalist hoofdinspecteur C.H.F. Smit van de centrale recherche te Amsterdam opgehelderd.
Zoowel de dader - Boudewijn Ruissaard - als zijn belangrijkste medeplichtigen zijn in het huis van bewaring opgesloten.
Onzichtbaar voor den oningewijde kwam aan den horizon van ons land een donkere wolk opzetten en de
| |
| |
onthullingen van den inspecteur werpen een schel licht op de van elke moraliteit ontblootte werkzaamheden van een agent van een mogendheid uit het verre Oosten, die bij zijn misdaden, zooals wij later zullen zien, hoofdzakelijk door persoonlijke wraaklust werd geleid.
Wij gelooven den hoofdinspecteur gaarne, dat de opheldering van deze misdaden, die van een niet te overtreffen beestachtigheid getuigen, niet tot de gemakkelijkste opgaven gerekend mag worden en de korte tijd, waarin deze prestatie werd verricht, dwingt ons de grootste bewondering af.
Het feit, dat de ongelukkige slachtoffers steeds mannen waren, die voor de uitbreiding der marine ter bescherming der koloniën van het grootste gewicht waren, wezen den inspecteur al spoedig de richting, waarin hij zijn onderzoek moest beginnen. Hij werd in deze theorie nog gesterkt door de volmaakte overeenstemming der nadere omstandigheden van de verschillende misdaden, die door hun uniformiteit een vast omlijnd systeem deden vermoeden.
Met de arrestatie van Ruissaard is inderdaad een staatsvijand onschadelijk gemaakt, die in dienst van een vreemde mogendheid met zijn staf van gewetenlooze helpers een ernstig gevaar voor ons land was.
Welke motieven waren voor de misdaden aanwezig? En hoe was het mogelijk, dat deze man verrader van zijn eigen volk werd?
Ruissaard, die zijn loopbaan als luitenant ter zee begonnen was en reeds jong naar Indië ging, behoorde tot die menschen, voor wie de tropen den ondergang beteekenen. De berichten over de jaren van Ruissaard in de tropen, die tijdens het onderzoek door den hoofdinspecteur werden opgevraagd, leveren hiervoor het treurige bewijs.
Ruissaard stond bij zijn meerderen als bijzonder betrouwbaar bekend, men was er van overtuigd, dat hij carrière zou maken en had hem daarom vroeg naar Indië
| |
| |
gezonden. Hier echter veranderde hij zeer spoedig. Naast een schijnbare verslapping maakten zich andere nadeelige symptomen merkbaar. Daarbij kwam nog, dat Ruissaard zich steeds meer aan het genot van alcohol te buiten ging, zoodat men hem met terugverplaatsing naar Holland en zelfs met ontslag uit den dienst dreigde. Dit scheen te helpen en hij werd weer de oude. Meer dan twee jaar gedroeg hij zich voorbeeldig en de pijnlijke incidenten raakten in het vergeetboek. Maar toen kwam plotseling op onverklaarbare wijze met hernieuwd geweld alles weer naar voren, wat hij gedurende die twee jaren had teruggedrongen; en dit maal zou het hem noodlottig worden. Tekortkomingen in den dienst waren niets vreemds meer en ondanks alle welgemeende waarschuwingen van zijn meerderen werd hij steeds vaker in een naburige kampong gezien. Het duurde niet lang, of men had de oorzaak van zijn veelvuldige bezoeken aan het inboorlingendorp ontdekt. Ruissaard had een meisje ontmoet, een inboorlinge, die hem geheel onder haar invloed bracht. Het is mogelijk, dat een echte, diepe genegenheid tusschen hen bestond, want het is zeker, dat het meisje hem op een goeden dag in de kampong van den vergiftigingsdood had gered. Maar Ruissaard had pech: juist in den tijd, dat het een hartstocht voor hem geworden was, zijn vrije uren uitsluitend in het gezelschap van het meisje door te brengen, werd een verraad van strategische geheimen ten gunste van een mogendheid in het verre Oosten ontdekt. De zaak werd onderzocht en alle draden voerden juist naar de kampong, waar Ruissaard een geregelde bezoeker was geworden. - Hij werd in staat van beschuldiging gesteld, en ofschoon naar ons weten geen onomstootelijke bewijzen geleverd konden worden, spraken alle omstandigheden zoo verpletterend tegen hem, dat het gerechtshof onder voorzitterschap van den toenmaligen rechter Vermeulen het ‘schuldig’ over hem uitsprak en het onmiddelijke ontslag van Ruissaard uit
| |
| |
den dienst eischte. - Ruissaard ging in hooger beroep maar zonder succes, en beging toen de fout, in een brief aan Vermeulen van zijn wraakzuchtige gedachten tegenover hem en het land blijk te geven. Alleen het bewustzijn van zijn vernietigde carrière en zijn onmetelijk verlangen naar wraak konden hem in de armen van den geheimen dienst van een mogendheid drijven, die tegen zijn eigen land ageerde.
Pas eenige maanden geleden is Ruissaard in ons land teruggekeerd, heeft een woning gehuurd, om dan voor een half jaar naar een sanatorium in Malo-les-bains te gaan, waar vandaan hij al zijn ondernemingen leidde.
Het was zijn taak - daar omtrent kan nu geen twijfel meer bestaan - de invoering van een nieuw wapen, dat voor de beveiliging van onze koloniën van enorm belang is, niet alleen tot elken prijs te verhinderen, maar ook de plannen en berekeningen te stelen en aan de mogendheid, waarvoor hij werkte, uit te leveren.
Voor een man, die zijn eigen land verraadt, kan men slechts diepe minachting voelen, maar hoe moet men iemand beschouwen, die zijn minderwaardigen arbeid nog met vijf moorden onderstreepte.
Zijn meest verfoeilijke misdaad is ontegenzeggelijk de moord op Vice-Admiraal Morrees, een man van groote verdienste, wiens heengaan voor het land een groot verlies beteekent. Op dit geval, dat als geen ander de ongeloofelijke beestachtigheid van Ruissaard kenschetst, moeten wij dieper ingaan.
Ruissaard bevond zich, zooals wij weten, in een sanatorium in Malo-les-bains. Zoowel de directeur, dokter Fournier, als de hoofdzuster verklaren pertinent, dat Ruissaard nooit gedurende een nacht uit het sanatorium heeft kunnen wegblijven, daar dit tegen de regels van het huis geweest zou zijn. Dokter Fournier, zuster Hélène en de portier verklaren buitendien met groote zekerheid, dat Ruissaard zich steeds aan deze voor- | |
| |
schriften heeft gehouden. En toch is onomstootelijk bewezen, dat Ruissaard eenigen tijd geleden het bal van de Industrieele Club in den Haag bezocht en bij die gelegenheid met Vice-Admiraal Morrees en diens dochter gesproken heeft.
Daar bij een nauwkeurige bezichtiging van de plaats is gebleken, dat het onmogelijk is, het sanatorium ongemerkt te verlaten, lag het voor de hand, dat Ruissaard zich van een tweede persoon bediende, die zijn plaats innam, waar het noodig was, dus ook in het sanatorium. Dezen man, dien hoofdinspecteur Smit den ‘schaduw’ van Ruissaard noemde, te vinden, was ontzettend moeilijk. Smit had al sedert eenigen tijd zijn verdenking in een bepaalde richting geconcentreerd, maar het is pas gisteren gelukt, de onomstootelijke bewijzen tegen deze interessante figuur in handen te krijgen. Het handelt zich om den vroegeren variété-artist Pedro Manresa, die in ons geval onder den Hollandschen naam Chris Wolters zal fungeeren.
In opdracht van den hoofdinspecteur deden rechercheurs gisteren een inval in de woning van Chris Wolters. Deze bevond zich reeds sedert den vorigen avond in verzekerde bewaring en de eigenlijke huurder van de woning, de ongeveer zeventigjarige Willem Klijn was evenmin aanwezig. Dit feit zou den beambten, die het uiterlijk van Klijn kenden, niet zijn opgevallen, wanneer zij niet bij de huiszoeking de baard, het witte haar en het étui met de ijzeren bril gevonden hadden! Maar dit waren niet de eenige eigenaardige voorwerpen, die hen in handen vielen. Zij vonden een buitengewoon scherpe foto van Ruissaard, verder een pruik, tincturen, potjes met zalf en alle verdere ingredienten, die voor het vervaardigen van een goed gelijkend masker noodig zijn. Een koffer, die in de woning stond, bevatte een aantal aanplakbiljetten en programma's van groote variététheaters in Rome, Milaan, Parijs, Barcelona, Berlijn, New York en Londen, waarin Wolters-Manresa de attractie
| |
| |
van den avond genoemd en als imitator aangekondigd werd.
Toen Corry, de dochter van Klijn - in werkelijkheid de vrouw van Wolters - zag, dat de beambten deze bezwarende voorwerpen hadden gevonden, legde zij een volledige bekentenis af, waaraan wij het volgende ontleenen: zij had Wolters in London leeren kennen, toen hij daar optrad. Na een jaar, waarin zij elkaar geregeld geschreven hadden, was hij weer naar London gekomen, waar zij toen getrouwd waren. Eenigen tijd daarna had Wolters haar met Ruissaard in kennis gebracht, die een voorstelling had bijgewoond en haar man na afloop daarvan had geïnviteerd. Een paar weken later kreeg Wolters weer een invitatie, had haar toen echter niet meegenomen en als reden opgegeven, dat hij met Ruissaard een belangrijk, zakelijk onderhoud zou hebben, waarvan veel voor hun toekomst kon afhangen.
‘Ik heb nooit begrepen,’ verklaarde Corry Wolters, ‘waarom hij zich met Ruissaard heeft ingelaten. Ik heb hem vanaf het eerste oogenblik gewantrouwd. Misschien omdat ik vond, dat mijn man een beroep had, dat een behoorlijk bestaan opleverde; misschien omdat ik mij niet kon voorstellen, dat een buitenstaander hem iets kon aanbieden, wat hem er toe bracht, beroep en inkomen op te geven en dit met een bestaan te ruilen, waarvan ik het wezen niet begreep. Pas toen het te laat was, heb ik de geheele waarheid vernomen.’
Het ‘zakelijke onderhoud’ tusschen Ruissaard en Wolters eindigde ermee, dat Wolters tegen een buitengewoon hoog ‘salaris’ in Ruissaards dienst trad. Inderdaad werden geen later gedateerde programma's met den naam Manresa gevonden en reeds vier weken na den door Corry Wolters genoemden datum werd de eerste moord begaan, en wel in September 1934 op de Engelsche marinewerf.
Chris Wolters is de zoon van den Spaanschen koopman Salvador Manresa, die met een Hollandsche, Chris- | |
| |
tiane Wolters, was getrouwd. Hierdoor wordt de naam Chris Wolters duidelijk, dien hij na zijn kennismaking met Ruissaard aannam. Maar ondanks zijn eenigszins avontuurlijke jeugd, waaromtrent bij de autoriteiten van verschillende landen het een en ander bekend is, meenen wij te mogen aannemen, dat hij het eigenlijke doel, dat Ruissaard beoogde, pas op een later tijdstip te weten is gekomen; op een tijdstip, toen er voor hem geen ‘terug’ meer mogelijk was. Zoo kon Ruissaard hem ook dwingen, de positie van bediende bij den eveneens vermoorden ingenieur Rink van Soest aan te nemen, om den ingenieur voortdurend onder observatie te kunnen houden.
Hoe is het Ruissaard nu steeds weer gelukt, zijn slachtoffers ongemerkt te benaderen?
Langs onbekende, geheimzinnige wegen is Ruissaard er niet alleen achter gekomen, dat men de invoering van een nieuw wapen van plan was, hetgeen voor de toekomstplannen van de mogendheid, waar hij voor werkte, fnuikend moest zijn, maar is hij ook de namen der met deze werkzaamheden belastte Hollandsche en Engelsche ingenieurs en scheikundigen te weten gekomen. En juist in het geval van Soest werpt dit een duidelijk licht op de oneindig fijne vertakkingen van deze spionnageorganisatie, die Ruissaard met behulp van de onbeperkte geldmiddelen, waarover hij beschikte, in het leven had geroepen, om zijn doel te bereiken. Van Soest was zoo enorm voorzichtig, dat zelfs in goed ingelichte kringen niemand wist, waar het laboratorium lag, evenmin als men iets van het bestaan van zijn medewerker vermoedde, een man, die zeer zeker genoemd moet worden.
De medewerker van van Soest, Dirk van Lier, werd na de ontdekking van het laboratorium door Ruissaard en zijn helpers, daarin opgesloten, waarna zij hem onder bedreiging van zijn leven poogden te dwingen, zijn arbeid, maar nu voor Ruissaard, voort te zetten, een eisch, waartegen van Lier zich moedig en met succes verzette.
| |
| |
Het feit echter, dat men van Lier meerdere malen aanbood, tegen een hooge vergoeding in den dienst van de achter Ruissaard staande mogendheid te treden, doet ons veronderstellen, dat men ook van Soest een dergelijk aanbod heeft gedaan, nadat de maandenlange pogingen van Wolters, om het laboratorium te vinden en de formules en berekeningen te copiëeren, gefaald hadden. De resolute weigering van van Soest heeft dan waarschijnlijk zijn dood ten gevolge gehad.
Ruissaard, die tegenover zijn eigen medewerkers even gewetenloos als tegenover zijn vijanden was, speelde den hoofdinspecteur op listige wijze materiaal in handen, dat in het geval van Soest de verdenking op Wolters moest laten vallen.
Dit systeem, om de verdenking op anderen te laten vallen, vinden wij bij alle misdaden van Ruissaard terug en dit moest op den duur gevaarlijk voor hem worden. En door dit systeem maakte hij, toen hij op Vermeulen wraak wilde nemen, zijn groote fout, die hem noodlottig zou worden.
Ruissaard moest gehoord hebben, dat Vermeulen, die hem in Indië veroordeeld had, naar Europa was teruggekeerd. Hij had er kans toe gezien, een foto van Vermeulen te bemachtigen en had zich met behulp van Wolters gegrimeerd, om als Vermeulen tijdens den overtocht van Harwich naar Hoek van Holland den moord aan den Engelschen staatsburger Bill Cowper te begaan.
Alvorens met het geval van Soest verder te gaan, zullen wij iets nader op den dood van Bill Cowper ingaan.
De moord op zichzelf was ontegenzeggelijk een vergissing van Ruissaard, want men kan moeilijk aannemen, dat hij het werkelijk op Bill Cowper, den secretaris van mister Clive Harrow, had gemunt. Welk doel kon het uit den weg ruimen van dezen secretaris hebben, zoolang de twee leidende personen van het nieuwe plan, Vice-Admiraal Morrees en mister Harrow, ongestoord hun werk konden voortzetten? Het staat nu wel vast -
| |
| |
nadat Zijne Excellentie Morrees het slachtoffer van een moordaanslag is geworden - dat de misdaad op de ‘Prague’ tegen den industriëel Clive Harrow gericht was. Dat mister Harrow er het leven heeft afgebracht, heeft hij ten eerste aan de omstandigheid te danken, dat hij den nacht niet in zijn hut, maar in een ligstoel op het dek heeft doorgebracht en ten tweede aan het feit, dat Bill Cowper een fout had begaan. Cowper had bij vergissing één hut op dek B besproken, die op twee personen zijn berekend, en Harrow kon op de volle boot de luxe hut, die hij wilde hebben, niet meer krijgen. Ruissaard drong de hut, die op den naam van Harrow stond, binnen en vermoordde den secretaris. Na de ontdekking van de misdaad werden dadelijk alle hutten doorzocht. Op dek C vond men een afgesloten hut, die door den kapitein werd geopend, en waar men een leegen koffer met een door den dader geschreven briefje vond. Dus moest Ruissaard onder twee verschillende namen twee hutten hebben besproken. Volgens de bepalingen van de scheepvaart-maatschappij heeft geen passagier het recht, na het aan boord gaan het schip nog een keer te verlaten. Hoe was het Ruissaard dus gelukt, deze bepalingen te ontduiken? Dat hij dit heeft gedaan, is komen vast te staan, aangezien voor beide hutten aan boord landingskaarten zijn uitgegeven. Hoofdinspecteur Smit ziet in deze kwestie twee mogelijkheden: Of de dader gaat aan boord, neemt zijn hut in bezit, verlaat het schip weer als kruier en komt in de gedaante van een anderen passagier terug, om de tweede hut, die hij besproken heeft, te betrekken. Of hij heeft een helper, die de eerste hut heeft besproken, aan boord komt, naar zijn hut gaat en het schip als kruier weer verlaat, zonder terug te komen, terwijl de dader zelf de tweede hut betrekt en het schip niet meer hoeft te verlaten.
Uitsluitend bezield door zijn wraakgevoelens had Ruissaard echter een fout in zijn berekening gemaakt:
| |
| |
Hij moest er rekening mee houden, dat de politie zich noch met de geheimzinnige leege hut noch met de mysterieuse figuur van den aan boord ‘verdwenen’ dader zonder meer tevreden zou stellen, en toch heeft hij iets over het hoofd gezien, namelijk de onbarmhartige scherpte van de fotografische lens, die kleinigheden openbaart, die met het bloote oog niet zijn waar te nemen.
Toen hoofdinspecteur Smit tot de vaste overtuiging was gekomen, dat de dader bij aankomst van de boot in Hoek van Holland nog aan boord geweest moest zijn, liet hij de aan boord gemaakte foto's van de passagiers vergrooten, en bij een nauwkeurige studie van deze vergrootingen viel hem het ‘masker’ op. Daarmee had hij het eerste, daadwerkelijke aanknoopingspunt gevonden. Wie en waar is deze man? Dat was de vraag, die de hoofdinspecteur nu moest zien te beantwoorden.
Het is een feit, dat het systeem der vingerafdrukken gedurende de laatste jaren niet altijd voor de volle honderd procent juist is gebleken, en bij voorbeeld in Scotland Yard is men er toe overgegaan, de geweldige kartotheek ter beschikking van het politiemuseum te stellen. Men is hiertoe overgegaan, omdat men de ervaring heeft opgedaan, dat de moderne misdadiger niet alleen zijn gelaatstrekken, maar ook de lijnen van zijn vingers langs operatieven weg laat veranderen, zoodat de afdrukken waardeloos worden. Hoofdinspecteur Smit, die met recht tot een van de meest moderne criminalisten gerekend mag worden, stelde zich er niet mee tevreden, de overeenstemming der worgsporen vast te stellen, maar bediende zich eveneens van de nieuwste uitvinding van den identificeeringsdienst; het is namelijk gebleken, dat de gezichtszenuwen en bloedvaten der oogen bij elk mensch verschillen.
Het materiaal, dat Smit bij het doorzoeken van Wolters' kamer in de woning van van Soest in handen viel, was een verzameling krantenuitknipsels.
| |
| |
Corry Wolters - aan de geloofwaardigheid van haar verklaring hoeft de hoofdinspecteur niet te twijfelen - vertelde, dat haar man er een liefhebberij op nahield: hij verzamelde al sedert jaren - en had haar deze verzameling reeds voor haar trouwen laten zien - alle krantenuitknipsels, die over curiositeiten of natuurwonderen handelden. Deze map bevond zich, zooals bereids gezegd, in Wolters' kamer in de woning van den vermoorden ingenieur van Soest. Na deze daad heeft Ruissaard blijkbaar aan deze verzameling eenige rood omlijnde uitknipsels toegevoegd, die op de twee in September 1934 en Maart 1935 in Engeland onder dezelfde omstandigheden begane moorden betrekking hadden, benevens het uitvoerige bericht van een in New York gepleegden moord, die in alle details met den moord op van Soest identiek was. Tijdens de herhaalde ondervragingen door den hoofdinspecteur heeft Wolters steeds beweerd, dat hij deze berichten zelf in de map had gelegd; een verklaring, die gezien de meedoogenlooze beestachtigheid van Ruissaard en de afhankelijke positie van Wolters begrijpelijk is. Wolters moest deze verdachtmaking wel zonder protest accepteeren, want verraad zou gelijk met zelfmoord hebben gestaan!
De rol, die Wolters in de geheele combinatie speelde, was den hoofdinspecteur bij het begin van zijn onderzoek geenszins duidelijk. Was Wolters de dader of had hij zich alleen maar aan medeplichtigheid schuldig gemaakt? Dit was een vraag, die de hoofdinspecteur op dat oogenblik nog met geen mogelijkheid kon beantwoorden.
Terwijl de inspecteur nog over deze vraag piekerde, dook een nieuwe figuur op, die hem al dadelijk daardoor verdacht toescheen, dat hij elke ontmoeting met hem angstvallig vermeed: Murphy Trast.
Trast, die bij de achtervolging werd gedood, was in zekeren zin een tragische figuur, want hij scheen zich voor de dochter van Zijne Excellentie Morrees te inte- | |
| |
resseeren en door dit te veel te laten blijken, trok hij de aandacht.
De hoofdinspecteur vreesde, dat tijdens het bal van de Industrieele Club in Hotel des Indes te den Haag, dat zoowel Vice-Admiraal Morrees als mister Harrow wilden bezoeken, iets zou kunnen gebeuren en hij besloot, het bal eveneens bij te wonen. Op dezen avond wilde hij den dader uit zijn tent lokken: hij bezocht het bal in het masker van den man, dien hij door de aan boord van de ‘Prague’ gemaakte foto verdacht. Het maneuver van den hoofdinspecteur had succes: een briefje werd hem overhandigd, waaruit bleek, dat men hem herkend en zijn bedoeling doorzien had. In de zaal werd tijdens een kort cabaret-nummer een aanslag op den hoofdinspecteur gepleegd, waaraan hij alleen door zijn tegenwoordigheid van geest is ontkomen.
Twee dagen later werd Zijne Excellentie Morrees in zijn villa in Wassenaar vermoord.
Op het bal had Morrees geheel onverwachts Ruissaard ontmoet, met wien hij samen in Indië was geweest. Morrees, die al voor het proces tegen Ruissaard Indië had verlaten en nooit meer iets van hem gehoord had, was oprecht verheugd, een ouden dienstmakker weer te zien en gedreven door den wensch, oude herinneringen op te halen, inviteerde hij hem bij zich aan huis. Hij vermoedde niet, dat hij hiermee zijn moordenaar in zijn huis haalde!
Weer stond de hoofdinspecteur voor een raadsel. Na zijn bezoek in Malo-les-bains echter begon hij eenig licht in de zaak te ontdekken, en wel hoofdzakelijk door zijn onderhoud met Ruissaard. Deze liet den gloeienden haat, dien hij tegen Vermeulen koesterde, bij het zien van de fotografie van den man op de ‘Prague’ al te duidelijk blijken.
De hoofdinspecteur begon zich nu iets meer voor dezen rechter te interesseeren en vernam van hem de ware toedracht van de strafzaak tegen Ruissaard.
| |
| |
Intusschen was het gelukt, doordat men de gangen van Murphy Trast en een anderen helper, Adriaan Riemsdijk had na gegaan, het laboratorium van van Soest te ontdekken en daar diens medewerker Dirk van Lier te vinden. Uit de verhalen van van Lier viel het niet moeilijk, zijn bezoeker met Ruissaard te identificeeren. De hoofdinspecteur gaf dadelijk opdracht naar Malo-les-bains, een foto van Ruissaard te maken, en de volkomen overeenstemming van de gezichtszenuwen en de bloedvaten der oogen leverde onomstootelijk het bewijs, dat Ruissaard de dader was.
Wij zeiden reeds, dat de naam van Lier met eere vermeld dient te worden. Het is hem niet alleen gelukt, Ruissaard en zijn helpers door kwasi voor hen te werken op sleeptouw te houden, maar hij heeft ook tijdens zijn opsluiting ondanks zijn gevaarlijke situatie door onvermoeiden werkelijken arbeid de eenige fout gevonden en kon den hoofdinspecteur de volledige plannen, schetsen en formules overhandigen.
Men had den hoofdinspecteur bij het verlaten van het gebouw gezien: maar aangezien hij de sloten van de stalen deur van het laboratorium weer op dezelfde cijfercombinaties had ingesteld die hij bij zijn aankomst had gevonden, wist men blijkbaar niet, of het hem gelukt was, van Lier te ontdekken. De door van Soest uitgevondene en door Smit toevallig ontdekte D-combinatie hadden Ruissaard en zijn helpers niet noodig gehad, daar zij na den moord op van Soest in het bezit van de sleutels waren gekomen.
De hoofdinspecteur, die voelde, dat men hem had bespied, zond zijn Chineeschen bediende Tsien Yang met de papieren, die van Lier hem had toevertrouwd, naar den Haag. In een speciale opdracht aan het ministerie verzocht hij om spoedige vervaardiging van plannen en formules, die niet alleen van foutieve veronderstellingen moesten uitgaan, maar ook van foutieve getallen en berekeningen voorzien moesten zijn. Deze vervalschingen
| |
| |
moesten zonder in acht name van bijzondere voorzorgsmaatregelen in het ministerie worden neergelegd. Had men den hoofdinspecteur werkelijk gezien, dan was deze er van overtuigd, dat men alles in het werk zou stellen, de door hem gevonden papieren te bemachtigen. Op deze manier hoopte hij, van Lier het beste te kunnen beschermen en de medeplichtigen van Ruissaard uit hun tent te lokken. Zijn wenschen werden vervuld, en het duurde niet lang of het vermoeden van den hoofdinspecteur bleek juist te zijn. Men liet de vervalschingen rustig stelen!
Door de aanwezigheid van de papieren in het ministerie was het den tegenstanders van den hoofdinspecteur natuurlijk duidelijk geworden, dat hij van Lier gevonden had en hen kende. Hij was een groot gevaar voor hen geworden. Zij besloten tot zijn ondergang en ontvoerden hem in een vliegtuig naar zee.
Met de mogelijkheid van een dergelijke ontvoering had de hoofdinspecteur niet gerekend, wel echter met een vlucht van de hoofdschuldigen per vliegtuig of onderzeeër. Daarom had hij voor den beslissenden nacht om uitzending van de vloot verzocht, en Murphy Trast die het toestel met den ontvoerden hoofdinspecteur aan boord bestuurde, daalde - zonder eenig vermoeden - tusschen de met gedoofde lichten varende schepen van de vloot. Dit had de redding van den inspecteur ten gevolge, benevens de arrestatie van de belangrijkste medeplichtigen van Ruissaard.
Ruissaard werd na zijn arrestatie met den man geconfronteerd, dien men op de marinewerf te den Helder onder verdenking van opruiïng had aangehouden. De man die steeds hardnekkig gezwegen had, legde toen een volledige bekentenis af, niet alleen, wat de sabotage op de Hollandsche schepen betreft, maar ook omtrent de reeds in Engeland gepleegde sabotage op schepen en in fabrieken, die voor de marine werkzaam waren.
Het proces tegen Ruissaard, Wolters-Manresa en
| |
| |
Riemsdijk wegens moord, moordaanslag en ontvoering zal binnenkort een aanvang nemen en alle beschuldigden zullen na hun veroordeeling door de Hollandsche rechtbank aan de Engelsche justitie worden uitgeleverd, om aldaar wegens de twee in Engeland gepleegde moorden terecht te staan.
De dag van vertrek was voor Clive Harrow gekomen en hij bracht Jeanne zijn afscheidsbezoek.
Zwijgend zaten zij tegenover elkaar. Ieder volgde zijn eigen gedachten en beiden voelden, dat het dezelfde gedachten waren.
Ten slotte stond Harrow op en ging naar het raam, dat op het park uitzag.
Jeanne trad op hem toe.
‘Ik ga nu vertrekken, Jeanne. En welk antwoord neem ik mee?’
Jeanne zweeg. Maar alle gevoelens, die zij voor dezen man koesterde en die haar geheele wezen vervulden, kwamen hartstochtelijk naar voren, toen zij haar armen om zijn hals sloeg.
Hun lippen vonden elkaar in een langen, innigen kus.
De auto nam denzelfden weg, dien zij na hun eerste ontmoeting op de ‘Prague’ hadden gereden.
Achter de duinen zonk de zon als een gloeiende bal in zee. De avondlucht was warm en vol zoete geuren.
Veel te vlug was Hoek van Holland bereikt.
Harrow ging aan boord.
De sirene gaf het laatste sein. De scheepsbel luidde en kletsend vielen de trossen in het water.
De hemel stond vol sterren en de zee was stil en glad als een spiegel.
Jeanne stond nog op den pier en keek de verdwijnende boot na.
Zij voelde zich gelukkig, en vervuld van de bezielende gedachten aan den man, wien haar geheele liefde toebehoorde, ondernam zij den terugtocht.-
|
|