| |
| |
| |
I
‘Wil er iemand tegenspreken?’ vroeg Kir op een wijze die elke tegenspraak bij voorbaat uitschakelde. Bessy zat aan zijn linkerhand. Haar blik viel schuin over zijn profiel. Zij zag het zweet parelen aan de wortels van zijn dun voorhoofdhaar. Een bijna zinnelijke spanning bereikte haar hoogtepunt. De uitspraak van de straf bleef voor hen als een opwindende bevestiging van hun onafhankelijkheid.
Tussen de half afgebroken fabrieksmuren zaten de jongens een ogenblik ademloos rondom het stenen ‘gerechtsblok’, betonnen voetstuk dat vermoedelijk vroeger een zware stoommachine gedragen had. Rondom viel het licht van de beginnende nacht door de lege raamgaten en in de dakloze ruimte.
Kir wachtte even. Hij kende die stilte. Hij onderging haar. Hij wilde dat het indruk maken zou op het meisje naast hem. Hij floot zachtjes tussen de tanden. De wachtposten in de muurgaten, die het met barakken beplante terrein
| |
| |
bewaakten, gaven het signaal veilig. Men kon de meisjes nauwelijks van de jongens onderscheiden. De zaktransistor vóór Kir kraakte zachtjes door de blues heen, die met gedempte ‘riffs’ door de open ruimte werden gesmoord.
‘Het woord is aan de officier,’ beval Kir spottend. Serge stond op van de ijzeren balk waarop hij acrobatisch lag uitgestrekt. Hij was een uitstekend student; maar commissaris Larrin van het achtste arrondissement had hem al twee maal de les gelezen. Die onverschilligheid vermeerderde zijn invloed bij de meisjes. De jongens speelden intussen met hun messen.
‘Aan de poëtische en intellectuele kwelling der Grieken en aan hun geestelijke onrust,’ zei hij, ‘hebben de “vermoeiden” hun beklemming over de snit van hun cocktailpak toegevoegd, hun te wellevend bedoeld gebaar en hun zorg om iedereen op elk ogenblik te behagen...’ Kir draaide aan de transistor, die luider begon te spelen, om te doen blijken dat dit gedeelte van de speech hem bitter weinig kon schelen.
‘Alle theorieën zijn sindsdien gefusilleerd,’ vervolgde Serge verveeld, ‘zelfs de lof der vrijdenkerij, die een toevlucht gevonden heeft in horoscopen. Jullie weten dat Charat een ras- | |
| |
artiest is. Hij zegt: er blijft ons niets anders over, dan de hele rotzooi ertegenaan te smijten. Tegen het doek te spatten en te spuwen! Wat een liefde! Wie nooit een vrouw in haar nek gespuwd heeft van baldadige tederheid, weet niet hoe zeer Charat het schilderen in het bloed heeft. Moeten we Charat veroordelen, omdat hij zijn kunstenaarschap op absolute wijze uit? Nee, we moeten hem uit de handen van commissaris Larrin houden. Laten we zijn blanke spieren behandelen zoals hij op zijn eigen schilderslinnen tekeergaat. Ik wil een conclusie trekken. Dit is geen les. Dit is een element van de meest consequente moraal. Er bestaat geen fout in de samenleving, er bestaan alleen vergissingen.’
Hij ging weer liggen.
‘Inlichtingen!’ vervolgde Kir.
Aan de andere kant stond een magere jongen op, die nauwelijks een blik wierp op de vergadering. Hij had zijn verklaring als een geschreven stuk in het geheugen:
‘De Byzantijn wordt vermist. Er zijn bloedvlekken achtergebleven op zijn jas, die aan zijn adres is afgeleverd. Niemand van ons heeft hem de laatste dagen gezien...’ Hij herhaalde deze laatste zin op een gebiedende toon. ‘Het stoffelijk
| |
| |
overschot van de Byzantijn is aan de nieuwsgierigheid van de “kuikens” (politie) onttrokken. Hij geloofde in de ziel. Conclusie: bek dicht.’
Hij dook weer terug in het duister.
‘De zaak Brou,’ vervolgde Kir.
Het meisje aan zijn linkerhand stond op. De wind bewoog het lange blonde haar dat sluik op de gespannen schouders van groen leer viel. Zij zei bedeesd:
‘Fietsketting voor Brou. Heeft op gewelddadige wijze Tania gedwongen. De liefde is een vrije keuze. Verkrachting veronderstelt geestelijke achterlijkheid. Zij is ontoelaatbaar in ons midden. Conclusie: burgerlijke perversiteit.’
Twee jongens leidden Brou op het betonnen blok. Hij kreeg als tegenstander een halfbloed, die enkele dagen eerder veroordeeld was wegens ongedisciplineerd stelen van een Amerikaanse wagen. Ze noemden hem de Huid. Zijn lichaamskracht boezemde respect in. Minder bij de meisjes van de bende, die meer prijs stelden op de duistere schakeringen van het intellect dan op fysieke kracht. Zij onderscheidden zich blijkbaar van hun moeders, wier verbeelding meer betoverd werd door het prestige van een uniform dan door een filosofische levensbeschouwing.
| |
| |
De nieuwe amazones hadden evenmin belangstelling voor een levensbeschouwing, maar zij wilden meedoen aan de ironie der ontkenning van èlke levensbeschouwing. Hun slordige kleding was blijkbaar daarvan een demonstratie. Het is opvallend welk een rol de kleerkast speelt bij grote en kleine revoluties. Zij dachten ook dat de weerloosheid van de vrouw tegenover de mannelijke veroveringszucht tot het verleden behoorde. Zij verweten Tania dat ze niet bedreven was in judo.
De eerste slagen van de kettingen, die aarzelend over de schouders neerkwamen, boeiden de toeschouwers niet. Af en toe gaf een doffe smak aan dat een ‘swing’ goed rond de ribben was gelegd. Hier en daar werd dat gevolgd door het gefluit van een enkeling. De anderen wachtten onverschillig op een toorniger ritme. Die het dichtst bij het blok zaten, flitsten af en toe hun zaklamp over de twee ranselende figuren om te zien of er al bloed viel te bespeuren op hun huid. Tot kleine zwarte plekken mengden zich zweet en smeer van de kettingen als donkere brandmerken op hun naakte bovenlijf, dat reeds glom terwijl de adem af en toe al met een ingehouden gesteun werd uitgestoten.
| |
| |
Kir keek zijdelings naar zijn nieuwe assistente en vroeg stil:
‘Hoe vind je het?’
‘Afschuwelijk,’ antwoordde ze snel en misprijzend.
‘De moed is meer waard dan de afstraffing,’ antwoordde hij met opvallende zachtheid, ‘we hebben geleerd dat de veerkracht van een moraal minder van spelregels afhangt dan van de energie van bepaalde beslissingen... Men kan met spontaniteit een proef doorstaan, zelfs wanneer het gehoorzaamheid geldt. Het getuigt van karakter vrijwillig te doen, wat men anders gedwongen zou zijn als slaven uit te voeren...’
‘Dat heb ik al elders gehoord.’
‘Er is niets nieuws. Het gaat erom zijn voorbeelden goed te kiezen.’
‘Voorbeelden...’ herhaalde ze smalend.
Er heerste nu voelbaar opwinding onder de aanwezigen. In het duister klonken de slagen dof, dreigend. Het gekreun dat erop volgde, meldde dat de vechters het grensstadium naderden. Meestal hielden ze vol totdat een van beiden bewusteloos neerviel. Een enkele keer liet een der deelnemers zich in elkaar zakken ten teken van overgave. Hij werd uitgefloten en uit het
| |
| |
kader geworpen. Hij kon zijn eer terugkopen met het vernielen van een krantenkiosk of het stelen van een auto.
Bessy zag de twee figuren in het duister glimmen. Zij veranderden traag van houding en leken op smeden die bezig waren met iets dat hen buitenmate in beslag nam. Hoewel ze aan Kir haar misprijzen had laten merken, bespeurde ze ergens diep in zich een opwinding. Iets als bewondering, maar die ze zelf nauwelijks bepalen kon.
Kir keek niet meer naar haar maar zei nog:
‘Technisch lijkt het me uitstekend, maar dat is het deel waarvoor vrouwen de minste aandacht hebben.’
‘Welk een naïveteit,’ spotte ze.
‘In de liefde, misschien,’ vervolgde hij snel, ‘maar dat is een oppervlakkige fysieke manier van oordelen.’
‘De techniek van het lichamelijk spel is volmaakter naar gelang er meer zielsinhoud is.’
‘Metafysiek,’ sneed hij af.
Serge had hun woordenwisseling gevolgd. Hij boog voorover op zijn balk naar Kir en fluisterde op een manier dat ook het meisje het kon horen:
‘In Malraux's “Verleiding van het Westen” ver- | |
| |
wijt een Aziaat hem dat hij de pretentie heeft om de vrouwenziel te doorgronden in zijn boeken, hetgeen onder andere de Chinezen minachten en tot mislukking gedoemd weten. Zij vragen zich af wat wij ervan denken zouden indien zij ons in hun boeken zouden uitleggen wat er zich voor gevoelens in een vogel afspelen.’
‘Intellectueel!’ schold Kir.
Brou wankelde en viel met een zware smak tegen de grond. Niemand applaudisseerde voor de Huid die met zijn bebloed gezicht eventjes meewarig naar zijn slachtoffer keek en het toen opraapte. Hij droeg Brou in zijn armen van het blok af en mompelde:
‘Het is niets jongetje, het is niets, met een whisky kom je dadelijk weer bij...’
De zitting werd opgeheven.
Even later vulde alleen de nacht de gaten en het afval van de oude fabriek, die als een vervallen modern colliseum op de rand van stad en land stond.
Kir had het stuur genomen van Bessy's wagen. Niet omdat het voor hem een buitengewone kans was. Hij kende deze Alfa als een kind zijn speelgoed. Maar rijden betekende voor hem de enige
| |
| |
opwinding. Hij hield van het geluid van de motor. Nam de bochten met een opzettelijke brutaliteit en boorde zich een weg door het stadsverkeer alsof hij een slalom uitvoerde.
‘Je doet alsof je achtervolgd wordt,’ merkte Bessy op.
‘Misschien word ik dat ook wel... maar niet door de politie.’
‘Door Pamela, bij voorbeeld...!’
Hij grinnikte genoeglijk.
Zij deed of het haar weinig schelen kon.
‘Voor een gecompliceerde vrouw als jij, is die vorm van hygiëne te eenvoudig om te snappen,’ zei hij plotseling ernstig. Maar zij merkte dat zijn ironie het won, terwijl hij voortging, ‘dat is nochtans het enige praktische dat mijn vader me heeft doen begrijpen.’
‘Je moeder verveelde hem?’ vroeg ze.
‘Misschien. Maar dat was niet de voornaamste reden voor het feit dat hij maîtressen had. Hij was een religieus man, maar hij vond dat iemand liefhebben de beminde persoon nog niet het recht verschaft om absoluut beslag op hem te leggen. Hij was bovendien een gecultiveerde man met een klassieke opvoeding, die bij Ovidius geleerd had dat men meer liefdes moet heb- | |
| |
ben om niet aan één enkele zijn vrij intellect op te offeren. En aangezien zijn geld hem in staat stelde zijn filosofie ten uitvoer te brengen...’
Hij vond dat hij duidelijk genoeg was geweest en ging er niet verder op in.
‘Pamela heeft een dochter van vijftien jaar,’ drong Bessy aan, ‘ik vraag me af op welke leeftijd ze getrouwd is.’
‘Wanneer ik bij een vrouw kom, interesseert het me alleen of ze een behoorlijke badkamer heeft,’ antwoordde hij sarcastisch.
Bessy voelde dat het genoeg was. Ze legde in gedachten een verband tussen Pamela's dochter en het verdwijnen van de Byzantijn. Dat was slechts instinctmatig. Zij zei op een toon alsof ze mijmerde, terwijl haar hand in zijn nek gleed om met zijn al te lange haren te spelen:
‘Een echtpaar zijn twee mensen die op toevallige wijze bij elkaar zijn gebracht. Ik was nauwelijks veertien jaar toen ik daar vaak met beklemming aan dacht. Later begreep ik dat twee mensen elkaar snel gaan vervelen, omdat ze geen geheimen voor elkander hebben. Hun leven begint weer, maar dan afzonderlijk, zodra ze in het bestaan weer iets ontdekken of beleven dat een geheim waard is. De intimiteit verliest zijn be- | |
| |
tekenis wanneer ze niet altijd nieuw is. Wanneer de een niets meer te ontdekken heeft in de ander, wordt het gezamenlijk bestaan een vloek. Tenzij ze samen een zelfde hoge dunk hebben over de wijze waarop ze hun kinderen op dat onoverkomelijke moeten voorbereiden.’
‘Dat is erg eenzijdig,’ zei Kir zachtjes.
‘Is je vader een lieve man?’
‘Hij lijkt me een ridderlijk man, maar juist dat heeft me vaak geërgerd... Niets, zelfs ik niet, heeft hem ooit zorgen gebaard.’
Dit laatste ontroerde haar helemaal niet, integendeel, de wijze waarop hij het zei mishaagde haar.
Bij Garches zwenkte hij de boslaan in. Zij vroeg hem te stoppen vlak bij het verlaten opzichtershuis. Ze stapten uit. Ze hield haar handen in de schuine zakken van haar leren jas, alsof ze plotseling een besluit nam om tegen iets weerstand te bieden. Toen Kir haar naderde zei ze koel:
‘Als ik wist wie de Byzantijn heeft doen verdwijnen, zou ik met hem afrekenen.’
Kir lachte luid.
‘Jij... hoe zou je dat doen?’
Haar hand maakte een korte beweging in de richting van de laatste gemeentelamp, die pie- | |
| |
pend aan zijn paal in de wind schommelde. Toen zag Kir dat haar vingers een voorwerp omknelden. Voordat hij reageerde viel de elektrische peer in scherven naar beneden.
‘Je bent gek,’ riep hij gedempt, ‘stap in!’
Ze reden snel het pad af in de richting van de villa's, waar een paar jachthonden blaften.
Geen van beiden sprak meer totdat ze voor het huis van Bessy's ouders afscheid van elkaar namen.
|
|