't Was de mooiste broche die hij vinden kon.
Dikwijls komt hij in het matrozenlogies.
Daar heeft hij goede vrienden.
Hij speelt fluit terwijl de grote stoker muziek maakt op de harmonika. Of hij praat met den ruigen roerganger over Jan en Greta en Jopie en moeder.
Hoe verder de stomer naar het zuiden komt, hoe beter wordt de jongen.
Zijn zware schoenen heeft hij allang aan kant gedaan. Zelfs de sandalen draagt hij niet meer. Hij vindt het heerlijk dat hij weer op zijn blote voeten lopen kan.
Ook de dikke jas kijkt hij niet meer aan, want de lieve zon is er en die maakt jassen overbodig.
En zijn werk heeft hij weer opgenomen. Hij is druk bezig van de ochtend tot de avond. Hij maakt de hut van den kapitein in orde en helpt in de eerste klas salon tafeldienen. Hij poetst schoenen en borstelt jassen, hij boent de grond en poetst het koper.
En in zijn hart is het zonnig.
Met verlangen ziet hij uit naar het ogenblik dat de boot te Batavia aan de kade liggen zal.
Wat zal hij trots, met de rijksdaalders in zijn wrong, naar 'm Bok Soeroe stappen. Wat zal die 'm Bok Soeroe een grote ogen opzetten als ze hem ziet. Wat zal ze groots op hem zijn.
Zulke prettige gedachten heeft hij nu de zon er weer is.
Maar hij weet toch niet of hij wel altijd op zee blijft.
Het kan wel zijn, als hij veel geld verdiend heeft, genoeg om een buffel te kopen, en een sawa, dat hij dan....
Ach nee, zijn dessa is er immers niet meer en zijn vader en zijn moeder....