die, op mijne beurt, anderen ter eere zong, nu zoo Stoïsch zijn, dat ik de eigenliefde zou trachten uit te schudden, en zeggen, dat ik niet een weinig genoegen in mijne eere gevoele? Dit waare te hoogmoedig zijn, om de ingeschapen gevoelens der natuur te willen belijden. Doch mij gelijk te willen stellen aan den hoogen lof, en hoogdravende vergelijkingen met Virgilen, en Vondelen, zou enkele verwaandheid zijn: terwijl die, aan den anderen kant, luisterrijke Sieraaden zijn in de schoone Gedichten mijner Bekrooneren, welker hooge uitdrukkingen ik, eerbiedig, in zoo verre, op mij durf toepassen, dat ik die groote Mannen van verre zal trachten na te streven. En, dewijl, onder het weigeren, niet zelden trotscher hart verborgen ligt, dan in het openhartig aanneemen, zoo heb ik ook, van mijne waardige Vrienden, deeze hunne geschenken, met liefde en dankzegging, aangenomen, en der waereld mede gedeeld.
Ik schenk ze u dan ook, mijne Leezers, met die heuschheid, met welke zij mij geschonken zijn: weigert ze ook hunnen verdienden lof niet.
J. le Francq van Berkhey.