A droite par quatre!’ en wat weet ik nog meer.
's Avonds kregen we een paar uurtjes vrij af. Broer en ik gingen dan lekker soupeeren bij onzen gastheer, die straalde van genoegen, omdat hij ook iets voor ‘les petits Belges’ kon doen.
En als we even de politieke en strategische gebeurtenissen aanraakten, dan besloot hij altijd met iets dankbaar warms in zijn fonografisch stemmetje.
- Ah! si nous n'avions pas eu la Belgique, nous serions fichus!
Ge kunt denken hoe wij glommen van trots bij zoo'n klomplimentje!
't Was de tijd van de epische gevechten aan den IJzer: Steenstraten, Diksmuide, Ramskapelle, Lombaartzijde, Stuyvekenskerke! Wij gloeiden bij 't lezen der krantenverslagen.
Misschien kent ge Fécamp?
't Is een stadje, aan zee, als een nest in de vallei gedoken. Weinig monumentale gebouwen. De Bénédictine alleen, met haar spits torentje en hare fijn uitgebeitelde minaretjes, fleurt met haar architektonisch allure, de grijze monotonie der overige huizen op.
Omheen Fécamp slieren mooie wandelplaatsen alover berg en dal. Hoe dikwijls heb ik daar ergens op een uitsprong der falaises zitten droomen, terwijl de golven, in den afgrond beneden mij, tegen de granieten flanken der kust aanbeukten?
Spoedig hing het epikuristisch leventje mij daar de keel uit. Ik verlangde meer ruimte, verandering, nieuwe avonturen.