Tpalays der gheleerder ingienen, oft der constiger geesten(1556)–Frans Fraet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Evijr] [fol. Evijr] lxxi. Wacht dat v den tijt niet en ontsneeft Goey vsueghelen hi heeft // en vliecht subijt De wijse om bewaren, hem daer toe wel begheeft Want gheen dinck so costelijck als den tijt Quaet om weder halen, dien is quijt Dus dien laet varen, doet seer onwijslijck Hi en roemt v niet weder int crijt Dus siet wel toe, ende doet auijselijck In onnutte ouerdaet en is niet prijselijck Hem ouer te brenghene, sulck gheblaemt // sneeft Oft in ledicheden, tis afgrijselijck Elck ghelijck die wijse man betaemt // leeft. Vorige Volgende