Tpalays der gheleerder ingienen, oft der constiger geesten(1556)–Frans Fraet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Bvr] [fol. Bvr] xix. De roose spruyt wt scherpe doornen stuerlijck Hoe wel dat si natuerlijck // wel riect excellent De doornen sijn scherp, de menschen beruerlijck De roose is soet, wel rieckende yent Dit is bewijsende elck eerlijck herte present Dat na alle labuer, arbeyt, en pijne En traualie, studatie, en swaer regement Coemt groote soeticheyt en medecijne Dus verdraecht de scherpheyt tot allen termijne Sonder murmuratie, oft eenighe afgrijsheyt Ghi sult sbooms soetheyt smaken, na de disciplijne Dwelck men is heetende, het fruyt der wijsheyt. Vorige Volgende