Tpalays der gheleerder ingienen, oft der constiger geesten(1556)–Frans Fraet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio Aiiijr] [fol. Aiiijr] i. Ons voorsaten in tijden voorleden // sijn Den god Ianus besneden // fijn // autentijck Met twee aensichten, waerom sijt deden // fijn Was om thoonen het toecomende, als ghelijck Dat voorleden was, om dat de sinnekens rijck Souden wesen, het toecomende oock ghedachtich Als tvoorleden, om alle versijck Tschouwene, hoe rijck, simpele, oft machtich En so wie sulcx doet, en sal niet clachtich Wesen, maer vlien daer duer alle verdriet. Blijde daghe sal hi wesen verwachtich Wijs is de man, die in tijt svoor hem siet. Vorige Volgende