Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
[pagina 192]
| |
Toon: Almande Schak.
WAt baard de Minnijt niet!
Wat laatze niet geschieden!
Als een, die met verdriet
Het gun hy liefd, moet vlieden,
‘K heb Trijntje zoo gezind
Dat zy geen trouwer vind
Maar ag! wat ist: want ziet!
Iaap komt zijn dienst ‘er bieden.
Nu sta ik als versteld,
Ik kan ‘er hart niet winnen!
Zy klaagd, en zeid, je queld
My, dat ik uw’ zou minnen;
Neen Klaas, laat u gezucht,
‘K heb tog op u geen lucht:
Gy hebt zo zeer geen Geld,
En dat verkracht mijn zinnen,
| |
[pagina 193]
| |
Dit zeidze alledaag,
Dies moet ik uit ‘er oogen.
En Iaapik zietze graag
Met ‘t zailtje opgetoogen.
Iaap wint ‘er fier gemoed;
Wijl hy zoo znoft op ‘t goed.
Maar tis een wisze plaag,
Men word door tgeld bedroogen.
Tis lijkkewel een Meid,
Rechtschaape mooi, ‘s heeft handen,
En voeten, die bereidd
Ter loop zijn. Maar wat schanden!
Nu Iaapje ‘t eenig witt
Is, tgun ‘er hart bezit,
Zo voel ik my geleid
Na ‘t Treurhuis, vast met banden,
Om te boeien.
Ist niet een wonderwerk, dat die verbrutste Diertjes.
Na ‘t geld, en niet na Deugd, zo dapper bennen giertjes?
|
|