Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
[pagina 176]
| |
Toon: Esprit, qui souspirez.
ZArpzoete Tooveres// die my met uwen oogen
Begoogheld, dat ik niet en zie dat ghy my vaak,
Zo listig en deurtrapt bedriegt, en hebt bedroogen;
Tot mijn een hartepijn, tot u een groot vermaak.
Zal ik u zarripheid dan ewig moete proeven;
En nimmer enig heil geniete van u mond?
Elaas! dan wat een ramp komt my dees borste schroeven,
Zo knijpend hart en straft, tgun my zo deerlijk wond;
Die straft, moet re’en, en regt zen Doelwitt’ late weezen;
Waar is de re’en, en ‘t regt die gy hier in gebruikt:
Om my, uit stoff van quaad, alleenelijk te peezen;
Waar door ik waardig ben zo kort te zijn gefnuikt?
Is niet mijn trouwe Minn, van Tijd, tot tijd, gebleeken:
Zodanig dat ik waan, men kan niet trouwer zijn?
| |
[pagina 177]
| |
Maar ‘t schijnd wel Trou en Deugd word heede meest versteeken.
O, weereld vol bedrog, hoe zlim bedriegtge Mijn!
Vaar wel dan Afgoddin, ik hoop mi zo te draagen;
Dat mijn oprechtheid, schoon zy u nu mishaagd,
Nog eenmaal zal, wijl myn vergoode ziel, behaagen.
Nooit koomt hy qualijk uit, die een rein herte draagd.
Rein is zuiver. |
|