Arions vingertuig
(1645)–Thomas Fonteyn– AuteursrechtvrijOpdeunende verscheide minne-klagjes, koozingen, boertigheên, en andre rijmpjes en gezangen
Toon: Gelijk een Roosje teêr.
Gezigt.
EEn Arends flonkkeroog,
Boord door ‘et hooge zwerk,
Zo uitermaten hoog;
Maar tis een ander werk:
Wen Karileen ziet in mijn hart,
En schetterstraad van binnen,
| |
[pagina 123]
| |
Fa la la la la la la la la la.
In ‘t diep pit van mijn zinnen.
Reuk.
De waezem, die heur lipp
Zo zuiver schoon ontvloeid,
Ruikt als een Rooze klip
Met Hemeldauw besproeid.
Geen grager zuikker heeft een By,
Vol geuriger vermoogen,
Fa la la la la la la la la la.
Als hare Ademtogen.
| |
[pagina 124]
| |
En tgun ‘er speeld op oog en lipjes
Ist keurig zaft, tgun ik omvang.
Zmaak
Tvernougen tgun de Goden geven,
En kan in geen meer wellust zweeven,
Als, wen ik zuig die voedbre zugt,
Die zoete Nektarlijkke droppen,
Die my, wijl zy mijn harta’er proppen,
Vol Hemelvli’en, doen zo veel vrucht.
Gehoor.
Geen Orgel klank, of zangk der Kooren,
En is zo angenaam te hooren
Als ‘t rinklen van ‘er lieve keel.
Geen Tijmbelspel geen Luit of znaren,
En konnen zulk een hoorlust baaren
Als Karileen, in’t minste deel.
Zoet is aangenaam. |
|