Angename Ionkheid!
HIer is een nieuw Lekkernijtje voor uw’ keurge zinnen; een Tuig, dat oor en harte, wijlzen zmakelijkke Toontjes, uittermaten zal doen jeukken. En op’et Vingher-drillen vande goude znaartjes de vreugd doen bewijzen. ‘T is waar ik heb dit Tuig zoo een beetje uitten brand ghehaald; maar, dit doet my bedenkken, een ghestole brokje zmaakt wel, ‘tzal maar te anghenamer zijn, eensdeels om ‘tgun ree verhaald is, en, andersdeels, om de zoete vermaakelijkheid die’er onder schuild: Waer in de Autheur een stemmige zedigheidt, ondermengt, met bevallige deunnen, voor zen wit kiest; hatende de dartle uitspoo-