Populaire literatuur
(1974)–Jan Fontijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||
3 De 18e eeuwse leesbibliotheekcatalogieVoor de verspreiding en popularisering van ‘leesvoer’, lectuur of triviaalliteratuur waren in de 18e en 19e eeuw de leesbibliotheken belangrijke instellingen. Deze commercieel ingestelde winkel- of huurbibliotheken boden aan groepen van de bevolking die het zich niet konden veroorloven boeken te kopen, tegen een geringe vergoedingGa naar eind1., de gelegenheid zich met het lezen van populair-wetenschappelijke boeken, spannende verhalen en vooral veel ontroerende romans de tijd te korten. Binnen het kader van een onderzoek naar de triviaalliteratuur verdienen bovengenoemde leesbibliotheken onze aandacht, omdat gegevens over hun samenstelling en hun lezerspubliek veel mogelijkheden bieden om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van ontspanningslectuur in het algemeen en van fictioneel proza in het bijzonder. Om na te gaan welk type lezer boeken leende bij de leesbibliotheken, welke boeken hij leende en wat hij ervoor betaalde, zijn de bewaard gebleven gedrukte catalogi van die bibliotheken goede en bruikbare bronnen. Deze bronnen zijn tot op heden, althans in ons land, nauwelijks geëxploiteerd. In het buitenland, met name in Engeland en de Verenigde Staten, is wel de nodige aandacht besteed aan de geschiedenis van de verschillende bibliotheekvormenGa naar eind2.. Men onderscheidt in de buitenlandse studies meestal drie bibliotheektypen, namelijk de ‘social library’, de ‘circulating library’ en de ‘public library’. Het eerstgenoemde type kende zijn bloei vooral tussen 1720 en 1780 in de Engelse koloniën in Noord-Amerika. ‘Social libraries’Ga naar eind3. waren op ideële basis gestichte bibliotheken met een betrekkelijk gering aantal boeken (gemiddeld zo'n 200) en een nogal besloten karakter. Meestal waren ze ingericht door enkele ontwikkelde burgers (kooplieden, theologen, intellectuelen) die met elkaar een leesgezelschap vormden om zich gezamenlijk bezig te houden met wetenschap en serieuze literatuur. Deze ‘leesclubjes’ waren directe voorlopers van de moderne niet-commerciële openbare stads- en gemeentebibliotheken (‘public libraries’), die zich vooral na 1850 in de Verenigde Staten en | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Engeland snel begonnen te ontwikkelen. Tussen 1760 en 1850 was de ‘circulating library’ of winkelbibliotheek, gemeten naar de kwantiteit boeken en leners, de belangrijkste bibliotheekvorm. Nadat de eerste bibliotheken van dit type omstreeks 1720 door boekhandelaren in Engeland waren ingericht, begonnen zulke ‘leesbedrijfjes’ in de hele, ‘beschaafde’, 18e eeuwse wereld als paddestoelen uit de grond te schieten. Het succes van deze bedrijfstak wordt door de Engelse en Amerikaanse auteurs steeds verklaard door te wijzen op de belangrijke economische veranderingen en de daarmee samenhangende opkomst van de middenklasse in de jaren '40 van de 18e eeuwGa naar eind4.. Met de opkomst van vrij grote groepen potentiële lezers, die het zich echter niet konden veroorloven de over het algemeen nog prijzige boeken te kopen, ontstond er een markt voor de eigenaren van de leesbibliotheken. Hun commerciële opzet was er de oorzaak van dat de inhoud van deze bibliotheken aanzienlijk verschilde van de inhoud van de ‘social libraries’Ga naar eind5.. Juist omdat de leesbibliotheek afhankelijk was van een zo groot mogelijk aantal lezers, was het boekenbestand afgestemd op de vraag van het lezerspubliek en dat publiek vroeg voornamelijk naar ontspanningslectuurGa naar eind6.. De inhoud van de leesbibliotheken geeft derhalve een tamelijk nauwkeurig beeld van wat in de 18e eeuw door grote groepen van de bevolking gelezen werd. Het is daarom dat catalogi van die bibliotheken zo belangrijk zijn voor een onderzoek naar de leesgewoonten in de 18e eeuw.Ga naar eind7. Een dergelijk socio-literair onderzoek werd in het afgelopen jaar ingesteld naar de 18e eeuwse roman in Nederland door een kandidatenwerkgroep aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Bij een inventarisatie van apparaat over 18e eeuws proza werden de catalogi van de leesbibliotheken als bron ontdekt. Toen de door ons zijdelings gevonden catalogi erg goed bruikbaar bleken, zijn we nagegaan of deze vaak omvangrijke opsommingen van boektitels al eerder in ons land opgemerkt waren als hulpmiddel bij de bestudering van de 18e eeuwse literatuur en lectuur. Dit bleek niet het geval te zijn. Wel heeft H.E. Greve in 1933 het nut ingezien van een dergelijke studie. Hij schrijft in zijn boek over de geschiedenis van de leeszaalbeweging in Nederland: ‘Een systematisch onderzoek naar de “volksbibliotheken” en naar de verspreiding van “volkslectuur” zou een hoogst belangrijke bijdrage opleveren tot de kennis der burgerlijk-humanitaire stromingen in de 18e en 19e eeuw.’Ga naar eind8.. In buitenlandse literatuur bleek wel aandacht besteed te zijn aan de 18e en 19e eeuwse bibliotheekcatalogi, o.a. door Jesse H. SheraGa naar eind9., die in zijn | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||
boek over de ‘public library’ in hoofdstuk 5 een overzicht geeft van de ontwikkeling van de ‘circulating library’. Binnen dat hoofdstuk beschrijft hij ook enkele resultaten van vergelijkingen van de boekcollecties der ‘circulating libraries’Ga naar eind10.. Het is gebleken dat de samenstelling van de boekenvoorraad van die bibliotheken eenzijdiger was dan die van de ‘social libraries’ en dat die eenzijdigheid vooral na 1780 steeds groter werdGa naar eind11.. Omstreeks 1790 bevatte een leesbibliotheek aanzienlijk meer reisverhalen, levensbeschrijvingen van beroemde en beruchte personen en allerlei soorten romans dan wetenschappelijke boeken: ongeveer 70 procent van het totale aantal boeken (in een leesbibliotheek meestal 500 tot 5000) was ontspanningslectuur. Een ander opmerkelijk resultaat is de analyse van alleen de verstrooiende lectuur die in de ‘circulating libraries’ aanwezig was: de verhouding tussen de ‘literaire’ roman en de triviaalroman was omstreeks 1800 in de Verenigde Staten 1:20. Uit een en ander wordt duidelijk dat een aantal catalogi van leesbibliotheken voor de literatuurhistoricus interessant materiaal is en kan opleveren. Aangezien bij een tamelijk vluchtig onderzoek door ons al een vijftiental van zulke Nederlandse catalogi werd vergaard, lijkt het ons niet overbodig om ook deze vijftien boeken uit de periode 1750-1830 te analyseren. Dat er mogelijkheden tot analyse aanwezig zijn is evident, daar de catalogi van de ‘circulating libraries’ en die van de Nederlandse ‘publieke leesbibliotheken’ wat betreft hun inhoud vele overeenkomsten vertonen.
De volgende leesbibliotheekcatalogi werden door ons gevonden:
LIJST VAN CATALOGI VAN LEESBIBLIOTHEKEN IN DE ‘18E EEUW’.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||
LEESBIBLIOTHEKEN DIE VERMELD WERDEN, MAAR WAARVAN WE GEEN CATALOGIE KONDEN VINDEN:
Aanvankelijk bevatten de Nederlandse catalogi nog vrij veel wetenschappelijke titels, maar al gauw nadat ‘[...] de Volksbibliotheek van het Nut zich ging richten op verstandelijke, zedelijke en maatschappelijke ontwikkeling van het nederlandse volk [...]’Ga naar eind14. begonnen de winkelbibliotheken, leesbibliotheken of huurbibliotheken vrijwel uitsluitend romans te verzamelen. Gegevens over het publiek van de leesbibliotheken en over het doel dat de eigenaar van zo'n bibliotheek zich stelde zijn minder talrijk dan cijfers over aantallen boeken e.d., maar de voorredes en de ‘conditiën’ die meestal in de catalogi staan afgedrukt kunnen ons nog wel wat wijzer maken. In bijna iedere catalogus wordt het publiek ingelicht over het gebruik van de leesbibliotheek. Gebruikelijk is het vermelden van de intekenprijs per periode en soms ook de prijs van de ‘huur’ zonder intekening, evenals de toegestane tijd van lenen, kosten voor verlenging, openingstijden, gebruik van de bibliotheek | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||
door vreemdelingen, hoe te handelen bij vermissing of beschadiging van geleende boeken, enz.Ga naar eind15.. Uit de voorrede van de catalogus van de leesbibliotheek van Scheurleer en Van BalenGa naar eind16. kunnen we opmaken waarom die bibliotheek werd ingericht en voor welk publiek. Op pagina 2 schrijft de bibliotheekexploitant dat de belangstelling voor wetenschap en letteroefening in de Republiek sterk is toegenomen en dat er ‘[...] eenen algemeenen yver en lust tot kennis en onderzoek van fraaie Boeken’ heerst, maar dat er voor de vele liefhebbers ‘[...] eenen Schat van BOEKEN wordt vereischt, daar veele die 'er om benodigt zyn juist geen vermogen toe bezitten omze zich eigen te maaken’. Het is daarom dat Scheurleer in 1751 begonnen is met een leesbibliotheek ‘[...] voor onvermogende Wezen daar geest en vernuft in doorstraalt, voor veel Liefhebbers der Reken- en Meetkunde’ en ‘Letterminnaaren’. Omdat hij zijn bibliotheek wilde uitbreiden ging hij samenwerken met de boekverkoper Van Balen om de stijgende kosten te kunnen dekken. Een ‘genoegzaam getal Inschryvers’ stelde hem tevens in staat zijn zaken voort te zetten, dat wil zeggen ‘zo veel Weetgierigen als mooglyk [...] uit te Lokken tot het Gebruik’ van de bibliotheek die voortdurend verrijkt werd ‘met alles wat tot ieders byzonder nut en vermaaklyk tydverdryf strekken kan’. De catalogus van Scheurleer en Van Balen bevat 11,4 procent titels van fictioneel werk (hieronder rekenen we ook reisverhalen en biografische werken, omdat de grens fictie / non-fictie in deze genres uiterst vraag is), hetgeen zeer zeker niet wil zeggen dat gemiddeld een op de tien leners van die bibliotheek ontspanningslectuur vroeg; de uitleen frequentie van fictioneel werk was zeer waarschijnlijk veel hoger dan die van serieuzere geschriften. De verschuiving van non-fictie naar fictie in de leesbibliotheken wordt duidelijk als we de catalogus van Fink uit 1801 (zie lijst) bekijken. Hierin is 33 procent fictioneel werk, terwijl we er bovendien rekening mee moeten houden dat veel grotendeels fictionele boeken in de catalogus zijn gerangschikt onder de hoofdstukken geschiedenis, mengelwerk, opvoeding e.d., zodat de werkelijke verhouding tussen fictie en non-fictie nog gunstiger is voor eerstgenoemde categorie dan op het eerste gezicht het geval lijkt te zijn. Als we de prijzen voor inschrijving en lening vergelijken met het bedrag dat door een handwerksman of kleine middenstander omstreeks 1780 redelijkerwijs gesproken aan lectuur kon worden besteedGa naar eind17. en we weten dat de leesbibliotheekeigenaar G. Backhuysen in 1791 tien gulden en tien stuivers voor een jaarinschrijving vroeg, dan is het mogelijk na te gaan hoe ‘vermogend’ men moest zijn om | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||
boeken te kunnen lenen. We moeten er hierbij echter ook op letten dat het aantal uitleningen aan niet-ingeschrevenen aanzienlijk geweest is, hetgeen sterk doet vermoeden dat ook degenen die geen tien en een halve gulden per jaar voor inschrijving konden opbrengen regelmatig boeken leenden uit de leesbibliotheken. Een enkele blik op de catalogi roept tal van vragen op die na grondige analyse van hun aard en samenstelling, gezien de in het buitenland verkregen resultaten, grotendeels beantwoord zullen kunnen worden. Wij hebben niet meer willen doen dan wijzen op het belang van de catalogi voor een onderzoek naar de verspreiding en populariteit van triviaalliteratuur. Tot een nauwkeurige bestudering van de achterhaalde boekenlijsten zijn we nog niet gekomen; een grondiger onderzoek zal ingesteld worden door C.W.M. van Hout, die een verslag van zijn bevindingen zal geven in een binnenkort te vervaardigen doctoraalscriptie.
H.M. de Blauw/C.W.M. van Hout | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||
|