| |
| |
| |
| |
| |
[ACHTERBERG, G.]: Achterberg in kaart. Den Haag 1971. Aangehaald als: Achterberg in kaart. |
[ACHTERBERG, G.]: Commentaar op Achterberg. Opstellen van jonge schrijvers over de poëzie van Gerrit Achterberg verzameld door Fokke Sierksma. 's-Gravenhage 1948. |
[ACHTERBERG, G.]: Gerrit Achterberg. 20 mei 1905-17 januari 1962. Maatstaf. Jg. 11 (1963-64), nr. 10/11. Aangehaald als: Maatstaf, Achterberg. |
[ACHTERBERG, G.]: In Memoriam Gerrit Achterberg 1905-1962. De Gids. Jg. 125 (1962), nr. 3. Aangehaald als: De Gids, In Mem. |
[ACHTERBERG, G.]: Nieuw kommentaar op Achterberg. Samengesteld door Bert Bakker en Andries Middeldorp. Den Haag 1966. Aangehaald als: Nieuw kommentaar. |
Art and Error. Modern textual editing. Ed. R. Gottesman and S. Bennett. London 1970. |
BACKMANN, R.: Die Gestaltung des Apparates in den kritischen Ausgaben neuerer deutscher Dichter. Mit besonderer Berücksichtigung der grossen Grillparzer-Ausgabe der Stadt Wien. In: Euphorion. Jg. 25 (1924), p. 629-662. Aangehaald als: Backmann, Gestaltung. |
BEACH, J.W.: The making of the Auden canon. Minnesota 1957. |
BEISSNER, F.: Editionsmethoden der neuerer deutschen Philologie. In: Zeitschrift für deutsche Philologie. Jg. 83, Sonderheft (1964), p. 72-95. Aangehaald als: Beissner, Editionsmethoden. |
BEISSNER, F.: Einige Bemerkungen über den Lesartenapparat zu Werken neuerer Dichter. In: Orbis Litterarum. Supp. 2 (1958), p. 5-20. |
BEISSNER, F.: Lesbare Varianten. Die Entstehung einiger Verse in Heines ‘Atta Troll’. In: Festschrift Josef Quint, anlässlich seines 65. Geburtstages überreicht. Hsg. H. Moser u.a. Bonn 1964, p. 15-23. |
BERGE, H.C. TEN: Gedichten, Amsterdam 1969. |
BERKHOF, H.: De mens onderweg. Een christelijke mensbeschouwing. 's-Gravenhage 1960. |
BOWERS, F.: Textual and literary criticism. Cambridge 1959. |
BRAAKHUIS, A.P.: De thematische structuur van de versregel. [Diss. Utrecht]. 's-Gravenhage 1962. |
BRADFORD, C.B.: Yeats at work. Carbondale enz. 1965. |
BUITENDIJK, W.J.C.: Op de keper beschouwd. Kampen 1951. |
CARP, E.A.D.E.: De dubbelganger. Beschouwingen over dood en leven. Utrecht 1964. |
| |
| |
DONKER, A.: De einder. Arnhem 1947. |
FENS, K.: De onoverwinnelijke gasfitter. I. In: Raster. Jg. 2 (1968), p. 157-189. |
FRIEDRICH, W.H. en W. KILLY: Das Fischer Lexikon Literatur II, 2. Fischer Bücherei, Frankfurt am Main, 1965. Aangehaald als: Das Fischer Lexikon. |
GILFILLAN, F.R.: Folkloristiese aspekte van Achterberg se ‘Spel van de wilde jacht’. In: Standpunte. Jg. 22 (1969), nr. 4, p. 54-61. |
[GORTER, H.]: Twintig gedichten in handschrift. Ed. G. Stuiveling. Amsterdam 1964. |
GREEBE, A.: De varianten van Perks Iris. In: TNTL. Jg. 32 (1913), p. 139-147. |
GREG, W.W.: The calculus of variants. An essay on textual criticism. Oxford 1927. |
GREG, W.W.: The editorial problem in Shakespeare. A survey of the foundations of the text. Oxford 19543. |
GROOT, A.W. DE: Algemene versleer. Den Haag 1946. |
Handelingen van het XXIIIste Nederlandse Philologencongres. Groningen 1954. |
HELLINGA, W. Gs: De nieuwe P.C. Hooft-editie. Over winst en verlies. In: Handelingen Zuidned. Mij. voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 1954, p. 47-60. Aangehaald als: Hellinga, De nieuwe P.C. Hooft-editie. |
HELLINGA, W. Gs en H. VAN DER MERWE SCHOLTZ: Kreatiewe analise van taalgebruik. Prinsipes van stilistiek op linguistiese grondslag. Amsterdam enz. 1955. |
HELLINGA, W. Gs: Perspectief der varianten. In: Martinus Nijhoff. Daamen N.V. / G.A. van Oorschot, z. pl. 1954, p. 48-58. Aangehaald als: Hellinga, Perspectief. |
HELLINGA, W. Gs: Principes linguistiques d'édition de textes. In: Lingua. Jg. 3 (1953), p. 295-308. |
HELLINGA, W. Gs: Zes verdwaalde verzen in de Beatrijs. In: Huldeboek Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen O.F.M. 's-Gravenhage 1949. |
HEYMANS, G.: Inleiding tot de speciale psychologie. I. Haarlem 19483. Aangehaald als: Heymans, Inleiding. |
HILDICK, W.: Word for word. A study of author's alterations. London 1965. |
[HOOFT, P.C.]: Uit Hoofts lyriek. Ed. C.A. Zaalberg. Zwolle 1963. |
HUGENHOLTZ, P.Th.: Tijd en creativiteit. Een ontwerp van een structurele antropologie. Amsterdam 1959. |
| |
| |
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde te Leiden. Leiden 1971. |
JESSURUN D'OLIVEIRA, H.U.: Bericht uit het hiervoormaals. In: Merlyn. Jg. 1 (1962-63), p. 1-21. Aangehaald als: d'Oliveira: Bericht. |
JESSURUN D'OLIVEIRA, H.U.: Scheppen riep hij gaat van au. 10 interviews met W.F. Hermans, Gerrit Achterberg enz. Amsterdam 1965. Aangehaald als: d'Oliveira: Scheppen. |
JESSURUN D'OLIVEIRA, H.U.: Toetsing door splitsing. Een addendum bij de analyse van Jacques Hamelinks Zeemorgen. In: Merlyn. Jg. 4 (1966), p. 133-137. |
JESSURUN D'OLIVEIRA, H.U.: Vondsten en bevindingen. Essays over Nederlandse poëzie. Amsterdam 1967. |
JUNG, C.G: De mens en zijn symbolen. Rotterdam 1966. |
KALFF, G.: Ontstaan en groei van Vondels gedichten. In: TNTL. Jg. 16 (1897), p. 212-236. |
KALFF, G.: Vondeliana. Vondels zelfcritiek. In: TNTL. Jg. 15 (1896), p. 34-51 en 108-121. |
KANZOG, K.: Prolegomena zu einer historisch-kritischen Ausgabe der Werke Heinrich von Kleists. Theorie und Praxis einer modernen Klassiker-Edition. München 1970. Aangehaald als: Kanzog, Prolegomena. |
KAYSER, W.: Das sprachliche Kunstwerk. Eine Einführung in die Literaturwissenschaft. Bern, 19617. Aangehaald als: Kayser, Das sprachliche Kunstwerk. |
KOSSMANN, F.: De varianten van Hoofts ‘Granida’. In TNTL. Jg. 36 (1917), p. 97-152. |
KRAUS, G.: Leerboek der psychiatrie. Leiden 19612. |
KREUZER, J.R.: Elements of poetry. New York 19642. |
KRIMPEN, H. VAN: Boek over het maken van boeken. Arnhem 1966. |
LEENDERTZ JR., P.: Varianten in een gedicht van Bilderdijk. In: TNTL. Jg. 31 (1912), p. 310-312. |
LEEUW, G. VAN DER en C.J. BLEEKER: De godsdiensten der wereld. Amsterdam 19553. |
LEEUW, G. VAN DER: Inleiding tot de phaenomenologie van den godsdienst. Haarlem 1948. |
Literair lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-66, samengesteld door J.J. Oversteegen, Kees Fens, H.U. Jessurun d'Oliveira. Amsterdam 1967. Aangehaald als: Literair lustrum. |
LITZ, A.W.: The art of James Joyce. Method and design in ‘Ulysses’ and ‘Finnegans Wake’. London 1961. |
| |
| |
LOUW, W.E.G.: Variasies op 'n tema. In: Beskouings oor poësie. 'n Bundel opgedra aan Prof. G. Dekker op sy sestigste verjaardag 11 November 1957. Pretoria 1957, p. 84-100. |
LULOFS, F: Verkenning door varianten. De redacties van Het uur U van M. Nijhoff stilistisch onderzocht. [Diss. Amsterdam]. 's-Gravenhage, z.j. [1954]. Aangehaald als: Lulofs, Verkenning. |
MAAS, P.: Textkritik. Leipzig 19604. |
MEEUWESSE, K.: Bij Achterbergs ‘Ballade van de Gasfitter’. Fragmenten van een interpretatie. In: Ons Erfdeel. Jg. 13 (1970), nr. 3, p. 19-24. |
MEYER, R.P.: Bijdrage tot de studie van de poëzie van Gerrit Achterberg. [Diss. Melbourne]. [Eigen beheer, Melbourne], typoscript [1958]. Aangehaald als: Meyer, Bijdrage. |
MEYER, R.P.: Schijnbare en ware chronologie in het werk van Achterberg. In: De Gids. Jg. 124 (1961), p. 307-316. Aangehaald als: Meyer, Schijnbare en ware chronologie. |
MIDDELDORP, A.: De tegenwoordige tijd van toen; over de poëzie van Gerrit Achterberg en zijn komaf. In: De Gids. Jg. 123, p. 169-181. |
MUKAŘOVSKÝ, J.: Varianten und Stilistik. Übersetzt von W. und H. Schmid. In: Poetica. Zeitschrift für Sprach- und Literaturwissenschaft. Jg. 2 (1968), p. 399-403. |
NIJHOFF, M.: Verzamelde gedichten. Den Haag 19632. |
OXENAAR, R.W.D.: De schilderkunst van onze tijd. Phoenix Pocket No. 9, Zeist 1958. |
Poets at work. Essays based on the modern poetry collection at the Lockwood Memorial Library, University of Buffalo. Ed. C.D. Abbott. New York 1948. Aangehaald als: Poets at work. |
ROLAND HOLST, A.: Verzamelde gedichten II. Bussum enz. 19562. |
RUITENBERG-DE WIT, A.F.: Formule in den morgenstond. Een studie over het dichtwerk van Gerrit Achterberg. Amsterdam 1968. |
RÜMKE, H.C.: Psychiatrie. I. Inleiding. Amsterdam 1954. |
SCHAAR, J. VAN DER: Woordenboek van voornamen. Inventarisatie van de doop- en roepnamen met hun etymologie. Utrecht 1964. |
SCHEIBE, S.: Zu Problemen der historisch-kritischen Edition von Goethes Werken. Aus der praktischen Arbeit der Akademie-Ausgabe. In: Kolloquium über Probleme der Goetheforschung. Weimarer Beiträge Sonderheft (1960). Zeitschrift für deutsche Literaturgeschichte. Jg. 6 (1960), p. 1147-1160. Aangehaald als: Scheibe, Zu Problemen der hist.-krit. Edition. |
SCHMID, W. en H. SCHMID / K. MAURER: Eine strukturalistische
|
| |
| |
Theorie der Variante? Zu einem Text von Jan Mukařovský. In: Poetica. Zeitschrift für Sprach- und Literaturwissenschaft. Jg. 2 (1968), p. 404-415. |
SCHRIJNEN, J.: Essays en studiën in vergelijkende godsdienstgeschiedenis mythologie en folklore. Venloo, z.j. Aangehaald als: Schrijnen, Essays. |
SCHRIJNEN, J.: Nederlandsche volkskunde I en II. Zutphen 19302. |
SEUFFERT, B.: Prolegomena zur einer Wieland-Ausgabe III.IV. In: Abhandlungen der königlich Preussischen Akademie der Wissenschaften. Berlin 1905. Aangehaald als: Seuffert, Prolegomena. |
SMIT, W.A.P.: Hooft en DIA. Een onderzoek naar Hooft's verzen-bouquet van 1608-1609 voor DIA, de identiteit van deze geliefde, andere verzen van Hooft voor haar en de implicaties van dit alles. Amsterdam 1968. |
STUIVELING, G.: De wording van Perks ‘Iris’. Met facsimilés van alle handschriften. Zwolle 1963. |
STUTTERHEIM, C.F.P.: Conflicten en grenzen. Acht literatuur-wetenschappelijke studies. Amsterdam 1963. Aangehaald als: Stutterheim, Conflicten en grenzen. |
STUTTERHEIM, C.F.P.: Stijlleer. Den Haag 1947. |
SWILLENS, P.T.A.: Prisma schilderslexicon. Utrecht enz. 1957. |
Texte und Varianten. Probleme ihrer Edition und Interpretation. Hsg. Günter Martens und Hans Zeller. München 1971. [Met overweldigende bibliografie]. |
VERMEEREN, P.J.H.: Drie gedichten na driehonderd jaar. Zelfportret van Constanter in 1664. In: TNTL. Jg. 131 (1965), p. 16-57. Aangehaald als: Vermeeren, Drie gedichten. |
WALCH, J.L.: De varianten van Vondel's Palamedes. [Diss. Leiden]. 's-Gravenhage 1906. |
WASZINK, J.H.: De philologische methode van literatuurbeschouwing. In: J.H. Waszink (e.a.): Benaderingen van het literaire werk. Den Haag 1961, p. [5]-26. |
WEHRLI, M.: Allgemeine Literaturwissenschaft. Bern 1951. |
WELLEK, R. en A. WARREN: Theory of literature. A Harvest Book [Repr.] New York z.j. [1956]. Aangehaald als: Wellek en Warren, Theory. |
WILPERT, G. VON: Sachwörterbuch der Literatur. Stuttgart 19613. |
WIMSATT, W.K.: What to say about a poem. In: Hateful contraries. Studies in literature and criticism. With an essay on English meter written in collaboration with M.C. Beardsley. Kentucky, 1965. Aangehaald als: Wimsatt, What to say. |
| |
| |
WINDFUHR, M.: Die neugermanistische Edition. Zu den Grundsätzen kritischer Gesamtausgaben. In: Deutsche Vierteljahrschrift für Literaturwissenschaft und Geistesgeschichte. Jg. 31 (1957), p. 425-442. Aangehaald als: Windfuhr, Die neugermanistische Edition. |
WITKOWSKI, G.: Textkritik und Editionstechnik neuerer Schriftwerke. Ein methodologischer Versuch. Leipzig 1924. |
WITTE, D. DE: Een wedloop tussen taal en tijd. In: Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jg. 24 (1971), p. 75-98. |
ZELLER, H.: Zur gegenwärtigen Aufgabe der Editionstechnik. Ein Versuch, komplizierte Handschriften darzustellen. In: Euphorion. Jg. 52 (1958), p. 356-378. Aangehaald als: Zeller, Zur gegenwärtigen Aufgabe. |
ZELLER, H.: Edition und Interpretation. [Zürcher oratie]. In: Zürcher Student. |
Jg. 45, Nr. 7, Januar 1966. |
|
|