Varianten bij Achterberg. Deel 1. De varianten(1973)–R.L.K. Fokkema– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 345] [p. 345] Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten 4.1.16. Wandeling met tante [937] B Als ik met tante op de weg loop is het net 2[regelnummer] of er een stuk in scène wordt gezet. Wij gaan de kamer uit, maar bij de buitendeur aarzelt ze uit instinct en krijgt een kleur. Ze heeft een hart van goud, boordevol kleine spelden, die zich doorlopend op mijn lichaam melden. Ze zegt: Napoleon, dat was nog eens een held en slaat mij een kwartiertje uit het veld. Tot ik haar troef met Kenau Simons Hasselaar. Dan krimpt het vrouwtje verder in elkaar. Ze reikt, met hoed en al, nauwelijks tot mijn schouders en spreekt daarom zo dierbaar van mijn ouders. Zij zou, diep in het bos, gemakkelijk verdwalen tussen de balken van de zonnestralen. Waar het moest wezen of zij nimmer had bestaan. Zo weinig ruimte kan een mens beslaan. Geruisloos in het rijk der elfen opgenomen, kon zij geen achterdeur meer binnenkomen; tenzij het achterdeurtje van de kwade dromen. Tot weer die wandeling werd ondernomen. Als de verpleegster op een bus Droste cacao 22[regelnummer] verdween haar klein figuurtje in het grauw. 23[regelnummer] Alleen op weg naar huis kraaide misschien een haan, 24[regelnummer] omdat hij daar Napoleon zag gaan. [tekstkritische noot] C 22 verdween haar klein figuurtje in het grauw C 23 omdat hij daar Napoleon zag gaan. C 24 Alleen op weg naar huis kraaide misschien een haan. Vorige Volgende