| |
| |
| |
[Eerste deel]
Aanvullingen en verbeteringen op deel I
blz. 10. Het romeinse Maastricht was wellicht groter dan hier gezegd. |
|
blz. 37, 60. Te Delft valt na het recente bodemonderzoek een prae-stedelijke nederzetting van hoger ouderdom aan te nemen. |
|
blz. 50. De beginselen van het Hof te 's-Gravenhage dienen vroeger in de 13e eeuw te worden gesteld. Zie C. de Wit, in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1954, blz. 1. |
|
blz. 38, 56. Gouda en Gorinchem moeten eveneens voorin de 13e eeuw zijn ontstaan, als handelsnederzettingen. |
|
blz. 71. De stedelijke vorming van Zierikzee moet, vóór 1248, minstens tot in de 12e eeuw teruggaan. |
|
blz. 117, al. 5. Montfort, niet Montfoort. |
|
blz. 134. Regel 6, inplaats van 333 lees 313. |
|
blz. 142. Een rekonstruktie van de St. Servaaskerk te Maastricht in haar vroegste gedaante (10de eeuw) en na vergroting in de 11de eeuw geven E.H. ter Kuile en N.H.M. Liesker in Bouwkundig Weekblad 1953, blz. 137 vlg. |
|
blz. 147. Dat de kern van de veelhoekige kapel op het Valkhof te Nijmegen nog karolingisch zou zijn is niet meer vol te houden; de kapel gaat niet verder terug dan midden 11de eeuw. Zie J.J.F.W. van Agt in de opstellenbundel Karolingische und Ottonische Kunst, Wiesbaden 1957, blz. 179. |
|
blz. 148. St. Walburgskerk te Groningen. Zolang publikatie uitblijft van de onderzoekingen die prof. dr. A.E. van Giffen in 1951/52 instelde dient verwezen naar korte mededeling met plattegrond van G.C. Labouchère in Actes du xvii-e congrès international d'histoire de l'art (1952), blz. 131. Datering vóór de 11de eeuw achten wij hersenschimmig. |
|
blz. 149. Oude kerk van Oosterbeek. De resultaten van uitgebreide onderzoekingen zijn gepubliceerd door P. Glazema in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1949, blz. 33. Ten onrechte wordt daar gesteld dat de muren door en door zijn gemetseld: zij bestaan wel degelijk uit ‘kistwerk’. Ten aanzien van de wijde bogen in de lange muren is het onderzoek onbevredigend geweest. |
|
blz. 149 en 310. Oude kerk van Elst (Overbetuwe). Het oudheidkundig bodemonderzoek heeft een eenbeukige kerk aan het licht gebracht, wellicht gebouwd in de 9de eeuw en zo niet onmiddellijk dan toch spoedig voorzien van een ruime vlak overzolderde krocht. Zie J.E.A. Th. Bogaers, De Gallo-romeinse tempels te Elst in de Overbetuwe, Aanhangsel. |
|
blz. 152. Utrecht, St. Pieterskerk. De laatste onderzoekingen hebben aangetoond dat er pas naderhand verdiepingen in de zijkapellen van het koor zijn gemaakt. De vensters van de middenbeuk die niet stroken met de indeling van de bogenrijen zijn wel degelijk de oorspronkelijke. |
|
blz. 153. Utrecht, St. Janskerk. Bij ontgravingen in 1948 zijn de grondslagen blootgelegd van een romaanse koorpartij die overeenkomt met de romaanse koorpartijen van St. Pieter te Utrecht en St. Lebuinus te Deventer. Deze vondst hoogst gebrekkig gepubliceerd door P. Glazema in Jaarboekje Oud-Utrecht 1949, blz. 41. |
|
blz. 153. Deventer, St. Lebuinuskerk. Een rekonstruktie van de 11de-eeuwse kerk geven E.H. ter Kuile en N.H.M. Liesker in Bouwkundig Weekblad 1953, blz. 135 vlg. Sinds die publikatie is ons duidelijk geworden dat de verdiepingen in de zijkapellen van het hoofdkoor pas in de 12de eeuw kunnen zijn gemaakt. |
|
blz. 162. Kerk van Susteren. Nader beschreven door J.J.M. Timmers in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952, blz. 48. Er is enige reden om onmiddellijk na de kerk van Susteren
|
| |
| |
die van het naburige Wessum aan de Maas te noemen. Bij onderzoekingen, nadat de kerk in de oorlog bijna geheel was verwoest, bleek het mogelijk een Ottoonse basiliek met westerblok, onregelmatige afwisseling van pijlers en zuilen, apsidiale dwarspanden en hoofdkoor begeleid door zijkapellen te rekonstrueren. Op de kruising hebben vier zuilen met Ottoons-Jonische kapitelen gestaan waarvan er nog twee ingemetseld zijn teruggevonden. Zie J.J.F.W. van Agt in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952, blz. 57. |
|
blz. 163-164. Kerk van Odilienberg. Voor de resultaten van de onderzoekingen van 1949/50 zie P. Glazema in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952 blz. 68. Ter aanvulling daarop diene dat de gedachte wel is geopperd dat de muur met de drie bogen in het voormalige patronaatsgebouwtje naast de kerk een overblijfsel zou zijn van een monumentale ingangspoort als die van Lorsch, een gedachte die veel beter bevredigt dan er de rest van een kerk in te zien. |
|
blz. 164. Kerk van Alfen a.d. Maas. Het is gebleken dat de kern wordt gevormd door een 10de eeuwse basiliek met vlak overzolderde krocht welke, onvoltooid gebleven, in vereenvoudigde vorm werd afgebouwd. Zie E.H. ter Kuile in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952, blz. 125. |
|
blz. 165. Westerblok St. Servaas Maastricht. Een zeer doorwrochte studie van W. Marres komt tot de konklusie dat de kern nog ‘Staufisch’ is: waarsch. begonnen onder keizer Hendrik IV kort na 1087. Onder Frederik Barbarossa omstr. 1171 algehele verbouwing begonnen welke voorlopig onvoltooid bleef: gewelven over driedelige koorpartij, pendentiefs van keizerzaal, uitwendige bekleding. Onder Frederik II na 1232 werk hervat maar nooit volledig voltooid. Zie Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins 1957, blz. 5. |
|
blz. 173. Kerk van Thorn. Regel 9 inplaats van 955 te lezen 995. Over de westerpartij zie J.J.M. Timmers in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952, blz. 51 m. plattegrond. |
|
blz. 174. Regel 17 van onderen inplaats van 1198 te lezen 1098. |
|
blz. 183/84. Over de gereduceerde westerblokken J.J.F.W. van Agt in Ned. Kunsthistorisch Jaarboek 1950/51, blz. 57. |
|
blz. 190. Regel 13 van onderen inplaats van horizontalisme te lezen verticalisme. |
|
blz. 200. St. Bavokerk te Aardenburg. Over de min of meer klaverbladvormige funderingen van het romaanse koor en de ontwarring der bouwperioden zie de artikelen van J.G.N. Renaud en L. Devliegher in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1956, ondersch. blz. 189 en 197. |
|
blz. 220. Over natuursteen zie J.A.L. Bom in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1950, blz. 161. |
|
blz. 220. Over middeleeuwse architekten: Door onderzoekingen van R. Meischke is de figuur van de Antwerpse bouwmeester Evert of Everaart die wij hadden gesignaleerd te Hulst, Bergen-op-Zoom en Haarlem (blz. 228, 229 en 233) wat duidelijker in het licht komen te staan (zie M.D. Ozinga en R. Meischke, De Gothische kerkelijke bouwkunst blz. 66 vlg., alsook C.L. Temminck Groll in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1956, blz. 23). Hij heette naar het schijnt eigenlijk Evert van Veeweiden en werd gewoonlijk Evert Spoorwater genoemd. Als werk dat hij geheel of voor het grootste deel tot stand bracht kunnen wij noemen: het schip van de O.L. Vrouwekerk te Antwerpen, het koor en de zijbeuken met kapellen langs het schip te Bergen-op-Zoom, het later hoger opgetrokken dwarsschip en het schip van St. Bavo te Haarlem, de Grote Kerk te Dordrecht behoudens de kapellen van het schip en de O.L. Vrouwekapel, en tenslotte het koor te Hulst. Ozinga (a.w.) meent dat deze werken getuigen van éénzelfde stijlopvatting, de persoonlijke stijl van Evert Spoorwater. In nog enkele andere bouwwerken van de Brabantse school herkent Ozinga deze stijlkenmerken duidelijk en zo onderscheidt hij binnen de Brabantse school de afzonderlijke groep van de Spoorwater-stijl.
Een meester van betekenis in het Nederrijnse is Gijsbert Schairt (spreek uit Schaart), geboren in Zaltbommel en waarschijnlijk in 1452 overleden, bouwmeester van de stiftskerken van
|
| |
| |
Xanten en Kranenburg ondersch. sinds 1406 en 1410, en sinds 1420 ook van St. Steven te Nijmegen. Aan hem danken wij het koor van laatstgenoemde kerk (J.J.W. van Agt in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1954, blz. 97). |
|
blz. 221, noot 1. Voor A. Janssens de Bisthoven te lezen D. Roggen en J. Withof. |
|
blz. 227. Grote Kerk te Bergen-op-Zoom. Voor rekonstruktie der verschillende stadia zie artikel van C.L. Temminck Groll in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond, 1956, blz. 23. |
|
blz. 249. St. Janskerk te Gouda. Deze Cornelis Frederiksz gen. van der Goude wel te onderscheiden van zijn kollega-architekt tevens aannemer Cornelis Frederiksz van Montfoort. Zie Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1957, blz. 85/86. |
|
blz. 254. Middelburg, de Abdijkerk en de Abdij. Een belangrijke studie over de ontwikkeling van beide door H. de Lussanet de la Sablonière, A. Rothuizen en H. van der Kloot Meyburg in Forum 1950, blz. 404. |
|
blz. 257/59. Roermond, kathedraal. Het is gebleken dat de groepen kapellen tussen koor en dwarspanden waren aangelegd volgens diagonale assen. Zie J.J.F.W. van Agt in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1949, blz. 1. |
|
blz. 260. Arnhem, St. Eusebiuskerk. De gewelfribben zijn niet steeds juist op de plattegrond aangegeven; verg. Bulletin v.d. Oudheidk. Bond 1915, blz. 86 en Kunstreisgids v. Nederland III, blz. 41. |
|
blz. 261. Nijmegen, St. Stevenskerk. Het koor is werkelijk omstreeks 1420 begonnen en wel door de bouwmeester Gijsbert Schairt. Zie laatste opmerking bij blz. 220. |
|
blz. 295. Vianen, Herv. Kerk. De architekt bij de herbouw na de brand van 1540 was Cornelis Frederiksz van der Goude; zie artikel van C.L. Temminck Groll in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1957, blz. 65. |
|
blz. 301. Middelburg, Abdij. Zie opmerking bij blz. 254. |
|
blz. 319. Over natuursteen zie L.J. Bom in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1950, blz. 161. |
|
blz. 327. Voor kastelen dient verwezen naar E.H. ter Kuile, Kastelen en adellijke huizen, A'dam 1954. |
|
blz. 342. Hof te 's-Gravenhage. De geschiedenis van het Hof in Den Haag is teruggevoerd tot Floris IV, die omstreeks 1230 een grafelijke residentie begon te bouwen in de bouwvallen van een ouder slot. Zie C. de Wit in Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1954, blz. 1. |
|
blz. 354. Middelburg, Stadhuis en Vleeshal. In hoofdzaak gebouwd 1452 - omstr. 1460 met de ingangszijde naar de Noordstraat. In 1506-'21 verbouwd door Anthonis en Rombout Keldermans, waarbij vleeshuis verlengd en gewelfd, de toren in de binnenhoek opgetrokken, de twee rijke geveltoppen gemaakt en de hoektoren (‘koertoren’) gemoderniseerd. Zie studie door Jan Kalf in de bundel ‘Exuli Amico Huizinga’, Haarlem 1948, blz. 51. |
|
blz. 373. Toevoegingen aan de litteratuur: Over kerkelijke bouwkunst zijn verschenen M.D. Ozinga, De romaanse kerkelijke bouwkunst, A'dam 1949, en M.D. Ozinga en R. Meischke, de gothische kerkelijke bouwkunst, A'dam 1953. Voor kastelen zie E.H. ter Kuile, Kastelen en adellijke huizen, A'dam 1954. Twee zeer uitvoerige tijdschriftartikelen dienen hier te worden genoemd, nl. R. Meischke, Het architectonische ontwerp in de Nederlanden gedurende de late M.E. en de 16de eeuw, Bulletin v.d. Kon. Ned. Oudheidk. Bond 1952, blz. 161, en G. Roosegaarde Bisschop, De geschilderde maquette in Nederland, Ned. Kunsthist. Jaarboek 1956, blz. 167. |
|
|