tische uiteenzetting. Dat soort mededelingen behoort gewoonlijk tot ‘la petite histoire’ en ik vind dit soort informatie niet alleen waardevol en vaak verhelderend, maar ik geloof ook dat ze aan het gesprek hier en daar een warme toets geeft en het aldus meer onderhoudend maakt. Ik neem ze dus graag op, ook al weet ik dat me voor de voeten zal worden gegooid dat de uitzending zo anekdotisch aandoet.
Blijven deze kleine geschiedenisjes achterwege, gewoon omdat ze er niet zijn of omdat ze niets onthullen, dan mag ik mij verwachten aan de verwijtende vraag waarom een ‘Ten huize van’ altijd zo cerebraal moet zijn. Ik zoek nog altijd ijverig naar een kruid om dit kwaad te genezen.
Ik heb met echt genoegen aan deze uitzendingen gewerkt, want ik vind het nog altijd een verrukkelijk en bevoorrecht avontuur te mogen doordringen in het leven van een mens, ook al probeer ik dat te blijven doen als gast en niet als een onderzoeksrechter, die rekenschap eist. Dat ik aan het televisieprogramma met zoveel vreugde blijf werken, dank ik in grote mate aan de uitstekende medewerking die ik mag ondervinden vanwege de filmmaatschappij Promofilm en van mijn vaste medewerkers: allereerst mijn vriend Renaat Rombouts, die onmogelijke dingen mogelijk maakt, dan mijn kameraden de kameramannen Wim Baeckelmans en Louis Artus en de monteur en fotograaf Miel Feyaerts.
Voor het uitwerken van deze reeks mocht ik andermaal rekenen op de hulp van Annie van Avermaet en Fons Fraeters. Daarbij hebben ze ook nu weer werk willen maken van het persklaar stomen van dit boek. Het is prettig hiervoor dankbaar te mogen zijn.
Joos Florquin