Ten huize van... 1
(1962)–Joos Florquin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Lied voor Bert
| |
[pagina 372]
| |
Bert LeysenGoedenavond, beste feestvierende dames en heren. Nu gij over weinige ogenblikken mekaar gaat overstelpen met confetti, met serpentijnen, met nieuwjaarskussen en goede wensen, kunnen wij het toch niet over ons hart krijgen het kleine scherm in uw huiskamer zomaar te laten uitdoven zonder u vooraf nog onze beste en hartelijk-gemeende nieuwjaarswensen aan te bieden. Onze jonge televisie, die in uw huiskamer zulk een gul onthaal mocht ondervinden, staat op dit ogenblik voor u als een kleine dreumes met een bibberende nieuwjaarsbrief. Wel ja, dames en heren, wij gaan ons inspannen met man en macht om gedurende het volgend jaar u precies die programma's te brengen, die gij gaarne hebt en die gij wenst. Met de hulp van uw eerlijke kritiek - want die hebben we gaarne en die hebben wij nodig - met de hulp van uw kritiek, zullen wij erin slagen, hopen wij, aan uw rechtmatige eisen en wensen te kunnen voldoen. | |
Direkteur Paul VandenbusscheDit was Bert Leysen, kijkers, de eerste direkteur van de Vlaamse Televisie, die op 1 januari 1954 voor de eerste keer tot u sprak. Het was in de beginperiode van de Vlaamse Televisie en de jonge direkteur vertelde u met geestdrift hoe de televisie in Vlaanderen moest groeien en wat u van de televisie mocht verwachten. Vijf jaar later maakte hij, rond dezelfde tijd, in dat onvergetelijk programma ‘De klant is keizer’ de balans op van wat werd bereikt en ontwierp hij opnieuw plannen voor de komende jaren. Dan kwam 17 september een jaar geleden en werd deze schone belofte gebroken. Op de verjaardag van dit verscheiden willen wij trachten Bert Leysen weer een ogenblik in ons midden te voelen | |
[pagina 373]
| |
en ik bedoel daarmee dat hij weer een ogenblik levend zou aanwezig zijn in het hart van alle televisiemensen, dus ook van u, kijkers. Want Bert Leysen, die u de goede gave van de televisie bracht, was uw vriend: het beste deel van zijn mannenleven heeft hij zich mateloos ingespannen om het leven van elk van u, van de werkman en de intellektueel, van de gezonden en de zieken, aangenamer, schoner, rijker, interessanter, vrolijker en dus menselijker te maken. Het is vandaag een rouwdag, want het verdriet om het verlies van deze jonge en uitzonderlijk begaafde medewerker blijft in ons hart bijten. Maar toch willen wij vandaag ook blijmoedig zijn: in de eerste plaats omdat Bert Leysen, die de blijheid door zijn leven heeft gedragen, deze uitzending in die geest zou hebben gewenst. En dan ook blij en vooral dankbaar omdat wij allen deze schone mens hebben mogen kennen en van hem veel mochten ontvangen. Van deze blijde dankbaarheid getuigen vandaag enkele van zijn vrienden en medewerkers. | |
Dr. SchepkensBert Leysen was mijn dorpsgenoot en mijn jeugdvriend. Samen hebben we school gelopen, allerlei kattekwaad uitgestoken, gevoetbald, gekoerst en gevochten, romantische uitstappen gemaakt, ontelbare moppen verteld, vele avonden gevierd en vooral vele en grootse plannen gemaakt, veel gediskussieerd en veel en hard gezongen. Hij was een zoon uit een echt Kempens en dus groot gezin. Zijn vader en moeder waren eenvoudige en vrome mensen, die hem de zin voor waarheid, schoonheid en rechtvaardigheid inprentten. Reeds vroeg deed hij zijn buitengewone talenten gelden. Van jongsaf was hij lid van de bloeiende studentenbond van Balen ‘Klokke Roeland’ en achteraf werd hij er vanzelfsprekend een der leiders van. Als stichter en organizator | |
[pagina 374]
| |
van het eerste Balense studentenkabaret leverde hij zijn eerste suksesvolle bewijzen van speaker, animator en regisseur. Hij deed dit alles met een spontane blijheid en deugnietachtige levensvreugde: waar hij kwam, zat er muziek in de lucht en men noemde hem wel eens de fluitende student. Hij was een geboren leider en animator met een biezondere aanleg voor ‘teamwork’ omdat hij, alhoewel autoritair van inborst, als knaap en in de studentenbond had leren gehoorzamen en samenwerken en ook omdat zijn dynamisch optimisme aanstekelijk was, doch vooral omdat hij de innerlijke bezieling en de nodige overtuiging bezat. Zijn Kempense aard en afkomst is hij heel zijn leven trouw gebleven, ook toen hij later wereldburger werd en met gezag in Europese kringen optrad. | |
Ast FonteyneIk heb Bert Leysen gekend, ontdekt te Mol op het kollege in de humaniora en het was absoluut niet moeilijk om hem te ontdekken. Tussen de jongenskoppen van zijn klas - en dat was absoluut geen banale klas - stak zijn kop u dadelijk in de ogen: die tintelende ogen, die lach rond zijn mond, die gauw verrieden dat hij de eerste was, dat hij vaak de enige was die het beet had. Dat woeste wagen, dat durven, dat zich volkomen geven, die aanleg, al die dingen waren van die aard dat ge hem moest opmerken. Zijn kracht in de studie lag natuurlijk in de vakken waar hij een zwak voor had: literatuur, kunst en geschiedenis, psychologie, dat waren de dingen die hem lief waren. Maar ik geloof dat het in die dingen niet in de eerste plaats het mooie, het schone was dat hem aantrok, maar dat het vooral het menselijke, de mens was, de ‘human touch’ waar hij het later in verband met televisie zo graag over had. Zijn leraars Latijn vertellen dat hij altijd een van de meest aangre- | |
[pagina 375]
| |
grepenen was wanneer Homeros' Ilias op het programma kwam en in het Liber Amicorum herinneren wij eraan hoe Bert Leysen de tekst estetisch kon aanvoelen en menselijk kon meeleven met b.v. het afscheidstoneel van Hektor en Andromache: ‘Lieve verdwaalde, och maak u toch niet zo verschrikkelijk
bedroefd, want
Boven bestemming zal niemand op aard mij ten Hades
doen varen.
Maar aan zijn noodlot ontkomt, ik zeg u, geen sterveling
ter wereld,
Laf of dapper, niet één, als hij eens tot dit licht werd
geboren.’
En even sterk werd hij aangesproken door de droefheid van Andromache in de 22ste zang: ‘Nu gaat gij naar Hades' paleis in de diepten der aarde,
Mij laat ge achter, hier in uw statige zalen, verweduwd.
Eenzaam in kwellend verdriet. Onze zoon, het kind onzer
liefde,
Kind van ons onheilslot, zó klein nog, ge zult hem niet
wezen,
Hector, tot troost en steun, nu ge heen zijt gegaan, en hij
ù niet.’
Voordracht en spreken en toneel waren hem aangeboren en in vertellen - en dan liefst met een kleine humoristische noot erbij - was hij van toen af aan reeds een grote kleine meester. Reeds als leerling van de vierde Latijnse droeg hij gedichten voor in radio Loksbergen en ik herinner mij nog zo goed dat ik hem reeds in de derde meenam naar de Vliebergh-Leergangen te Leuven waar hij, ter illustratie van een les, gewoon als jonge knaap een heel auditorium van leraars en leraressen kaptiveerde met de simpele maar zo tintelende vertelling van een doodgewone anekdote. En | |
[pagina 376]
| |
nog maar in de poësis was hij reeds de onbetwiste leider van heel de studentenbent, waar niet alleen de jongens al naar opkeken - groot en klein - maar die zelfs door de direkteur en door de leraars met een meer dan gewone wijze van doen werd bejegend, een wijze van doen waar respekt absoluut niet vreemd aan was. | |
Professor Dr. E. RombautsIn oktober 1939 kwam Bert Leysen naar Leuven om er in de Germaanse filologie te studeren. Reeds dadelijk trok hij de aandacht zowel van zijn medestudenten als van zijn professoren. En zulks kwam heel natuurlijk omwille van zijn levendigheid, omwille ook van zijn grote werkzaamheid en zijn verstandelijke begaafdheid. Belangstelling had hij in ruime mate voor dingen die hem interesseerden. Ik zie hem nog met gespannen aandacht zitten luisteren naar bepaalde teksten, die hem biezonder boeiden. Van die levendigheid van geest, die speelsheid van geest gaf hij natuurlijk ten overvloede blijk buiten de kollegezalen, vooral in de fakulteitskring Germania. Reeds spoedig werd hij daar dan ook preses. En al zijn medestudenten heeft hij steeds geestdriftig weten te stemmen door zijn overtuigend en meeslepend woord. Soms ook zelfs zijn professoren. Zo denk ik hier speciaal aan de afscheidsrede die hij als gewezen preses van Germania hield in 1942 tijdens de oorlogsjaren. Het waren jaren van spanningen en wrijving. En hij drukte er toen op dat die jaren voor de Vlaamse studenten in de eerste plaats jaren van bezinning, van leven naar binnen behoorden te zijn. De levendigheid en de studentikositeit, die Bert Leysen reeds kenmerkten, gingen gepaard met een grote wijsheid en een bezinning die hem later ook bijgebleven is. | |
[pagina 377]
| |
Dr. SchepkensOok in deze oorlogstijd gaf hij blijk van zijn uitzonderlijke leiderskapaciteiten en van een vreugdevolle levensaanvaarding. In mei 1940 leidde hij van Eeklo tot Boulogne en terug tot in Balen een groep van meer dan vijftig jonge dorpsgenoten en bracht ze veilig thuis doorheen de bombardementen van Boulogne, de hel van Gravelines, het brandende Duinkerke. Te Torhout ging hij, ondanks de brandbommen die vielen, hulp zoeken voor gekwetste makkers en het mag een wonder heten dat hij daar aan de dood ontsnapte. Wat Bert Leysen toen als jongen van pas twintig jaar reeds tentoonspreidde aan organizatietalent, durvend initiatief en echte kameraadschap, kan maar naar volle waarde worden geschat door hen die het hebben meegeleefd. | |
Marijn de JongIn Berts klubcodex staan de volgende verzen van Chesterton: ‘Er is nog veel goeds te horen en schone dingen te zien, vóór we naar het paradijs gaan langs het kerkhof van Canselgreen.’ Dit geloof in de schoonheid van het menselijk bestaan was Berts wezenlijkste trek. Zijn eerste stap naar het publiek optreden was de stichting van een studentenkabaret: ‘En toch’. Het was oorlog, er was tekort en triestigheid, en toch trokken we per trammetje met een vrolijk studentenprogramma naar de Kempense dorpen. We leden ontzettende kou maar bij onze aankomst stonden de mensen te kijken naar de studenten van Leuven met hun mandolines. En telkens werd het voor zijn publiek een plezierige avond, zonder zorgen, in de kou van de oorlog. Bert ontpopte zich tot een conférencier, een verteller, een mimicus, en ook tot een leider. Onvergetelijk was te Leuven zijn kreatie van de figuur van Wulfila in de revue van het Germania-lustrum. Rond die tijd ontdekte Bert zijn tweede hart. Voor het | |
[pagina 378]
| |
tehuis te Leuven waar zijn meisje verbleef, staat een enorme boom en met een literaire allusie doopte Bert hem: de boom van groot verdriet. Om die boom weefde hij het schalkse lied: Brief van een schachtinneke. Ontelbare keren heeft hij deze romance gezongen op Germanistenvergaderingen en in vriendenkringen. ‘.........
En voor Arras, mijn lieve Piet,
Daar staat de boom van 't groot verdriet,
Daar komen dikwijls minnaars treuren.
Maar voor mij komt er nooit een, hoor,
Daar ben ik veel te netjes voor,
't Zal nooit gebeuren.
Janine woont naast mij op de gang,
Die is van geen studentjes bang,
Die zegt: “Ik zou wel durven vrijen!”
Dan zeg ik: “Blok fonetika!”
En zij gaat naar de cinema,
Dat kan 'k niet lijden.’
Dit alles zijn zovele stralende herinneringen aan een jeugd vol vaart. Maar het innigst toonde hij zich in zijn aandacht voor de mens. Bij een konversatie kon hij praten en luisteren. Hij vond de andere belangrijk. Zo kwam hij in ons leven en hij ging er nooit meer uit. Op zekere dag gaf hij me plotseling een platenboekje met foto's van houtsnijwerk van Tilman Riemenschneider. Op het schutblad lees ik: ‘Omdat ik vandaag aan iemand iets geven moet! Bert. Vrijdag 28 maart '41.’ | |
Z.E.H. Dr. Jef SterckBert Leysen bezat de kostelijkste waarden van geest en van hart: warme sociale omgang, een stralend idealisme en een buitengewone levensliefde. Wie onder de Leuvense vrien- | |
[pagina 379]
| |
den herinnert zich niet meer zijn brede armzwaai wanneer hij ons groette, wanneer hij 's morgens gewoonlijk zo op 't nippertje de kursus kwam binnengeglipt. Of de haastige kwinkslag wanneer hij uit de Sint-Annastraat wegholde naar de Naamsestraat voor het rendez-vous met dat andere koningskind. We kunnen hem ons voortdurend weer voor de geest roepen onder de vele facetten van zijn persoonlijkheid: Bert in de kursus, Bert op Germania, Bert op het Zoet Water, Bert op zijn kot, Bert in 't Geestje, Bert overal. Hoeveel hebben we allemaal niet aan hem te danken gehad. Vooral dan, ja vooral, wanneer hij ons zo meesterlijk plagend, stuk voor stuk, wist uit te schelden. In Leuven heeft Bert Leysen uit innerlijke levensdrang een studie gewijd aan iemand, die verwant was met hem: aan Hendrik Marsman. Hij maakte die studie onder leiding van Professor Sobry, Sobry zaliger, die met zijn warme blik en zijn licht hese stem hem altijd noemde: die aanbiddelijke knaap. Bert Leysen hield veel van Marsman: hij had trouwens altijd dezelfde foto van Marsman op zijn kamer. Er was een zekere verwantschap tussen hen: de diepgelovige Bert Leysen, vol van Roomse blijheid, voelde zich steeds aangetrokken tot die worstelende en tragische figuur, die Marsman was. En tot op zijn laatste levensdag bleef hij bladeren in zijn verzenbundels en zou hij in zijn wagen een bundel van Marsman meedragen. Als katoliek had hij zijn eigen oordeel over Marsman en een gedicht b.v. als Paradise regained wist hij zo zuiver te beschouwen: hij zag daarin niet, zoals zo dikwijls wordt gezegd, een totale, zuivere weergave van de essentie van die dichter, maar hij proeft en geniet deze zuivere poëzie. ‘Ongetwijfeld is het Marsmans vitalistische vers bij uitstek, een vuurwerk van zinnelijke vreugde, een zich koesteren in de zon, een zich laten omzwaaien door koele lentewinden. Niemand kan weerstaan aan het verrukkelijke en vreugdedronken lied dat door deze regels klinkt.’ | |
[pagina 380]
| |
Ook het meest droeve woord in het levensverhaal van Marsman heeft hem gewis in zijn later leven aangesproken ‘...de roeping van de mens bestaat in het verraad van dromen’, maar, zoals Marsman, heeft hij nooit zijn strijdbaarheid verloren en zomin als bij Marsman stierf in hem dat sterke verlangen naar een eerlijke strijd met open vizier. Zijn liefde en bewondering voor Marsman beletten hem niet een verantwoorde waardebepaling van de dichter te geven en te zoeken naar een objektieve appreciatie. ‘Het vitalisme van Marsman vond alleen zijn oorsprong in de affirmatie van de instinkten; in het verlangen om meegevoerd te worden door die onveranderlijke en nimmer begevende stroom van het natuurlijke leven: in de onvoorwaardelijke aanvaarding van een krachtig, van alle verwording en bederf gezuiverd bestaan; in een bewuste wil om terug te keren naar de oerbronnen van het leven. Zijn droom was er een van een prachtig, groots en heidens bestaan.’ En na in zijn syntese de grondgedachten en gevoelens van de dichter te hebben bepaald: ruimtegevoel, trots zelfbewustzijn, de liefde, de dood, de strijd tegen God, komt hij tot dit besluit: ‘Ik meen dat Marsman de naam vitalist verdient, veeleer om zijn onverzoenlijke vijandschap met God en dood, dan om de heftigheid of om de teorie van de vitaliteit die hij zo vaak en zo gloedvol verdedigde.’ Bert Leysen en Marsman zijn ook niet te scheiden in het vreemde mysterie van hun dood. En voor hen beiden geldt het vers dat Marsman schreef: ‘in open zee
ver van de veilige kusten
recht als een man op een recht
schip te staan en onversaagd tot
aan den dood te strijden.’
In Drie verzen voor een dode betreurt Marsman de dood van een dierbare vriend en laat hij een toon weerklinken | |
[pagina 381]
| |
van berusting bij wat onwederroepelijk is gebeurd. Toen Bert Leysen ons zo onverwacht ontviel, heeft menig vriend daaraan teruggedacht en een is er zelfs geweest, Flor van den Bossche, die het muzikaal heeft geëvokeerd. ‘De avond daalt;
er valt een vage schemer,
ik zoek den vrede dien de dag mij nam;
en onweerstaanbaar brengen mij mijn schreden
naar 't stille kerkhof waar ik na uw sterven
berooid en eenzaam iedren avond kwam.
waarom? ik weet te goed dat ik u niet kan wekken
en dat gij daar zijt en ik hier en dat dit graf ons scheidt;
dat ik aan dezen steen niets kan onttrekken
van uwen staat van ongenaakbaarheid.
doden zijn ver en koud en dichters eenzaam,
maar zij beluisteren elkanders lied; ik zing
en gij en ik worden opnieuw gemeenzaam;
zegen - en vloek der verhovaardiging.
schuw dus dit lied, vergeef het, blijf mij wachten;
bid voor mij al de dagen uwer eeuwigheid,
opdat mijn boot bij 't zwichten mijner krachten
niet nog in 't zicht der kust te pletter splijt.’
Een ander dichter die Bert Leysen biezonder lief was, en ook die liefde had hij met Marsman gemeen, was Rainer Maria Rilke. In Briefe an einen jungen Dichter heeft hij talrijke uitspraken aangetekend, die hem naar het hart gingen en die tekenend zijn voor zijn levenshouding: ‘Ein Kunstwerk is gut, wenn es aus Notwendigkeit entstand. In dieser Art seines Ursprungs liegt sein Urteil: es gibt kein anderes.’ ‘Auch zu lieben, ist gut: denn Liebe ist schwer, Liebhaben von Mensch zu Mensch: das ist vielleicht das Schwer- | |
[pagina 382]
| |
ste, was uns aufgegeben ist, das Äusserste, die letzte Probe und Prüfung, die Arbeid, für die alle andere Arbeit nur Vorbereitung ist.’ Vooral hield hij van De wijze van liefde en dood van den Cornet Christoffel Rilke. Hij kende er hele brokken van van buiten en hoe graag citeerde hij de verzen uit de ontroerende brief: ‘Mijn goede Moeder,
wees trots: Ik draag het vaandel,
wees onbezorgd: Ik draag het vaandel,
heb mij lief: Ik draag het vaandel.’
Het was tekenend voor hem, hij die de televisie beschouwde als een hemelse gave voor de eenzame mens, dat hij zo sterk het gedicht van Rilke Gebet für die Irren und Sträflinge kon aanvoelen: ‘Ihr, von denen das Sein
leise sein grosses Gesicht
wegwandte: ein
vielleicht Seiender spricht
draussen in der Freiheit
langsam bei Nacht ein Gebet:
Dass euch die Zeit vergeht
denn ihr habt Zeit.
Gij, van wie het bestaan
lijze zijn groot gezicht
afkeerde: een die wellicht
bestaat, spreekt u aan
buiten in vrijheid, met
langzaam bij nacht een gebed:
dat voor u vordere de tijd,
want gij hebt tijd.’
En toen Bert de dood vernam van iemand die plots was verscheiden - en wie, o vrienden uit de Leuvense Germa- | |
[pagina 383]
| |
nistenkring, denkt hier niet terug aan dat andere zonnekind: Clem Verreydt - toen droeg hij dikwijls dat kleinood voor, dat ook een weergave was van en zo toepasselijk op zijn eigen leven: ‘Der Tod ist gross.
Wir sind die Seinen
lachenden Munds.
Wenn wir uns mitten im Leben meinen,
wagt er zu weinen
mitten in uns.
De dood is groot.
Wij zijn de zijnen
Met lachende mond.
Als wij ons midden in 't leven wanen,
stort hij zijn tranen
midden in ons.’
*
Na de universiteit was Bert Leysen korte tijd in het uitgeversbedrijf werkzaam en werd dan leraar. Ook dat was hij op een persoonlijke manier zonder ooit de juiste opdracht uit het oog te verliezen. Hij zorgde steeds voor een originele sfeer en zijn non-conformistische les was een model: door zijn dynamische persoonlijkheid boeide hij de leerlingen en met warme stem en meeslepend woord bracht hij hen, in een volgehouden dialoog, de liefde bij tot de studie van de moderne talen. Maar deze jonge humanist was te dynamisch om in het onderwijs te blijven. Van in zijn vroege jeugd was het voor hem een uitgemaakte zaak dat de radio zijn arbeidsveld zou zijn. Hij moest toen eerst bij het leger en nog als soldaat huwde hij het meisje dat hij te Leuven had leren kennen: het waren twee koningskinderen, die hun geluk in de omgeving van Kasterlee gingen verbergen. | |
[pagina 384]
| |
Ze gingen dan wonen op het oude, romantische landgoed te Heist-op-de-Berg, waar hun schoon gezinsleven begon. In zijn boek Het verhaal van ons huis heeft Dr. Jozef Weyns mooie bladzijden gewijd aan hun familiale tribulaties, de komst van de eerste tweeling en hun memorabele midzomernachtzittingen op de pui van het grote kasteel. Met hetzelfde entoesiasme waarmee hij in kakiplunje het soldatenhalfuurtje had verzorgd, begon hij zijn taak als radioreporter. Zijn eerste reportage ging over de H. Bloedprocessie te Brugge en ze heeft hem zweet en moeite gekost. Van dan af heeft hij letterlijk alle onderwerpen behandeld en van bij het begin vond hij die zeer persoonlijke toon, waarmee hij, tot aan zijn verscheiden, zijn gehoor zo onweerstaanbaar heeft geboeid. | |
Bert van KerkhovenBert Leysen was een waarachtige zoon van zijn tijd, van deze tijd en zijn tempo, dat hem zo jammerlijk noodlottig is geworden. Er was geen beter radioreporter, die van alle markten thuis was, maar nooit aanstellerig optrad, die taalvaardig en woordenrijk was als weinig anderen, die nooit uit de toon viel en nooit fouten tegen de goede smaak bedreef, die tot de elite van geest en gemoed behoorde, maar volkomen thuis was bij de eenvoudigen van hart en van konditie. Over de aktiviteit die zijn job meebracht, kon hij als geen humoristisch vertellen en schrijven. Legendarisch is het verhaal van een van zijn eerste reportages toen hij de sakramentsprocessie op de Maas te Luik moest verslaan en dat ook schitterend deed. Achteraf heeft men maar vernomen dat de boten, die hij zo prachtig beschreven had, er nog niet waren toen hij de eter in moest en dat hij, daar hij de tijd moest vullen, heel de stoet met zijn verbeelding had gedetailleerd en beschreven. | |
[pagina 385]
| |
Een ander karakteristiek staaltje van zijn reportersbloed was het interview met generaal Smuts. De grijze Zuid-afrikaanse staatsman zou korte tijd na de bevrijding een bezoek aan ons land brengen. Vooraf had hij uitdrukkelijk laten mededelen dat hij geen verklaringen aan de pers zou afleggen. Dit consigne was doorgegeven en praktisch alle persvertegenwoordigers, die nochtans op het vliegveld van Melsbroek waren samengekomen, hielden zich eerbiedig op afstand om het schouwspel van het neerstrijken van het vliegtuig bij te wonen en daar dan tenminste toch enkele woorden over te kunnen melden. Bert Leysen evenwel meende dat hij zijn kans moest wagen. Hij was de jongste onder de jongeren van de bende die daar toen was samengekomen. En toen het vliegtuig was neergestreken, stapte hij resoluut zoals we dat van hem gewoon werden in die tijd en nadien, met zijn mikrofoon op generaal Smuts toe. Maar de spanning moest hem waarschijnlijk toch wel wat te geweldig zijn geweest en hij was op het moment van de benadering zo zenuwachtig, dat hij zei: ‘He, generaal Smuts, wil u alstublieft voor onze luisteraars niet een paar woorden in het Italiaans zeggen?’ Het korte en even resolute antwoord van generaal Smuts was - en daarmee bleef hij getrouw aan het door hem zelf gegeven consigne: ‘Ek seg niks nie, niks nie!’ | |
Jan BriersBert Leysen is mijn beste vriend geweest. Al moet ik er onmiddellijk aan toevoegen, dat heel veel mensen hem altijd als hun beste vriend hebben kunnen beschouwen. Maar bij ons was het een vriendschap, een vriendschap tussen Bert Leysen, Paul van Dessel en mijzelf, die feitelijk gegroeid is uit het werk, uit het radiowerk. Het is in de radio dat een paar jonge mensen gedacht hebben dat zij enkele jonge ideeën in de uitzendingen moesten inschakelen. En zo is | |
[pagina 386]
| |
Bert Leysen - met Van Dessel eerst en daarna ben ik er bijgekomen, - begonnen met ‘De antenne zingt’, een groot, nieuw amusementsprogramma. En hier wil ik vooral de nadruk op leggen: als Bert een idee had, kon hij die niet alleen voorstellen en uitwerken, hij kon ze zelf presenteren. Zo is hij feitelijk onze eerste en misschien onze beste quiz-master geweest. Hij heeft ons altijd gezegd dat wij naar de BBC moesten kijken als naar het grote voorbeeld voor alle radiomensen. Hij heeft de quiz-wedstrijd waarschijnlijk van daar meegebracht. En hij heeft de zalen - ik herinner mij dat nog altijd zeer goed, - in studio 1 doen schaterlachen en somtijds heeft hij de mensen heel stil-gelukkig doen glimlachen. En dan is er een tweede nieuwigheid die Bert in dat grote, nieuwe ontspanningsprogramma heeft ingevoegd: zijn gesprekken met de gewone man in de straat. Hij ging op de Grote Markt staan in Brugge, in Gent of in Hasselt en hij vroeg de mensen wat ze dachten over muziek, over de radio, gewoon over de lente. Hij kon altijd en met iedereen zeer goed over de baan, heeft altijd samengewerkt met alle mensen en daarom moet ik bekennen dat ik niet de enige ben die met Bert Leysen zijn beste vriend heeft verloren, maar wij feitelijk allemaal. | |
Jan van der Straeten en Jef ClaessenJ.v.d.S. - Wij zijn hier nu in Bokrijk. Het was hier dat Bert Leysen zo dikwijls kwam spelen met zijn kinderen. Het was toen hij direkteur geworden was van de gewestelijke omroep Limburg. Hij was naar Limburg gekomen, hij werd Limburger en gans Limburg ging met hem mee. Is het niet, Jef? J.C. - Ja, dat was zo. En van het begin af aan was het een grote zorg voor Bert Leysen, - en hij heeft er altijd veel zorgen over gehad - om de Limburger bewust te doen | |
[pagina 387]
| |
worden van zijn eigen waarde en om ook de uitzendingen, met beperkte middelen vaak, op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. J.v.d.S. - Dat was eigenlijk een gouden tijd. Weet ge nog dat programma, dat eerste studioprogramma: ‘En 's avonds is 't goed’? J.C. - Dat was een echt experiment en dat is dan later gevolgd door een programma buiten de studio, want de studio werd voor Bert te klein. Hij moest eruit en met speciale middelen. Hij ging de luisteraar zelf opzoeken waar hij thuis was, in zijn eigen dorp en dan werd dat ‘Het hele dorp’. J.v.d.S. - Het is ook onder zijn leiding dat gij Jo Erens hebt ontdekt? J.C. - Inderdaad. Ik herinner het me nog goed. Toen Jo Erens de eerste keer optrad bij ons in de studio, was Bert toevallig naar Londen geroepen om te gaan studeren voor de televisie in de BBC. Zijn vrouw Alice nochtans was aanwezig en die was toen zo geroerd door dit prachtige liedje van Jo: Limburg dich allein, dat ze vroeg om dat liedje de volgende morgen in een speciaal verzoekprogramma voor Bert uit te zenden. Hij zou dan verwittigd worden in Londen via een telegram en hij heeft inderdaad geluisterd naar dit Limburg dich allein, in première, in Londen. J.v.d.S. - Als ge bedenkt met welke beperkte middelen we die programma's allemaal gemaakt hebben in die tijd. J.C. - Inderdaad, met heel weinig middelen. Maar Bert met zijn pioniersgeest wist er altijd wel een mouw aan te passen en hij wist eigenlijk iedereen te bezielen en iedereen mee te sleuren. Hij was werkelijk buitengewoon in dat soort van dingen. J.v.d.S. - In Hasselt bouwde hij voor het eerst het witte huis, dat hij later te Tervuren opnieuw zou laten opzetten. Van hieruit ging hij dagelijks de weg naar de studio, die | |
[pagina 388]
| |
het hoofdkwartier was van zijn bruisende aktiviteit. Zijn zin voor humor spatte hier ook op elk ogenblik uit en als parodie op het programma ‘Het hele dorp’ zonden wij samen op zekere dag het programma ‘De hele hemel’ de lucht in. Bert Leysen is de man geweest, die de Limburgers naar de studio heeft leren luisteren. Toen hij van Radio-Hasselt afscheid moest nemen, was de grote zaal te klein om het volk te bevatten dat hem wou danken en groeten. Hijzelf sprak dan diep ontroerd een laatste woord tot de mensen van deze provincie waar hij, naar dikwijls herhaald getuigenis, de beste jaren van zijn leven had doorgebracht. | |
Bert Leysen...Dan dank ik u allemaal nog eens, dames en heren, en ik dank u ook voor dit prachtige geschenk dat u ons meegeeft. Wij gaan dat schilderij in onze huiskamer houden en het zal een herinnering zijn en blijven aan dit goede Limburg, dit Limburg dat wij niet zonder verdriet verlaten. Maar om het mijn goede dichter Marsman na te zeggen: ‘Allen die wegkwijnen aan een verdriet, verraden het en dat wil ik niet.’ Wij zullen dat ook niet verraden, wij zullen ook niet wegkwijnen aan dit verdriet, maar wij zullen televisie gaan doen in het zweet onzes aanschijns, maar met de herinnering, met die blijvende herinnering - ik heb ook nog de gentleman-musicus vergeten te bedanken voor die mooie muziek, die we hier vandaag nog bijgekregen hebben, - ik wou maar zeggen, dames en heren, dat wij deze blijvende herinnering zullen meenemen en zullen blijven waarderen als een herinnering aan Limburg waar wij beleefden - wat wij zullen blijven noemen - the best years of our life. | |
[pagina 389]
| |
Dries WaterschootNa zijn briljante Limburgse tijd kreeg Bert Leysen de vererende en onmogelijke opdracht de Vlaamse Televisie tot stand te brengen. Het was een scheppingsdaad naar zijn hart en naar zijn maat, ook al stond hij voor een vacuüm: er was niets tenzij dan problemen: geen personeel, geen lokalen, geen uitrusting en geen ervaring. Met het onuitputtelijk dynamisme, dat hem zo eigen was, een luciede zin voor werkelijkheid, scherpzinnig, handig en verbeten heeft hij alle moeilijkheden bevochten en overwonnen en het grote en schone werk op soliede basis opgebouwd. In het laatste interview dat hij toestond, werd hem de vraag gesteld of de Vlaamse Televisie niet boven haar middelen leefde, of het normaal was dat ze een kwantiteit programma's leverde die, proportioneel gezien, alles overtrof wat het buitenland presteerde. Bert Leysen verklaarde toen, en terecht met fierheid: ‘Wij hebben de moeilijke weg gekozen. Ik was van mening dat de televisie in Vlaanderen maar kon slagen als we van de eerste dag af een programma boden dat in alle opzichten, kwantitatief en kwalitatief, de vergelijking met de Waalse televisiediensten kon doorstaan. Het Vlaamse publiek had volgens mij recht op evenveel en even goede televisie als de Walen. Wij hebben deze politiek tot op heden kunnen volhouden. Iedereen weet ten koste van welke offers. Wij hebben een zware tol betaald aan mensen. Wij hebben noch onze mensen, noch onze energie gespaard, wij hebben met de inzet van alles wat we hadden aan overtuiging en aan vitaliteit een volwaardige televisie opgebouwd.’ En op de vraag of hij deze politiek na vijf jaar ervaring nog steeds verantwoord achtte, antwoordde hij even zeker: ‘Ik zou precies hetzelfde doen indien ik opnieuw moest beginnen.’ | |
[pagina 390]
| |
De beste precepten van goede televisie kwamen van hem en vanaf het eerste uur formuleerde hij, die de eerlijkheid zelve was, de grondwaarheid: ‘Het scherm liegt niet, het geeft de mens zoals hij is. Als ge liegt door uw manier van doen, dan brengt het scherm dit aan het licht.’ Een van de te zeldzame keren dat hij in een programma optrad, heeft hijzelf deze stelling schitterend bewezen. Ook al was dat niet gewild, hij heeft van het lustrumprogramma der Vlaamse Televisie ‘De klant is keizer’ één van de meest schitterende one man's shows gemaakt die op het scherm voorbijgingen, alleen omdat hij daar in al zijn eenvoud en met al zijn talent, zuiver zichzelf was. | |
Omer GrawetBert Leysen was mijn direkteur en dus mijn meerdere, maar als ik nu aan hem denk, zie ik hem als de vriend die hij van ons allen was hier in het bedrijf. Van in de heroïsche startperiode van de televisie heeft hij hier een dynamische ploeggeest ingang doen vinden en de kameraadschappelijkheid onder alle televisie-mensen door eigen voorbeeld gepropageerd. In zijn betrekkingen met mensen was hij even hartelijk voor de eenvoudige als voor de vooraanstaande met juist de nodige nuancering opdat ieder zich gemakkelijk zou voelen. In een leven van jachten en rennen bracht hij steeds de tijd op om belangstelling te tonen voor de evenmens en een woord van waardering te spreken. Hij was rotsvast in zijn principes, maar betoonde begrip en eerbied voor de overtuiging van anderen. Men kon hartstochtelijk met hem van mening verschillen en toch zijn vriend blijven. Het oude begrip naastenliefde had hij voor zichzelf vernieuwd en er een nieuwe glans aan gegeven. Hij was een man in wie de zon straalde. Hij ontving van | |
[pagina 391]
| |
ergens licht en gloed en verspreidde die om zich heen. Hij was een groot en schoon mens, ook en waarom niet - vooral op ‘dagelijkse werkuren’. Zijn blijmoedigheid was hier spreekwoordelijk en ze had des te groter waarde daar hij jarenlang werd geplaagd door een pijnlijk gewrichtsreuma: weinigen hebben geweten wat een wilskracht het hem kostte deze vaak aanhoudende pijn met een glimlach te kamoefleren.
*
Het is een paar keren gebeurd dat Bert Leysen zijn produktieleiders op het scherm voorstelde. Vandaag moet het anders gebeuren en wij vragen hun nu te zeggen wat Bert Leysen voor hen was. | |
Nic BalDe manier waarop ik het best Bert Leysen terugvind is, wanneer ik denk aan zijn grote voorliefde voor slagzinnen. Hij gedroeg zich, vooral in den beginne, als een leider van een nieuwe fanatieke sekte en daarvoor zocht hij dan slogans. Die slogans waren meestal in het Engels - hij was tenslotte germanist, - en enkele kenschetsende zijn b.v. de volgende: ‘The show must go on’; dat wou zeggen dat het werk vóór ging op de familie, op de persoonlijke belangen. Hij zei ook: ‘Television is no place for cowards’, televisie is geen plaats voor lafaards. Hij was hard voor zichzelf en soms hard voor zijn medewerkers die nalatig waren. En tenslotte zei hij ook: ‘Never change a winning team’, verander nooit een winnend elftal. Maar helaas, de aanvoerder van dit elftal is ons ontvallen. | |
Bert JanssensHet is niet makkelijk in twee woorden te antwoorden op de vraag wat mij het meest in Bert Leysen heeft getroffen, | |
[pagina 392]
| |
vooreerst omdat hij zo dicht bij ons heeft gestaan én als vriend, én als direkteur. Ook en vooral omdat zijn aktie zo uitgebreid en zijn menselijke invloed op ons zo overwegend is geweest. Ik las onlangs een hoofdstuk in het prachtige werk van Shakespeare, Hamlet, en werd getroffen door een passage, die na het verscheiden van Bert Leysen zulke diepe indruk op mij heeft gemaakt, omdat deze tekst van de grote tragediedichter bijna woord voor woord op Bert toepasselijk is. Wat was Bert Leysen voor mij? Ik zeg het met de woorden van Shakespeare: ‘Zohaast mijn ziel haar eigen keus kon doen,
de rechte waarde van een man kon schatten,
heeft zij u uitverkoren, want in 't leed
waart gij als een die van geen lijden wist,
een man die slag en gunst van 't lot met eendre
dank aannam; zeegnen moeten wij de man
bij wie humeur en oordeel zo harmonisch
gaan dat 't fortuin hem niet frivool als een
schalmei bespeelt. Geef mij zo 'n man, een die
geen slaaf is van zijn drift, hem zal ik dragen
in 't klokhuis van mijn hart, in 't diepste binnenste,
en daar draag ik u.’
| |
Rik van den AbbeeleWat mij het meest in Bert heeft getroffen? Zijn haast fanatieke geestdrift, die ons nu bijna zeven jaren geleden heeft geïnspireerd om het onmogelijke mogelijk te maken, namelijk met een handvol mensen een volwaardig tv-programma de lucht in te zenden. Het is diezelfde stuwende kracht, die Bert toegankelijk maakte voor andermans opvattingen, zelfs indien die niet strookten met de zijne, omdat hij aan de eigen geestdrift die van ons wist te herkennen. Met Bert kon men gerust van mening verschillen en toch zijn vriend blijven, op voorwaarde echter dat de televisie, onze T.V. er baat bij vond. | |
[pagina 393]
| |
Paul van DesselBert Leysen is in de eerste plaats een herinnering aan pionierstijden. De meesten van onze generatie zijn in dienst getreden van de radio in de jaren 44-45. Samen met Nic Bal zaten Bert Leysen en ik in de konsultatieve programmakommissie van het NIR, op dat ogenblik beurtelings voorgezeten door de direkteur-generaal en de permanente afgevaardigde van de minister: de bedoeling ervan was het radiowezen, de uitzendingen nieuw leven in te blazen door de initiatieven waarover in het verloop van deze uitzending uitvoerig is gesproken, meen ik. In 1953 is de televisie gekomen en de meeste televisiekijkers hebben de evolutie van dit nieuwe medium kunnen volgen: ze hebben het werk kunnen zien van de equipe die onder leiding van Bert Leysen de Vlaamse Televisie gemaakt heeft, ondanks zeer moeilijke omstandigheden. De meeste televisiekijkers zijn dus vertrouwd met het werk van Bert Leysen. Wat zij misschien minder weten, is dat, om een groot woord te gebruiken, Bert Leysen dit werk aanzag als een missie, als een zending. En om een heel groot woord te gebruiken, als een apostolaat. | |
Lode van UytvenBert Leysen heb ik voor de eerste maal ontmoet in 1945-46, toen we samen op de reportagedienst en de redaktie van de radio werkten. Bert Leysen heeft mij, ik kan het me herinneren alsof het gisteren was, bijgestaan voor de eerste maal toen ik een rechtstreekse reportage moest verzorgen. Reeds op dat ogenblik gaf hij mij de indruk iemand te zijn met een zeer warme menselijkheid, zeer behulpzaam en die zijn mensen bijstond met raad en daad. Toen heb ik hem enkele jaren uit het oog verloren en dan heb ik hem teruggevonden bij de televisie als direkteur. Ook toen nog heb ik die indruk gekregen van warme menselijkheid en behulp- | |
[pagina 394]
| |
zaamheid. Ik zou zelfs zeggen dat die indruk nog versterkt werd. Bert Leysen was dus eerst mijn kollega, daarna mijn chef, maar ik meen te mogen zeggen, altijd mijn vriend. | |
Dries WaterschootWeet ge, Bert Leysen was niet alleen een goeie mens en een goeie baas en allicht een zeer goed huisvader. Hij was een man, geen brave jongen, een echte man waaraan ge u kondt spiegelen, waarbij ge kondt voelen dat gij stilaan ook volwassen werdt. En toen ik verleden jaar ziek was, het is bijna erg om te zeggen, toen trachtte ik zo erg naar Bert Leysens bezoek als naar dat van mijn moeder. En wanneer wij samen o.m. over ‘Beatrijs’ - het was een van zijn laatste wensen - gesproken hadden en hij weg was, dan heb ik bij mijzelf gezegd: als al mijn kinderen later mogen worden zoals hij, dan zal ik een gelukkig man zijn. | |
Jozef CoolsaetToen ik als eerstejaarsstudent aan de universiteit was, zat de heer Leysen in het tweede jaar. Hij was schachtentemmer en de taak van de schachtentemmer bestaat erin de orde te handhaven in de Germanistenklub Germania en van ons, kolossale, enorme schachten, goede studenten te maken. Toen hij later mijn direkteur is geworden, toen is de verhouding ongeveer dezelfde gebleven, met dit verschil dat hij thans van mij trachtte een goed televisiemens te maken. Maar mijn eerste gevoel aan de universiteit, - nl. dat van vrees toen hij op die vergaderingen met een enorme knuppel zwaaide, - dat gevoel is helemaal verdwenen. Men kan immers, wanneer de bevelen van een direkteur als verzoeken zijn geformuleerd, dergelijke verzoeken niet van de hand wijzen. De vrees is verdwenen en de hartelijke omgang is er in de plaats van gekomen. Het was zelfs zo, dat bij het heengaan van de heer Leysen een toneelhelper heeft gezegd: | |
[pagina 395]
| |
‘Als ik 's morgens de heer Leysen had gezien, dan wist ik dat mijn dag goed zou zijn.’ Hieruit spreekt de warme hartelijkheid en de overtuigingskracht, die de grootste kenmerken van het werk van de heer Leysen zijn geweest. | |
Mevrouw M. ZoeteOp een dag zaten wij in Antwerpen nog wat na te praten met enkele mensen van de televisie, nadat wij een bezoek gebracht hadden aan een instelling. Bert Leysen was in ons gezelschap. Maar hij was in ons gezelschap en hij was er niet, want gewoonlijk was Bert Leysen zeer welsprekend en was hij de spil van zo een gezelschap. Maar die avond zat hij helemaal verzonken in zijn eigen gedachten. Wij diskussieerden door, maar op een zeker ogenblik gaven wij er ons rekenschap van dat hij er niet bij was. Wij keken hem aan en hij kwam uit zijn mijmeringen terug, terug naar de werkelijkheid en hij zei opeens: ‘Mensen, mijn vrouw is toch zo goed voor mij.’ Hij was op dat ogenblik het beeld van het geluk zelf. | |
Jozef OpdebeeckHet was niet moeilijk om iedere dag een nieuw talent te ontdekken bij Bert. Maar er is wel een gebeurtenis, die mij biezonder heeft getroffen. Dat was in 1958, toen er hier in een groot hotel te Brussel een Eurovisievergadering werd gehouden. Ik ben daar toevallig getuige geweest van het optreden van Bert tegenover zijn buitenlandse kollega's. Ik heb daar vanuit de coulissen Bert aan het werk gezien. En het is interessant om iemand, waarmee men dagelijks in kontakt komt en waarvan men de uitzonderlijke kwaliteiten op de duur als normaal begint te beschouwen, om zo iemand terug te vinden in een totaal verschillend milieu, in dit geval op internationaal plan. Want ik heb daar gezien hoe Bert zijn ideeën over bepaalde televisie- of Euro- | |
[pagina 396]
| |
visieproblemen verkondigde en ik heb ook gezien hoe de direkteurs van de buitenlandse televisiestations daarop reageerden. Ik heb toen opgemerkt dat de interventies van Bert toonaangevend waren. Dat vond ik wel groots. | |
Wim de GruyterVan toen ik Bert Leysen heb leren kennen als beginnende reporter bij de radio, heb ik altijd bewondering gehad voor zijn talent, het vlotte gemak waarmee hij zich aanpaste aan zijn taak als radioreporter, direkteur van Radio-Hasselt en later direkteur van de televisie. Ik zal b.v. nooit vergeten hoe Bert Leysen voor de radio eens een half uur lang een sprankelende beschrijving gaf van een vlootparade op de Maas, die pas een half uur later werkelijk zou plaatsvinden. Bert heeft nooit moeite gehad, als ik het zo mag zeggen, om er iets van te maken. Hij was met evenveel brio direkteur als gelegenheidsspreker, als conférencier, als presentator. Hij was als het ware de geniale regisseur, die elke rol in het stuk met evenveel brio zou kunnen vertolken. Benevens aan zijn talent, zijn overtuiging en zijn bezieling, denk ik, in de eerste plaats, terug aan de menselijkheid en de vriendschap van Bert Leysen. Men ging naar Bert niet als naar een direkteur maar als naar een vriend. En hoe ook in dat bureau van Bert Leysen de passie in de diskussie soms de vuisten met geveld op de tafel bracht, hoe ook de hoofden soms rood liepen, hoevele woordenwisselingen men er ook won of verloor, één ding vond men daar altijd terug en dat was: zijn trouwe kameraadschap. | |
André DeclercqAls Bert Leysen bij ons op de techniek kwam binnenvallen, dan was er dikwijls iets speciaals aan de hand, dan werd er soms zware, krachtige taal gesproken! Als wij om technische redenen Bert Leysen moesten remmen in een van zijn initia- | |
[pagina 397]
| |
tieven, dan was dat geen klein bier! Want Bert Leysen, die had initiatieven! En als ik Bert Leysen zo buiten de dienst tegenkwam, dan heeft het me altijd getroffen dat het was alsof hij mij in geen jaren gezien had, zo hartelijk en joviaal kwam hij op u af. Want het deed deugd een babbeltje te hebben met Bert Leysen.
*
Het denderend en tumultueus bedrijf van de televisie belette Bert Leysen niet een verrukkelijk huisvader te zijn. Hijzelf trouwens heeft zichzelf in een brief getekend met deze woorden: ‘Al wat ik ben: een hard werkende knaap, een gelukkig huisvader en de zeer fiere vader van negen kinderen.’ En steeds, als hij ons de laatste foto van zijn gezin liet zien, klonk het even fier en zelfs een tikje uitdagend: ‘Zoveel heb ik er en ik zou er geen van willen missen!’ Met de vrouw die de moeder is van dit heerlijke gezin kende hij alleen schone, schone dagen. Bert Leysen was een ideale vriend: hijzelf had nood aan vriendschap, maar waarschijnlijk heeft nooit iemand hem kunnen terugschenken wat hij van hem ontvangen heeft. Zijn huis, eerst in Limburg en later te Tervuren, was voor zijn vrienden de meest gastvrije en vreugdige woning van Vlaanderen. Zo antwoordde Hubert van Herreweghen in mei 1959 met een vers op een uitnodiging om een avond te Tervuren te komen doorbrengen: | |
Hubert van HerreweghenAan Bert en Alice Leysen
Het woud in 't voorjaar! In de grond
en in de wortelen aan het zwellen
geweldig breekt, geheim, gezond,
het lied dat 't leven gaat vertellen;
o mei, o woud, en, vrienden, gij
| |
[pagina 398]
| |
nodigt ons uit om te Tervuren
van op uw wei, nog deze mei,
naar 't woud te zien, twee, drie, stille uren,
met onze goede vrouw gezeten
en rustig na het daggeraas,
de antennegalgen al vergeten
bij koele dronk en droge kaas...
Hoe zou'n wij, vrienden, Jos en ik,
met die Vergiliusdroom voor ogen
niet loven dan uw wijs beschik
en komen, sneller dan wij mogen?
En heft gij 't glas op ons welvaren,
een wierookavond in de mei -
de bos- en bloesemgeuren waren
dronken de dorstge ziel voorbij,
(naar welke mei lokt ons dit geuren
en geeft de ziel 't verlangen in
dat eens achter doods donkre deuren
deze aardse mei had nauwelijks zin)
hoe zou'n wij niet die wens herhalen
en heffen naar uw oog ons glas,
welsprekender dan alle talen
die voorjaarsavond op uw gras.
Ook in bredere kring kultiveerde Bert Leysen deze eerlijke, zuivere vriendschap. Hij begaf zich b.v. heel graag naar de jaarlijkse literaire weekeinden van het tijdschrift Dietsche Warande en Belfort te Overijse om er om te gaan met kunstenaars en literatoren. Aan een van deze ontmoetingen herinnert | |
[pagina 399]
| |
Anton van DuinkerkenTerugdenken
Bij westerlicht in Overijse
Met uitzicht over groentenkassen
Had ik staan praten met Bert Leysen.
De zon werd moe boven het gras en
De bomen, die ons vast omringden
Vingen wat avond in hun kruinen.
Een houtduif klepte weg. Er gingen
Geluiden langs ons heen uit tuinen
Rondom het park als fluisteringen
Van ongeziene zuivere dingen,
Waarop de dood in zomernachten
Meer vat krijgt dan wij mogen weten.
Wij staarden beiden in gedachten
Het stervend licht aan, of vergeten
Van dit gezicht ons was verboden.
Met huiverkilte door de leden
Daalden wij af, in huis genoden.
Het is dit jaar vier jaar geleden.
2 februari 1960Ga naar voetnoot1.
| |
Dries WaterschootHet schoonste werk van Bert Leysen is gegroeid uit zijn eigen hoogstaande kultuur en uit de kunst van zijn volk, dat hij op mateloze wijze heeft gediend. | |
[pagina 400]
| |
Hij heeft de inhoud van het woord ‘idealist’ een biezondere gestalte gegeven en bewezen dat ook in deze tijd een idealist in de wereld wondere dingen kan verwezenlijken, vooral als deze idealist in Vlaanderen de korrektie aanbrengt: ons volk heeft nood aan realisten. Hij was het voorbeeld van de Vlaamse gentleman, die op zijn verantwoordelijke post volledig en konsekwent Vlaams is gebleven en als Vlaming het respekt en de genegenheid afdwong van andersdenkenden en vreemdelingen. Hij was een sympatiek getuige van een sympatiek kristendom. Het was een zegen dat deze moderne mens in deze tijd zijn zending toebedeeld kreeg. | |
[pagina 401]
| |
Jos de HaesMonoloog met BertDe tijd begon op uw gezicht ijverig lijnen te trekken. Hij was wel verplicht iets vlugger te werken dan het gewoonlijk nodig is als hij geleverde arbeid uitbeeldt. Maar de grote tekenaar mocht met het resultaat tevreden zijn. Zijn lijnenspel had niets verminderd of verdoezeld, het legde slechts dieper glansen in een licht. Het verduidelijkte de kracht die aan een ziel een verschijning als een natuurlijke gave werd geschonken en daarna met edele bewustheid ontwikkeld: uitstralen, warmte geven. Gij hadt iets van de zon in u. Allen weten we min of meer wat gij in radio en televisie verwezenlijkt hebt, dat gij, kort gezegd, in het alfabet van die jonge talen geestdriftige en zwierige volzinnen hebt gemaakt, met Vlaamse stem. Zij die u van nabij kenden, in uw hart lazen en de religieuze grond zagen waaruit uw energiek geloof in het leven opschoot, moeten hun vrees voor grote woorden nu maar een ogenblik overwinnen en getuigen dat uw expansieve talent zich niet zonder een | |
[pagina 402]
| |
dosis heldhaftigheid heeft uitgeleefd. Dat was het geheim van uw innemend optreden, een uitleg ook voor het niet gewone feit dat meer dan één in uw licht eigen mogelijkheden heeft ontdekt. Gij waart ten slotte iemand aan wie men zijn geest kon wetten. Vele dingen kregen maar volledig hun waarde als ze tegen u gezegd waren. Dat kon tussen dubbende stilten gebeuren, in een milde stemming zelfs, maar onder vrienden toch liefst van al in de felle gensters van een bekgevecht. Geakteerd en ernstig tegelijk, als alle spel. De woorden konden dan als messen op een slijpsteen klinken, gij hadt oren en wist wat ze beduiden. | |
Joos FlorquinAlleen schone dagenElk samenzijn met Bert Leysen was een feest. Zowel in het gesprek van man tot man als in gezelschap was er daar een menselijke volheid aanwezig, die zich steeds vernieuwde en altijd weer aantrok, omdat je bij elke ontmoeting aan hem iets had. Zijn levensblijheid en -gretigheid omstuwden je van als hij verscheen en ze schiepen een sfeer waarin alleen gelukkige en schone mensen leven. Zijn woord van begroeting en dat van afscheid was luchthartig en de uren, die geen uren meer waren, vulde hij met een sprankelende en geestige konversatie, waarin zowel nuchtere beschouwingen, nieuwe ideeën, entoesiaste plannen als de beste anekdoten aan de beurt kwamen. Hij kon uitbundig vrolijk zijn maar in de grond beschouwde hij al de dingen in hun wezenlijke waarde en zijn meest vertrouwde vrienden verraste hij vaak door de diepe ernst van zijn levensbeschouwing. Als gelovig mens en als mens zonder meer was hij een man uit één stuk, die op geen enkel gebied een kompromis aanvaardde en toch nooit stug was in het affirmeren van zijn overtuiging. Ieder die met hem mocht omgaan in welk verband ook, ervoer bijna onmiddellijk | |
[pagina 403]
| |
dat hij voor een man stond, die tot in de uiterste konsekwenties de onkreukbare eerlijkheid zelve was. In zijn leven was hij sterk impulsief en hij kon met kinderlijke spontaneïteit de ingeving van het ogenblik volgen, zowel om op het onverwachtst en laat in de avond bij een vriend aan te komen als in het uiten van zijn blijdschap om een nieuw bezit. Zelfs zijn laatste tocht was het gevolg van het plots en heftig verlangen om zijn vader, van wie hij zielsveel hield en waarop hij fier was, nog eens in leven te zien. Maar wanneer hij handelde als de verantwoordelijke leider van het televisiebedrijf, liet hij zich alleen leiden door klaar oordeel en bezonken inzicht. Met een wijsheid, die ver boven zijn jaren was, kon hij de mensen doorgronden, hun waarde precies afwegen en ze naar verdienste in het werk inschakelen of weren, omdat de kwaliteit, het welzijn en de standing van de zaak zelf voor hem de enige maatstaven waren. Zo kon hij elke uitzending en elk programma losmaken van alle bijkomstigheden en ze louter als prestatie bekeuren of loven. Niemand als hij had een feeling voor wat goede televisie was en in een medium waar de normen nog zo onzeker liggen, kon hij door zijn grondige vorming en door een uitzonderlijke intuïtie precies zeggen waar het schortte of wat er goed aan was. Voor alle televisiemensen was het woord van Bert Leysen dan ook de laatste en onbetwiste uitspraak, niet omdat hij de direkteur was maar omdat zij allen bij ervaring hadden geleerd dat zijn oordeel altijd objektief en stevig gefundeerd was. Hij kon zich dan ook ergeren aan het bijna volledig gebrek aan een ernstige televisiekritiek in ons land, aan het los en onbekookt geschrijf van zovelen, die in kleurloze kritieken er maar op los praten en liefst naar de mond van hun lezers, zonder de minste poging te doen om het publiek te helpen vormen tot verstandige kijkers. Maar hij was de | |
[pagina 404]
| |
eerste om een flinke kritiek, ook als die negatief was, naar waarde te schatten. Het drukke bedrijf dat hem haast volledig opeiste, belette hem niet een verrukkelijk en gewetensvol huisvader te zijn, die tijd maakte om met zijn kinderen bezig te zijn: hij nam deel aan hun vrolijk spel, volgde van zeer dichtbij de evolutie van elk karakter dat hij met blijde woorden hielp vormen en deed alles om de kleinste belofte, die hij aan een van hen deed, na te komen, wat moeite dat ook mocht kosten. Zijn vrouw en kinderen waren inderdaad zijn hoogste vreugde en grootste fierheid en de vele zorgen, die het grote gezin meebracht konden nooit een ogenblik de schoonste en volmaakste harmonie, die in de familiekring heerste, ook maar in het minst beroeren. De attentievolle voorkomendheid van de echtgenoot voor de moeder van zijn negen kinderen uitte zich dag aan dag in grote en kleine feiten en in de verhouding tot elkaar zijn zij in de vijftien jaar van hun huwelijk koningskinderen geweest. In menig hart was er dezer dagen opstandigheid en werd maar steeds opnieuw de vraag gesteld: waarom en waarom precies hij? Het antwoord hebben wij allen gekregen van zijn diep-gelovige en prachtige vrouw, die door haar bovennatuurlijke aanvaarding van Gods wil, ons allen klein en deemoedig heeft gemaakt. ‘Ik heb enkel schone dagen met hem gehad. Hij zal mijn leven blijven vullen’.
*
Na het overlijden van Bert Leysen brachten de hoogste instanties in binnen- en buitenland hulde aan zijn persoonlijkheid en aan zijn levenswerk. | |
Minister P. HarmelIn de persoon van Bert Leysen verliest een schoon Vlaams gezin op tragische wijze een stralende vader, verliest de Vlaamse Televisie een weergaloos pionier, verliest ons kul- | |
[pagina 405]
| |
tuurleven een van zijn beste bezielers, verliest ons vaderland een groot burger. Met hart en ziel heeft Bert Leysen zich ingezet om aan het nieuwe, wondere scherm in de huiskamer een gelaat te geven waarin de Vlaamse kijkers het beste van hun wezen zouden erkennen. Dank zij zijn onverwoestbare geestdrift, zijn frisse verbeelding en zijn edelmoedige menselijkheid, is Bert Leysen daarin ten volle geslaagd. Hij bezorgde de Vlaamse Televisie een faam die de grenzen overschrijdt. Om wat hij voor de kulturele verheffing van ons volk heeft verwezenlijkt, verdient Bert Leysen de blijvende dank van het land. Wij zijn diep terneergeslagen, samen met een echtgenote, met geliefde kinderen en met gans een volk, die hem bewenen. | |
Administrateur-Direkteur-Generaal Jan Boon...Men somt nu vol weemoed zijn hoge verdiensten op, men weegt zijn krachten, men weent om het Griekse treurspel dat van het ene uur in het andere hem, zijn dierbaar gezin, zijn vrienden, zijn Televisie, overkwam. Men zegt stil van wee: zo was Bert Leysen, het hoofd van de Vlaamse Televisie, trots, sterk, beginselvast, Vlaams, Europees, man van zijn tijd, man van liefde en geloof, van zon en gloed, teken van zijn herwordend, zegepralend volk. Het hoofd van de Vlaamse Televisie, zegt men bewogen en erkentelijk, maar ik die het, zoals vele anderen, weten kan, zeg: de ziel van de Vlaamse Televisie. Ergens zullen wij in het kort neerschrijven wat wij nooit zullen vergeten: de moeilijkste taak ter wereld heeft hij op weergaloze wijze vervuld.
*
Van alle televisie-instanties in Europa kwamen getuigenissen van waardering, bewondering en diepe rouw: | |
[pagina 406]
| |
L.Ph. Kammans, direkteur van de Frans-Belgische Televisie getuigde:
...Mais si la Télévision flamande a perdu un animateur, si elle se trouve cruellement (et si soudainement!) frappée, on peut dire aussi que la Télévision belge tout entière vient de perdre un guide, et notre pays un serviteur précieux. | |
Uit ItaliëBert Leysen fu una figura europea e lo fu nel più profondo senso della parola. | |
Uit Duitsland...Er war der Ansicht, dass die Eurovision das Verständnis zwischen den einzelnen Völkern fördert und kann auch auf diesem Gebiet als Pionier bezeichnet werden.
Voor Engeland en voor de E.B.U. sprak zijn goede vriend Cecil Mc Givern van de BBC.
I am here for two reasons: first because as a man I liked Bert Leysen very, very much indeed... I knew his family, he knew mine. I come to look upon him as something as a brother and his death seems a gap in my own family. The second reason is that I am representing my collegues in European Broadcasting Union. E.B.U. is a band of people who came together dedicated to television, not only in Europe but also from America and developed it over Europe. Bert Leysen was one of those dedicated people and I think without any doubt he was one of the nicest and wisest of us. Whenever he spoke, he spoke from the heart and we listened to him...
En Jean d'Arcy van de R.T.F. getuigt vandaag nog.
C'est un ani dont nous commémorons aujourd'hui le souvenir. Bert Leysen, vous le savez, fit partie de ce tout premier | |
[pagina 407]
| |
groupe qui dès 1954 fit repasser par dessus les frontières les émissions d'Eurovision. Au sein de notre équipe, fraternelle et amicale à la fois, il nous avait conquis tous, par sa franchise lucide, par l'unité de sa personne, par cet humour malicieux aussi, que je vois encore aux coins de ses lèvres et par cette foi qu'il portait en toutes choses, reflet probablement d'une autre foi. Son souvenir reste aujourd'hui parmi nous, intact et net, malgré les brumes de la mémoire. Vertus d'un être jeune, mais vertus surtout d'une âme centrée sur sa raison d'être et qui, nous quittant, nous laisse maintenant le souvenir de ce vers qu'il avait lu, clé peut-être de sa vie comme de sa mort: ‘A la tâche qui m'est départie, l'éternité seul peut suffir.’
*
Maar ook van ontelbare kijkers in Vlaanderen kwamen de meest ontroerende bewijzen van genegenheid en dankbaarheid voor wat Bert Leysen hun had geschonken. Zijn tientallen vrienden schreven hun getuigenis neer in een Liber Amicorum, dat op elke bladzijde spreekt van de vele en onvermoede gaven die zij in Bert Leysen hebben bewonderd en van hun trouw aan dat eerlijke, vranke en rijke vriendenhart. | |
Albert Westerlinck...Bert Leysen bouwde de televisie uit al kijkend naar de toekomst. Hij was veeleisend uit liefde tot de volmaaktheid. Hij moest vaak onze Vlaamse tekorten dulden, doch wilde er geen genoegen mee nemen. Hij weigerde ook onze Vlaamse gebreken als deugden te huldigen of ze zelfs maar als onvermijdelijk te aanvaarden. Zijn oordelen over mensen, toestanden en problemen in ons land, hebben me in zijn laatste jaren vaak om hun intuïtieve juistheid en hun onverbiddelijke scherpte verheugd. | |
[pagina 408]
| |
Hij wilde een televisie met onberispelijk stijlgevoel, met een zuivere en natuurlijke menselijkheid in houding en woord. Weinigen ergerden zich zo diep als hij, wanneer te konstateren viel dat die eenvoudige en zuivere menselijke stijl meer dan eens ontbrak. In heel dit streven was hij een volwaardig exponent van een jongere Vlaamse generatie, die afkeer gevoelt voor een impotente cultus van het verleden en voor grootsprakerige retoriek... Wat ik in hem, naast de respektabele geestelijke rijpheid van zijn laatste jaren en zijn sympatieke humaniteit, het meest bewonderde, was zijn sterke persoonlijkheid in denken en doen. Hij was te wijs en bescheiden om alle kritiek te verwerpen en zijn oor aan raadgevers te weigeren, maar hij bouwde intuïtief zijn levenswerk volgens de inzichten van zijn eigen daimoon op. Van de romantische verliefdheid op het leven en de liefde, die zijn jeugd bezielde, is hij - Goddank! - nooit willen genezen... Doch voor de rest zijn gaandeweg de romantische trekken van zijn kultuurinzicht en van zijn katolicisme verzwonden, en hij is een der meest rijpe, bezonnen, wereldrijke katolieke realisten geworden die ik in onze generatie ken. Zijn Vlaams-katoliek idealisme had alle ‘Schwärmerei’ afgezworen en was gerijpt in de werkelijkheid. Bewonderenswaardig was dat het kristen-zijn voor hem geen wereld was van grote programma's, strijdleuzen en romantische dromen, maar een konkrete wereld van ‘human relations’... Hij had zich uit het religieus romantisme, het geestelijk isolement van zijn jeugdjaren, definitief losgerukt om op eigen sterke voeten te staan, ten volle bewust en vertrouwend, in de volle realiteit van het twintigste-eeuwse leven te staan, ‘recht in het midden’, zoals de ruime Rodenbach zei. Vooral in dat opzicht was hij een der krachtigste exponenten van een nieuwe generatie, die langzaam - nadat zovele fouten van het verleden zijn hersteld en vele atavis- | |
[pagina 409]
| |
men van heden zijn opgeruimd, - voor het kristendom in dit land nieuwe horizonnen openen zal. Bert Leysen heeft als Vlaming en katoliek niet voor het behoud van het heden maar voor de toekomst geleefd. Allen van onze generatie, die zijn streven deelden, zullen DAT nooit vergeten en mogen de besten van de generatie die na ons komt, DAT ook onthouden.
Uitzending: 17 september 1960. Frans Masereel: Hulde aan Bert Leysen
|
|