Maar hanger of tegenhanger, weet ge wat, bloemekes?... Ginder, in 't Brusselsche, doet uw best; en houdt uw princiepen. Hei, blijf hei!
Misschien, met stillekes uw best te doen, uw hei-best, en daar zoo maar te staan, in dit geparfumeerd boudoirtje of salonnetje, op dat krakkemikkig guéridonnetje, in dat esthetiek vaasje, - daar zoo maar te staan, zeg ik, stil, simpel, armoedig, hei uit de hei, - wie weet? doet ge misschien een massa goed aan de familie Beulemans.
Want een geheim is 't niet, nie-waar? dat ze 't broodnoodig heeft, die familie, al vermoedt ze 't zelf niet... dés te broodnoodiger, dát ze 't zelf niet vermoedt.
Wat Mr. Petrus Beulemans en familie hoogst broodnoodig heeft, dat is 'ne preek en een voorbeeld van eenvoud, van kristelijken ernst, van zedigheid en zedelijkheid, van armoedsliefde, van misprijzen voor ijdelheid en boulevarderie; 'ne preek, die zoo een soort moderne omzetting zou wezen van de oude bergrede...
Gij, heiruiker, breng hem dien preek en dit voorbeeld eens binnen zijn huis, - in zijn salonnetje... Gij kunt dit; gij zijt er voor geschapen en geboren... ‘le physique de l'emploi’...
Inderdaad, als ge daar zult staan, in die guéridonnetje's glorie, geaureoold met guimauve en zweempjes eau-de-Cologne, toch zult ge blijven de heistruik arm en dor en heerlijk, - arm en woest en subliem als de Boetprediker, - gij, Joannes de Boetgezant redivivus!
Want ook die groote Voorlooper, gekleed met kemelshaar, en met een lederen gordel om zijn lendenen, en levend op sprinkhanen en wilden honing, hij was de ruw-ruige heistruik, uit de moederwoestijn overgeplant naar de moeder van alle grootsteden en Brussels, - die is: het heidendom; - vóór de voeten van den grootvader aller lichtwuftigheid en boulevarderie, - bonpapa Herodes...
Met dit verschil: Gij, bloeiende heihoofdjes, prijkt op een