Eene liefde in het Zuiden
(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij
De augustusnacht.
| |
[pagina 92]
| |
En, bij zijn pelgrimstocht door 's werelds moeite en zonden,
De mensch tot heden toe geen wijsheid heeft gevonden
Dan steeds vergeten, en vergetend voort te gaan;
Daar zelfs de harde rots tot stof weêr wil verstuiven,
Daar 't alles heden sterft en morgen weder bloeit;
Daar 't bloedgedrenkte veld zich siert met bloesemkuiven,
En naast de grafzerk zelfs de blonde halmen wuiven
Waar voor een nieuw geslacht het nieuwe leven groeit;
O Muze, wat is dan voor mij de dood of 't leven?
'k Wil weder minnen, smachten, lijden als weleer;
'k Wil voor een enk'len kus ziel en genie weêr geven,
'k Wil op mijn bleeke wang den traan weêr voelen beven,
Van liefde en zaligheid, van wanhoop... als weleer.
'k Wil minnen en op nieuw mijn lust en wellust zingen,
Mijn zorgen van één dag en dwaasheên zonder tal,
En weder zweer ik, als in dagen die vergingen,
Dat trots mijn eeden en mijn droeve mijmeringen,
'k Voor liefde leven wil, van liefde sterven zal.
Mijn hart, gij hebt gemeend geknakt te zijn in 't strijden,
O laat de bitterheid, den trots die u verslindt;
Bemin en luik weêr op, bloei als in vroeger tijden,
Wie eens geleden heeft moet telkens weder lijden,
En eeuwig minnen weêr, wie eenmaal heeft bemind.
|
|