Eene liefde in het Zuiden(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] XL. Dat was de Spaansche dus, wier edel bloed Zich door een vreemden echt bezoed'len zou? Heeft, hertog, nu uw trots genoeg geboet, Of mengt zich nog, in uw geschokt gemoed, Een bittre glimlach met den traan der rouw? Is 't u voldoening dat ze een Spanjaard koos, Opdat hij haar den vreemde ontvoeren zou, Haar helpen in het breken harer trouw? Ziet ge uw devies, dat trouw en trots beduidt? O, wisch gerust van uw verbleekt blazoen 't Azuur der trouw, het wit der onschuld uit: Zij vloden met uw kind, met mijne bruid, Uw trots en mijn vernedering ten zoen. Uw dochter viel, de laatste van uw stam, En rang noch titel dient hier tot rantsoen, Om 't wapenschild van dezen smet 't ontdoen. - - - - - - - - - - - - Maar neen... rampzaal'ge grijsaard! Geen verwijt Vermeerd're uw' jammer en verbittere uwe ziel; De smart die 'k zelf in eigen boezem lijd, Zij niet door spot met uwen rouw ontwijd; [pagina 85] [p. 85] Was 't niet ons beider schat die ons ontviel? Dat dan de bruidegom, zoo zwaar gekrenkt, Met d'armen grijzaard samen nederkniel', En bidde voor het heil van hare ziel! Vorige Volgende