Eene liefde in het Zuiden
(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Waarom, mijn rozeknop, waarom zoo ras?
Heeft ied're lente dan haar zomer niet,
En ied're nachtegaal, die 't voorjaarslied
Melodisch galmde, bouwt hij niet zijn nest?
Zij wij 't dan enkel, wien slechts lijden rest?
Tot heden was mij nog de laatste ster
Der ongelukkigen, de hoop, gebleven,
Maar ook haar vriend'lijk licht heeft mij begeven
En schijnt steeds flauwer, weif'lender van ver;
En uit den afgrond, hong'rend aan mijn voet,
Rijst, zwart, het holle beeld der wanhoop op
Schudt met een grijnslach den Medusakop,
En onder 't starend oog verstijft mijn bloed;
Eén dag nog, en dan ijl ik haastig voort
En zoek in plicht en bezigheid een troost;
'k Zal werken, zoeken, spreken onverpoosd,
Als had nooit iets mijn kalme rust gestoord...
Als had mij nooit een liefdedroom bekoord.
|
|