Eene liefde in het Zuiden
(1881)– Fiore della Neve– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
De nacht is heerlijk, alles ruischt en trilt,
Alsof natuur ons lokte om te genieten;
't Is of de oranjebloesem, kwistig mild,
Zijn geuren alle op eenmaal uit wil gieten.
De hemel straalt in reine sterrenpracht
Als gouden bruiloftslampen in het donker
Zacht wiegelend met sluimerziek geflonker....
En 'k wacht.
Het venster waar 'k eens serenades bracht
Is donker.... Wat is 't beeld van hare droomen?
Maar neen,... als zij beminde, zou zij komen...
En 'k wacht.
Van verre klinkt dof ruischend nog de zee,
En de avondwind brengt met de stem der baren,
Den zilv'ren klank der mandolinen mee;
Hoe stemt de koorzang lief'lijk met de snaren.
De nachtegaal verheft zijn minneklacht;
't Is 't uur der liefde, en in 't prieel van rozen
Hoe zoet zou 't zijn te keuv'len en te kozen...
En 't wacht.
De bron, die zij mij noemde, murmelt zacht:
‘Het leven is een stroom, die voort blijft vlieten
En spoedt naar 't eind, dus haast u te genieten....’
En 'k wacht
|
|