‘Het kind lijkt anders helemaal niet op u,’ zei de beambte.
‘Het heet Kaspar,’ verdedigde de man zich en de beambte haalde zijn schouders op alsof hij het verband tussen zijn opmerking en die van de man niet begreep. Daarop verwees de beambte de man met zijn kind naar het aangrenzende vertrek.
De man legde het kind op een onderzoektafel en begon zich uit te kleden. ‘Helemaal, dokter?’ vroeg hij.
‘Helemaal,’ zei de dokter, ‘want zo zijn we dat hier gewend.’
De man kleedde zich helemaal uit en staarde beschaamd naar zijn geslacht.
‘Hebt u ooit Charcot gelezen?’ vroeg de dokter.
De man schrok en keek schichtig achter zich. ‘Waarom vraagt u dat, dokter?’
‘Ach,’ zei de dokter, ‘trek het u niet aan, wij vragen hier alles. Niet omdat we hier zo nieuwsgierig zijn, maar omdat we van systeem houden. Pas het systeem brengt de mens verder, of het nu om zijn dagelijks leven gaat of om zijn leven in het openbaar.’
‘O,’ zei de man en nam zijn zak in de hand.
‘Laat u die maar hangen,’ zei de dokter.
De man legde gehoorzaam zijn hand op de rug, waarop de dokter naderbij kwam en de man hardhandig in zijn zak en vervolgens in zijn penis kneep. De man werd vuurrood, maar de dokter schonk er geen aandacht aan en vroeg of de man ooit lijdende was geweest aan syfilis, gonorroea, scheurbuik, tering, tyfus, pokken of pest, of dat hij wellicht mank ging aan een overgeërfde kwaal. De man bekende ooit in een hospitaal te zijn verpleegd.
‘Aard van de ziekte?’ informeerde de dokter ongeïnteresseerd.
‘Het leek wel op... tja, hoe moet ik dat zeggen,’ hakkelde de man.