El sisilobi, of het basisonderzoek
(1969)–L.H. Ferrier–
[pagina 5]
| |
[I]De sirene loeit. Twaalf uur. Regisseur Buni Rusman, dertig jaar oud, verlaat het theater ‘Thalia’ aan de Dokter Nassilaan, om naar huis te gaan. De repetities vergen het uiterste van hem. Hij is wanhopig. Radeloos. Twijfelt aan zichzelf. De groep waarmee hij vanmorgen gerepeteerd heeft, bestaat op enkele figuranten na, geheel uit ambtenaren. Een stel onbeholpen amateurs. Onder de alles bezielende leiding van een hoofdambtenaar hebben zij de ‘Eerste Surinaamse ambtenaren toneel werkgroep’ opgericht. Iedere woensdagochtend hebben zij twee uur vrij van hun kantoren om aan het toneelstuk van Cigollilundo te werken. Een braziliaanse schrijver, die in 1905 te São Paulo wordt doodgeschoten. Het stuk veroorzaakt de nodige deining. De bewuste hoofdambtenaar - nu tot sekretaris van de vereniging en voorzitter van de kommissie benoemd - woont tijdens zijn vakantie een voorstelling van het stuk bij in het theater te Port of Spain. De spelers zijn er gerekruteerd uit het ambtenarenkorps van de verschillende ministeries. De voorstelling is, uiteraard, in het engels. Terug in Paramaribo, slaagt hij er zonder veel moeite in, zijn vele kollega's niet alleen voor een trip naar Trinidad, maar ook voor het stuk van Cigollilundo enthousiast te maken. Een vertaling in het surinaams, vindt men vanzelfsprekend. Dit is voor vele kranten - de pers bemoeit er zich vanaf het begin mee - de aanleiding tot het schrijven van ellenlange betogen. Zij stellen de vraag aan de orde waarom het stuk niet in het javaans, hindoestaans of libanees vertaald kan worden. Anderen zijn de mening toegedaan dat een surinaamse vertaling hoegenaamd geen tegenspraak duldt. Eén eist zelfs een zuivering in het saramaccaans, omdat die taal - alhoewel nog levend - tot de klassieken van de surinaamse meertaligheid gerekend kan worden. Er wordt een kommissie benoemd. Nog diezelfde dag verleent de minister haar audiëntie en geeft zij een communiqué uit. Dat leent zich weer uitstekend voor het volschrijven van frontpagina's, geïllustreerd met de nodige foto's. Radio en t.v. laten voor extra nieuwsbulletins reklameprogramma's vallen. | |
[pagina 6]
| |
Alles resulteert hierin, dat een auteur de opdracht krijgt het werk toch in het surinaams te vertalen. Resumés in de andere talen worden beloofd, zodat de voorstelling straks voor een ieder toegankelijk zal zijn. Dit is echter nog onderwerp van heftige diskussies, die een al te eenzijdig karakter krijgen. Veel leden verlaten storend de zaal, als de weinige opposanten aan het woord mogen komen. Een opposant lukt het hen tot luisteren te dwingen. Krachtig argumenteert hij de dringende noodzaak van de resumés. Hij krijgt de kans niet zich helemaal uit te spreken. Met geweld verwijderen politieagenten hem uit de zaal. De overige opposanten protesteren fel. Doen hun best om tot een voor allen akseptabele beslissing te komen. Nog voor de première. De aangewezen auteur kent geen portugees, de taal waarin het stuk oorspronkelijk geschreven werd. Een vertaling uit het engels, zoals dat in het Caraïbisch Gebied gesproken wordt, acht men, door mogelijk politiek te interpreteren associaties, ongewenst. Wat nu? Men wanhoopt. Een geniale vondst van een historikus redt de zaak. Er blijkt ook nog een franse editie te bestaan. Klinkt misschien heel onwaarschijnlijk, maar die taal beheerst de auteur-vertaler het best. Hij kan dus ongekompliceerd aan het werk gaan. Iedereen verheugt zich er over dat er aan de series misverstanden een eind is gekomen. Hun gejuich stijgt te vroeg op en wordt onder dezelfde hoek teruggekaatst in een gejammer, waarmee het ergste zich aankondigt. Gefluister hier en daar, blijkt al heel gauw op absolute waarheid te berusten. - De auteur-vertaler komt, als beloning voor zijn werk, op de nominatie voor een ere-doctoraat van een universiteit te staan. - Enkele zeer belangrijke akademici - filologen, literatoren, mathematici en juristen - steken hun felle protesten niet onder stoelen of banken. Ook de historikus en twee dramaturgen (echte) doen direkt hetzelfde. - Eén vertaling maakt nog geen ere-doktor! - De benoemde en door de minister in audiëntie ontvangen kommissie, geeft weer een communiqué uit. Zij beschuldigt de filologen, literatoren, mathematici, juristen, de historikus, ten- | |
[pagina 7]
| |
slotte ook de twee dramaturgen en allen die met hen sympathiseren van jaloezie in het persoonlijke vlak (omdat zij het nooit zover zullen en kunnen brengen) en van politieke agressie jegens de in dit land welwillenden. Ook partijbladen laten scheldkanonnades los, waarin zij het niet kunnen nalaten er bij te vermelden dat de groep het met zijn protesten gemunt heeft op latent aanwezige gevoelens bij minderheidsgroepen, die het overgrote deel van de sympathisanten vormen. Rellen, ruitengooierij, rassenonlusten en het vernielen van school- en ander overheidsmeubilair, zullen de manifestaties zijn. Deze dingen ziet men liever op het televisiescherm in verre landen gebeuren dan in zijn eigen straat. Een krant denkt satirisch op te merken dat ze daarmee een bepaalde universitaire rijpheid willen aantonen. Laten ze liever hun hersens gebruiken om te begrijpen dat een universiteit hier een statisch, wetenschappelijk statussymbool zal worden en dat zij, de hele groep bij elkaar, met gummiknuppels, waterkanonnen en indien wenselijk met machinegeweren en traangasbommen op een veilige afstand daar vandaan gehouden zullen worden. Zij krijgen de kans niet deze bewaakte atmosfeer met hun kritische zin te ontmaagden. De regering heeft het te druk met het handhaven van het oude. Er komt ook geen eind aan de welvaartsperiode van een groep rijken, aan wie het te danken is dat deze maatschappij staande gehouden kan worden. Tijd, veel tijd verprutsen is het een nieuw begin te willen maken. Tussen de alinea's slagzinnen, bijbelteksten en politieke leuzen. De protesterenden wachten niet tot het te laat is, bieden en bloc hun ontslag aan, en vertrekken op twee na, die naar Cuba reizen om er kolleges te geven, naar Holland. Twee maanden na het incident wordt Buni aangezocht de regie van het stuk op zich te nemen. Er is trouwens niemand te vinden, die het stuk op een verantwoorde manier kan regisseren. Buni weet dat ook. Hij raakt in een heftige tweestrijd met zichzelf. Zijn sympathie met de vertrokken, vergeten en zeer rechtvaardige protesterenden, kan hij niet met het enthousiasme voor de literaire kwaliteiten van het stuk verdringen. Na veel slapeloze nachten, een akute depressie als nasleep van de tweestrijd, besluit hij het stuk toch te regisseren. In een interview verklaart hij vastbesloten | |
[pagina 8]
| |
te zijn de literaire kwaliteiten er ook uit te halen. Slaagt hij daar niet in, dan moeten zij maar een ander voor hun kar spannen. Het stuk noemt hij nog altijd zeer aktueel. (Hierover straks meer.) Hij repeteert nu ruim zes weken met de ‘ambtenaren toneel werkgroep’. De vorderingen van zijn amateurtjes stellen hem diep teleur. Opnieuw wanhoopt hij. Twijfelt hij. Overtuigd van zijn eigen falen en meer van dergelijke negatieve gevoelens. Soms vertolken ze de moeilijkste fragmenten uitstekend. Briljant bijna. Van eenvoudige handelingen, onontbeerlijk om het geheel de dynamische spanning te geven, brengen ze niets terecht. En die dilettantische stommiteiten volgen elkaar altijd in hele reeksen op! Buni voelt hoe zij hem daarmee het regisseursbloed van onder de nagels persen. Hij kan zich maar nauwelijks beheersen. Schreeuwt, brult, stampt, korrigeert, herhaalt, doet eindeloos voor. Hij zou liever hard willen wegrennen om op straat, tussen de reuzewortels van een mahoniboom, te gaan zitten huilen. Al die lakunes moet hij in korte tijd zien op te vullen. Men hoeft geen regisseur te zijn om te begrijpen dat het een onmogelijk en hels karwei is. Daarbij nog te bedenken dat ze zich straks in de wolken wanen van verwaandheid als het stuk avond na avond volle zalen trekt. Een speler stelt zich op een verjaardagspartij aan zijn danspartner voor als een speler uit het stuk van Cigollilundo. Enkel ‘het stuk’ is al voldoende een ander duidelijk te maken waarover men het heeft. Met zo'n begin zal het einde straks wel zoek zijn! Onderwijzeressen durven leerlingen niet meer te straffen omdat hun vader een rol in ‘het stuk’ heeft en meer van dat soort toestanden. In de Zwartenhovenbrugstraat stapt Buni een bar binnen. Hij heeft een droge keel, die pijn doet. Het is er druk en warmer dan op straat. De grote ventilator aan het plafond draait niet. Vliegen zijn er in grote getale op geland. Werklieden van een huis in aanbouw bezetten alle stoelen en tafels. Een voorman zit luid te vertellen hoe het televisiekijkgeldsysteem in Holland in elkaar zit. Anderen bekritiseren de betaling per fortnight. Buni voegt zich bij een groepje aan de toonbank. Ze eten brood met bakkeljauw en veel peper. Iedereen drinkt bier. Buni bestelt ook een djogo (bier). Eerst vult hij het net leeggedronken glas van zijn buurman, | |
[pagina 9]
| |
een jonge metselaar, die hem een sigaret aanbiedt. Met grote teugen laat hij het goed gekoelde vocht snel langs zijn zere keel zijn dorstig lichaam in glijden. Een tweede keer inschenken gaat net niet door. Buiten, op straat, eist iets al zijn aandacht op. Hij moet erheen. Direkt! - Hier, ik heb haast... - schuift zijn buurman de rest van de djogo toe, betaalt en snelt naar buiten. Een vrachtrijder trekt zijn ezel en kar het brede trottoir op. De kar is oud, de grote houten spaakwielen zitten dol om hun assen. De vrachtrijder een grijze Hindoestaan, op blote voeten. Zijn kakipantalon erg versleten. Het overhemd te vaak hersteld, zit vol rafels aan de mouwen. Op zijn hoofd een slap restant, met afgesleten rand, van een bruine vilten hoed. Een klein bundeltje bij elkaar gevouwen jute rijstzakken en een kartonnen doos, waarin een waterfles op de kar. Het vermoeide dier, dat de hele ochtend door de felle zon vele vrachten van de steiger naar de markt en terug gereden heeft, laat zich gehoorzaam aan de stam van een palmboom vastbinden. Een koningspalm. In de afwezige koelte van een nauwelijks waarneembaar plekje schaduw, krijgt het een sinaasappelkrat met gras voorgezet. Nu pas merkt de man Buni op. Hij aait het dier vertederd over de kop. Even flapt het met zijn linkeroor om een al te hinderlijke vlieg te verjagen. Ook een dier kan na een dag van zeer inspannende arbeid niet al te veel hebben. De man kijkt hem eerst vriendelijk, daarna vragend aan. Hij denkt wat te zeggen, maar weet niet wat. Buni kan zich op het laatst niet meer beheersen. Bukt voorover, sluit de kop van het dier in de armen om hem voor een lange omhelzing aan de borst te drukken. Er dreigt blijkbaar gevaar en de man komt in aktie: - No doe, meneer, a ogri. -Ga naar voetnoot1 Buni laat het dier los. Grijnst de man gemaakt toe en vertelt hem verward dat hij erg veel van dieren houdt. Van ezels in het bizonder. Met een lang, klagend ‘ia’ bevestigt de ezel zijn aanwezigheid. Buni aait nog een paar maal de kop. | |
[pagina 10]
| |
- Ik woon hier in de stad en heb er nergens plaats voor, - verontschuldigt hij zich tegenover de man, die met zeer veel belangstelling vraagt waarom hij geen ezel als huisdier neemt. Hij houdt toch zoveel van ezels? De portie gras is op. De krat hangt de man weer op aan de draad die daarvoor onder aan de wagen is vastgemaakt. Buni groet hem en loopt snel door. - Ik geloof dat ik gek ben, - zegt hij hardop tegen zichzelf. Bijna één uur en aanmerkelijk drukker. Lange files auto's, bussen en schoolbussen, waartussen fietsers en bromfietsers zigzaggend voorbijschieten, vullen in twee rijen de smalle straat. Op het stoffige trottoir beweegt zich een onrustige stroom van hongerige en vermoeide schoolkinderen. De chaotischer opstoppingen moeten nog komen. Hij haast zich thuis te zijn voor het zover is. |
|