In de zon
Een groot gebouw, waarin vele ambtenaren gezamenlijk diensten verrichten voor Koningin en Volk. Een lekkere warme lentemiddag. Naast de poort zit de portier, een oudere man met een enorme borstkas. De wind gooit zijn sluike witte manen door elkaar, zijn pet ligt onder zijn enorme handen in zijn schoot.
Ik vraag hem waar ik die en die voor dat en dat kan vinden, maar hij zegt: ‘Man, ga 's lekker in de zon zitten. Ik kan het je wel zeggen, maar dan ben je gegarandeerd niet voor vijven buiten. Ik ben een beetje een filosoof. Ik zeg altijd, voor die lui binnen ben jij de kluif en ze bakken een ertensoep om je heen tot je stikt.
Ik werk hier dan ook tijdelijk, ik ben reserveportier. Ik kan veilig doen of ik nergens wat van afweet. Ik heb me aow al en met wat ik hier vang, speel ik het mooi klaar.
's Winters heb ik me handel, langs de deur of op de markt. Gewoon rotzooi. D'r is niks wat Hollanders zo graag kopen als rotzooi. Een borstel waar je zelfs met briljantine het haar niet op kan houden, gráág meneer, Nou, ik heb ze dan ook. Drie zolders vol, voor zat winters genoeg. Vrouwen willen kankeren. Die willen dingen in huis die 't niet doen. Krulspelden die je niet meer van je kop krijgt, tubes die aan de onderkant bersten, garen dat je niet in een naald krijgt, al ga je ermee naar de dominee.
Zo krijg je een mooi leven. En 's zomers hier zitten en naar de meiden kijken. Ze hebben hier een secretaresse die Suus heet. Die brengt elke dag een appel voor me mee. Een meid met alles d'ran, maar vooral met