Dat zei haar niet veel, want ze ging verder: ‘U bent een benijdenswaardige man, met zó'n vrouw, die dan ook nog Française is.’ Vanwege mijn vrouw beaamde ik het.
‘Ik ben ook wel eens in Frankrijk geweest,’ zei ze even later, 'en ook in Brittannië en in allebei kreeg ik pukkels. Armen vol pukkels. Vanwege het water, want dat drink je daar toch ook wel 's. Dus ging ik bier drinken en weet u wat het gekke is in Frankrijk? Daar drinken ze warm bier. Nou, toen ik weer terug kwam in Amerika en ik vroeg om bier dan kreeg ik koud. Maar ik wou warm. Daarom hebben ze nog maanden gezegd: ‘daar heb je die gekke Franse.’
Ze wenste ons bij het weggaan sterkte inzake het legitimeren en we hebben dat later ook wel nodig gehad. Maar de volgende dag in New Yorks Central Park werd de vrees een opgejaagde Lolita-reis te beginnen al weggenomen toen we niet de Kinderdierentuin in mochten. Gelukkig, want er gingen wel érg veel kinderen naar binnen, die ook in dit land gewoon kind zijn. Een drie-jarig jongetje: ‘Moeder, gaan we nou naar de dierentuin?’ Moeder: ‘Maar we zijn hier bij de dierentuin.’ Het jongetje: ‘Dan wil ik naar huis.’
Even verderop is de grote-mensen-dierentuin, waar het trouwens ook krioelt van de kinderen. Een walrus ligt vadsig in de hitte en lijkt op zijn oppasser, die tegen het hek leunt. Als hij ons hoort praten zegt hij: ‘Mijn vrouw heeft hier nog familie die Schultz heet en ook uit Duitsland komt.’
Holland kent hij, na de opheldering, van horen zeggen: tulpen, windmills en dykes. Over die dykes heeft hij nog een vraag waar hij, walrussend, vaak over gepeinsd moet hebben: ‘Waarom is het er niet één, overal omheen?’
Nogal moeizaam (wat is aanslibben in het Engels, om maar iets niet te kunnen noemen) hebben wij getracht te zeggen dat er steeds een stukje bijkwam, waar wij dan een dijk omheen legden.
‘Als je dan toch bezig bent, waarom hoog je het dan niet meteen helemaal op?’ Beantwoord dat maar eens!