ik ze. Neem nou onze Ian MacBundy, die daar in de Afghaanse woestijn zit. Met een kleine karavaan van Karasjaren; nou zegt u, dat klopt niet voor mijn gevoel. Waarom niet? 't Klinkt te Russisch, te Siberisch! maar zeg nou Bamanen, met een h achter de b, Bhamanen, dan klinkt dat soepel.
Goed, MacBundy trekt daar door de woestijn; hij is voor een of andere Company op weg naar een goudader, dat zit altijd goed. Dan bemerkt hij onrust onder de Bhamanen. Wat is er? Hij wendt zich tot zijn vertrouwde gids - die moet je er altijd bij hebben, die kan eventueel tegen het eind dramatisch sterven - en Sammy, de gids zegt: “Ze zijn bang dat u door de Maccavallei wilt trekken.” Daar is dan iets mee, je neemt maar wat. Als je het a-natuurlijk wil houden, daar hou ik persoonlijk wel van, waait er de Dahoul bij voorbeeld, een wind die gek maakt. Dan gaat hij tóch door, zonder de Bhamanen, vindt goud, reist als een gek terug, laat op de Companytafel zijn zakken leeglopen en dan blijkt het zand. Dat is altijd oersterk.
In de mode is tegenwoordig ook een soort twist, die het verhaal een ander wending geeft. Sammy, de vertrouwde gids, zegt na de onrust onder de Bhamanen: “Ze zijn bang dat u door de Maccavallei wilt trekken, bakar.” (dat is dan Afghaans voor toean, zeg nou maar). Daar wonen de gevaarlijke hyena-mensen. Die liggen de hele nacht om het kamp uitzinnig te lachen en net als je zenuwen het begeven, overvallen ze je.
Goed, MacBundy trekt toch door, logisch, anders zou het geen verhaal zijn.
De Bhamanen geven toe, als MacBundy dramatisch zijn tanden laat zien. En inderdaad, in de vallei horen ze 's nachts ver weg lachen. De Bhamanen bang, logisch, maar MacBundy stopt nog een pijp en neemt een slokje Johnny Walker - merken noemen maakt het tegenwoordig sterker. De volgende nacht ligt MacBundy in onrustige sluimer, hoewel de hyena-mensen dichtbij zijn. Hij heeft er zelfs één gezien,