zichten die door een vakkundig rimpelaar waren ontworpen. Zij kwamen er elke dag, behalve de eerste dag van de door het Comité tot Drankbestrijding ontworpen Blauwe Week. Dan verbeten ze zich, als bij onderlinge afspraak, in het tehuis, omdat ze het Comité wilden aanmoedigen. Soms hebben comités dat nodig. Ik herinner mij b.v. het verslag in een kerkeblad van een gereformeerde commissie tot hulp aan prostituées in Amsterdam-West waarin men zich sterk beklaagde over de malaise in het werk van deze ‘mooie commissie’ nu de prostitutie zo sterk terugliep.
Een van die oudjes vertelde mij, op enkele schemerachtige namiddagen en op mijn kosten, zijn heldendaden aan de Orinoco, waarbij vooral veel alligators het leven lieten. Ik noteerde het tersluiks, totdat Dries een keer bruusk ingreep en tegen mij zei: ‘Ik zeg 't je maar, hij liegt dat-ie barst. Hij is nooit verder dan Abcou geweest. En 't enige wat-ie ooit heeft gedaan is zijn bovenbuurman met een vork in z'n kuit steken.’
De ex-Orinoco-oude verblikte noch bloosde. ‘Zeker,’ zei hij, ‘die vent zat met zijn benen alsmaar door 't hekje in feite op ons balkon. Dus ik pak een stoel en ik steek! Prachtig; hij heeft mij later het litteken laten zien, vier vierkante gaatjes, toen we weer goed geworden waren. Maar ik moest wél voorkomen, f 75, - boete zubzidiair.’ Hij lachte even. ‘En dat terwijl ik nog tegen die rechter zei dat ik dacht dat ik een lepel in me hand had.’
Goed, ondanks dat heb ik gewoon dóórgenoteerd en de notities verwerkt in stukjes voor ‘Vrij Nederland’. Er is weinig aan verfraaid, een enkele maal is de stof anders gegroepeerd, en soms iets teruggenomen. Want mannen in broodjeswinkels en kroegen noemen een zak een zak en ter wille van allerlei lieve vredes maakte ik daar wel eens sufferd van, of hufter, of rund. Of klerelijer.
Het is een grote troost voor mij dat ik in dit werkje nauwelijks aan het woord ben. Dat een uitgever het wil uitge-