Naakt over de schutting
(1967)–Rinus Ferdinandusse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 203]
| |
had vrij zicht op de aanvliegroute van Schiphol. Hij zat achterover tegen het bolle kussen en had nog moeite met ademhalen. Zijn borstkas had iets weggehad van een vrolijke keuken, maar ‘het ging nu wel weer’. Hij had het al zover gebracht dat niemand durfde weigeren toen hij beval dat ik bij hem moest komen. Op hem, op het laken lag een detectiefje, maar hij was er nog niet ver in. ‘A murder is announced’ van Agatha Christie. ‘Ik heb er moeite mee,’ zei hij, ‘die Miss Marple geeft mij almaar associaties met een gedroogde vijg. En ik heb al gezien dat van pagina 173 tot pagina 192 alles uitvoerig uitgelegd wordt. En ik heb de pest aan detectives die op het slot alles zolang moeten uitleggen.’ ‘Nou, dan ga ik maar weer,’ zei ik. Herman schudde het hoofd. ‘Ik kan nog niet lachen,’ zei hij met een vertrokken gezicht. ‘Ik wil nog wel een paar dingen weten. Hoe kwam het dat de goedlopende organisatie zo in elkaar zakte?’ ‘Omdat er niet één, maar eigenlijk twee organisaties waren. De eerste was de grote. Doller leidde drie levens, min of meer. Hij was Van Halsden, lid van de kerkeraad, blokhoofd, enzovoort. Je weet wel, voor 't oog der wereld de eed'le man gespeeld, door 't vals gelaat het valse hart verheeld!Ga naar voetnoot1. Daarnaast gaf hij dubieuze dingen uit als Love-lecture. En als Doller runde hij de pornografietroep, met een paar onderwereldfiguren als schildknaap. Het knappe was dat hij de meesten daarvan niet uit de bij de politie bekende groep haalde. En omdat ze vrij geheim opereerden bleven ze ook onbekend. De enige bij de politie bekende was Bentjebaar en dan nog alleen maar als kleine dief. Bjoeti Kees, Duitse Max, Bentje en Moo controleerden de verspreiding en zetten wat druk op de handelaars om vooral via hen materiaal te betrekken. Vandaar ook het voor ons land zo vreemde gangsterwerk. Kees en Max hebben ergens anders hun opleiding gehad. Die kwamen hier met een tommygun in de tas en als het nodig was gebruikten ze die. En omdat de politie ze niet kende konden ze op redelijk grote schaal opereren. Slacht- | |
[pagina 204]
| |
offers werden vakkundig en onherkenbaar verminkt, al vergisten ze zich toen ze Lucien de Zwart op een tramdraad hingen. De moeilijkheden kwamen door Otje, die met Lucien en Lode de creatieve sectie beheerde. Samen met Lucien vooral wilden ze leukere dingen doen, van hun uit gezien, De Sade verfilmen bv., maar Doller voelde daar niks voor en toen begon Otje voor zichzelf. Met Jannie Detube en Voerknecht begonnen die drie voor zichzelf. Ze hadden daarvoor een vrijwel vaste avond, woensdagavond. En dan nog alleen als het waarschuwingsteken kwam. Op de woensdag dat ze opnamen zouden maken dan schreef Lode Zaaijer in zijn interview van die dag dat hij geweest was bij die of die zus, in haar gerieflijke woning met de smaakvolle hoektafel en daarop een witte telefoon. De rottigheid voor Otje was dat Bentjebaar zijn extra activiteit ontdekt had. Hij vertelde het niet aan Doller, maar zweeg en hield daarvoor zijn hand op. Dat van die witte telefoon ontdekte ik door Bentje's vrouw, die zei tegen me, toen ik vroeg wanneer haar man was weggegaan: ‘Gisteren. Woensdag moet hij altijd vroeg op om een krant te kopen.’ Maar ze was in de war, ze zei dat op woensdag tegen me. Daaruit leidde ik af, dat als mijn chantagetheorietje over Bentje klopte, ze deze best op een andere avond dan normaal uit zijn tent hebben willen lokken. Bentje ontdekt de witte telefoon op dinsdag, gaat naar het pakhuis, waar de opnamen gemaakt werden, om te kijken wat er aan de hand is en hij wordt vermoord. Otje heeft dat inmiddels tegenover de commissaris toegegeven toen deze hem met mijn theorie confronteerde. Samen met Voerknecht, de anderen hebben het niet geweten, want zodra Bentje gesignaleerd werd gaf Voerknecht alarm. Bij “alarm” vluchtte iedereen de tuin in en over de schutting, ze hadden tegen de schuttingen stellages gemaakt waardoor je snel wegkon. Net als anders bij “alarm” stoof iedereen die avond naakt over de schutting. Voerknecht bleef over, net als anders “bezig met kunstopnamen”. Maar dit keer ook Otje. Ze rolden, na de moord, Bentje in een kleed en legden hem in Voerknechts auto en gooiden hem later in | |
[pagina 205]
| |
het water. Toen zag Otje mij en werd bang. De rest daarvan weet je.’ ‘Volgens jouw oude Gerrit kwamen er die avond twee vrouwen over de schutting.’ ‘Ik weet niet wie de tweede was. Otje wil het ook niet zeggen. Misschien zijn de foto's die toen gemaakt werden nog ergens te vinden en staat ze daarop. Max en Kees of Moo hebben de hele voorraad van Voerknecht meegenomen. Ik vermoed dat Doller toch al argwaan had en dat die door het verdwijnen van Bentje nog versterkt werd en dat hij zijn mensen opdracht gaf de waarheid uit Voerknecht te slaan. Of ze per ongeluk of expres te hard sloegen kunnen ze zelf misschien zeggen, als ze hierheen komen om verhoord te worden. Toen de zaak ging kraken werd er in ieder geval besloten om alle mensen te liquideren die veel konden zeggen. Voor Max en Kees een natuurlijk gegeven. De lijken werden ook zoveel mogelijk verminkt. Vooral Kees ontwikkelde nogal wat moordzucht en volgens getuigenis van Floor had hij Doller langzamerhand de zaak uit handen genomen. Hun moeilijke punt was dat Otje weg was en die wilden ze tot elke prijs in handen hebben, maar ze namen de tijd, omdat Otje, met de moord op Bentje op zijn geweten, ook niet naar de politie durfde. Het zal jou verbazen, net als dat 't mij heeft gedaan dat Otje zo moorddadig ging optreden. Dat zal wel de omgang met, en de indoctrinatie van Bjoeti Kees - of Dolmancé - geweest zijn, die zijn bekwaamheid als gangster steeds doceerde. Ook Celia, die zich als zuster van Doller bij de leiding betrokken voelde, beroemde zich op hun paraatheid als gangsters.’ Er kwam een zuster zeggen dat ik weg moest. ‘Je moet maar zo denken,’ zei ik nog, ‘dat als Bentjebaar de operatie-Otje niet ontdekt had, dan had Harreke Meel voor de moeilijkheden gezorgd. Die had zijn plannen voor chantage klaar, toen Max zijn a.s. slachtoffers een voor een weghaalde. Dat Harreke Meel bij voorbeeld Otje Schuil niet en Zaaijer wel kende, bewijst dat Doller, of Kees, de zaak goed had opgezet en dat de contacten in het dagelijks leven discreet en simpel in hun werk gingen. A la de witte telefoon.’ | |
[pagina 206]
| |
De zuster zei dat ik moest. ‘U mag meneer Schartenantinck niet teveel vermoeien.’ En meer van dat bona fide doktersromanwerk. |
|