67.
‘Jij ziet tenminste nog eens wat van Bussum,’ zei Vast toen hij me ophaalde. Ik vertelde hem mijn wedervaren op weg naar zijn huis.
‘Gaan we dan nu meteen door naar de politie?’
Ik gaf geen antwoord, want ik wist het niet.
‘Nog niet, he?’ zei hij terwijl we uitstapten, ‘ik wist het wel. Daar ben je te koppig voor. Jammer dat ze je niet geraakt hebben, dan had ik het kunnen doen.’
We zaten weer om dezelfde tafel, maar om een andere fles. ‘Celia Strumpf,’ zei Hans, ‘kan je nu nog op haar drinken? God hebbe haar ziel, een vrouw met zo'n lichaam valt veel te vergeven.’
Het is nog altijd jammer dat Hans zijn theologiestudie niet heeft afgemaakt. Ik liet hem er maar een tijdje over nadenken.
‘Volgens je verslag van wat er vanavond in het Zevenbos gebeurd is, hebben ze Celia opzettelijk neergeschoten.’
‘Daar twijfel ik niet aan. We waren allebei uitstekend zichtbaar. Misschien wilde iemand het een ongeluk laten lijken door te vroeg te schieten, maar het was voor haar bedoeld.’
‘Was Floor van de Terpen erbij?’
‘Ik weet het niet - ik heb niemand herkend. Ik heb maar één stem gehoord, die riep: ‘Licht weg.’ In ieder geval was het niet Max, die praat een beetje Duits.’
‘Op grond van het feit dat Floor wist dat jij Celia zou kunnen opzoeken - ze waren alletwee op de receptie -, en dat hij in Celia's huis kwam met de sleutel en het feit dat ze in zijn huis ondergedoken was, kan ik daaruit concluderen dat hij een leidende rol speelt in wat ik maar zal noemen, jouw zaak?’
‘Van mij mag je. Op grond van jouw eigen beschrijving van zijn capaciteiten en zijn karakter zou het best kunnen. Maar ik weet het niet.’
‘Had je gedacht in zijn huis iets te vinden?’
‘Celia voornamelijk. Een bevestiging dat hij er iets mee te maken heeft lijkt me niet meer zo nodig.’
Vast blies een mooie El Produkto-wolk uit en zei: ‘Waarom gaan we niet kijken? Er is toch best een kans dat je zijn hele administratie vindt?’