57.
Vanuit een cel belde ik bureau Spiegelgracht, maar Schartenantinck was er niet. Ik kreeg brigadier Schmelzer, die zijn zaken behartigde. ‘Inspecteur Schartenantinck is naar Schaarsbergen,’ zei hij, ‘ik moest je zeggen dat je bereikbaar moest blijven. Ze hebben daar twee lijken uit de grond gehaald. Per ongeluk. Twee kampeerders die de schillen en de dozen wilden begraven. Volgens de politie daar zouden het Jannie Detube en die Albert van der Lingen kunnen zijn.’
Daarna belde ik de garage en mijn Fiat was klaar. Mijn boodschappendienst had niets bijzonders. (De dageraad zit op een tractor, zei ik, associatie, iemand had achter het in de de celwand gekraste ‘bal’ met viltstift alaîka geschreven).