30.
Het was halfnegen toen ik naar bed ging. Om halfdrie belde Schartenantinck op hoe het ermee ging. ‘Goed,’ zei ik. Dat was maar ten dele waar. Mijn hoofdpijn was weg, maar mijn rug voelde als een goed voetbalveld waar beginners hadden mogen spelen. ‘Kom dan hierheen,’ zei hij. ‘Poot wil dat we met hem naar Amerongen gaan.’
Ze zaten aan de thee toen ik kwam. Een juffrouw bracht thee voor mij, ze had een groot achtervlak, met hoge schoften en laaghangende billen. Poot-Akkerleven keek ernaar alsof hij twee stille getuigen had ontdekt.
Schartenantinck gaf een overzicht van wat aan gegevens was binnengekomen. Otje Schuil was weg, zijn vrouw had niets van hem gehoord, maar hij was niet gewoon tegen haar te zeggen wat hij deed en bleef wel meer lang weg. Zijn redactiechef zei, dat Otje gezegd had iets op het spoor te zijn en wellicht enige dagen weg zou blijven. Hij had zelfs geen kans gehad Otje te vragen wat het was, ook niet om zijn bezwaren naar voren te brengen.
De Amerongse politie had de theeschenkerij leeg aangetroffen. De eigenaar, een oude man die Vogelkijn heette, was gisteren naar de begrafenis van zijn zuster in Zierikzee geweest. Zijn veertienjarige dochter, met wie hij de zaak dreef, had hem vergezeld. Maar het huis was echt leeg. Er was geen lijk van Jannie Detube aan de lamp aangetroffen, ook geen jongeman. Vogelkijn was opgevangen toen hij terugkeerde, even na de middag. Hij kon niet meer doen dan bevestigen dat Jannie Detube bij hem een kamer had gehuurd, geen bezoek had ontvangen en van plan leek er nog wel een tijd te blijven.
We reden toch naar Amerongen. Het enige dat ik ze kon laten zien waren de sporen van mijn Fiat op de plaats waar ik hem had achtergelaten. Het werd een melige bedoening. De oude man wist inderdaad niks, zijn dochter zat verlegen bij de jukebox en zorgde voor drie gulden aan lawaai.
De beide kamers boven bevestigden mijn verhaal op geen enkel punt. Na lang aandringen wilde Poot-Akkerleven toegeven dat het mogelijk was geweest dat te zien zou zijn ge-