De bloedkoralen van de bastaard
(1972)–Rinus Ferdinandusse– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Fighting For Peace Voor de tiende keer belde ik, maar niemand kon me verbinden met hoofdinspecteur Geerse. ‘Ik laat de gevolgen dan geheel voor zijn rekening,’ riep ik dreigend tegen de brigadier, die er niet van onder de indruk leek. Daarna belde ik Jubal. Hij was thuis en zei dat hij met zijn voeten in een teiltje water zat. Hij adviseerde me met klem om van enige benadering van Van Heenvliet af te zien zonder deugdelijke afspraak met Geerse of iemand van de in Middelburg gestationeerde politie. ‘Jongen, je brandt je poten,’ zei hij streng. ‘Ik hoorde Geerse zeggen,’ zei ik, ‘vanmorgen in Veere, dat Van Heenvliet bij het Klamvoer ook iets was. Wat is dat?’ ‘Ja,’ zei Jubal vaag, ‘daar vraag je wat. Je ziet er auto's van rijden. Klamvoeder-Centrale. Dus ik neem aan dat die voer voor de beesten leveren. Of ophalen in de zomer. Ze hebben van die zilveren busjes tegenwoordig. Waarom?’ ‘Ik zit hier in café De Vriendschap,’ zei ik. ‘En ik denk na. Dáárom, denk ik.’ ‘Waar kan ik je bereiken?’ vroeg hij. ‘Hotel “Het Slot”, in Vlissingen. Tenminste, daar staat mijn koffer.’ ‘Wees voorzichtig.’ Daarna belde ik Duivenhokke. ‘Je kunt 'm wel krijgen,’ zei een staalharde vrouwenstem, ‘maar hij is zo lam als een orang oetan.’ Maar Duivenhokke had de hoorn al gegrepen. ‘De Hhheráut,’ zei hij dik. ‘Met Lemming. Wat weet jij van de Klamvoeder-Centrale?’ ‘Kkllamm-Vvoeder,’ riep hij, in diverse toonhoogten. ‘Bwuah. Bwuluwb. Kklam. Vvoedèr.’ Daarna belde ik Jo Beernink. ‘Hij komt net binnen,’ zei de juffrouw. Beernink was nog even zwijgzaam als woensdag. ‘Ja?’ ‘Lemming. Hoe kom ik aan de weet wat de Klamvoeder-Centrale is?’ | |
[pagina 176]
| |
‘Bel ze op.’ ‘Waar zitten ze?’ ‘Wacht even.’ Na een tijdje was hij terug. ‘Hoofdkantoor zit in Kortgene,’ zei hij, ‘en er is een magazijn in Aalst, één in Zierikzee en één in Abeledorp.’ ‘Hoe weet je dat?’ ‘Telefoonboek. Onder Kortgene.’ ‘Dank je.’ ‘Doeg.’ Ik zocht het op en hij had gelijk. Ik belde het nummer dat achter ‘Magazijn Abeledorp’ stond, maar er kwam een schel geluid uit de hoorn. Afgesneden. Daarna belde ik opper Flipse. Hij zat te eten, maar wilde niet dat ik later terug zou bellen. ‘Zeg 't nou maar,’ zei hij, alsof hij alles verwachtte. ‘Is het waar dat er in Abeledorp een magazijn van de Klamvoeder-Centrale is?’ ‘Officieel wel,’ zei hij. ‘Maar 't is een heel eind buiten 't dorp, in de Zaegse polder.’ ‘Maar 't is nog wel in bedrijf? Want de telefoon is afgesneden.’ ‘Nou, dat is gek,’ zei hij. ‘Ik heb er gisteren nog auto's gezien. Van die nieuwe busjes, weet je wel.’ Ik bedankte hem en zei dat ik het niet wist. Maar ergens in mijn achterhoofd wist ik het wel. Het hoofdkantoor van de Klamvoeder-Centrale in Kortgene had maar één nummer ‘buiten kantooruren’: Administrateur De Bree, 914. Maar hij was niet meer thuis, elke vrijdagavond ging hij naar de biljartclub. Daar was hij ook administrateur van, deelde zijn vrouw mee. Hij gaat altijd wat vroeger om de lijsten klaar te maken. Daarna belde ik Ko Roost. Ik vroeg of hij nog boos was. Nee, zei hij, en voegde eraan toe dat hij van de week al twee keer zin had gehad om Cora het huis uit te stampen. (‘Kroelse kip,’ verstond ik ook nog, maar de lijn kraakte). Ik zei dat ik misschien morgenavond hulp nodig had en maakte een afspraak om morgen langs te komen. ‘Ik dacht dat je een tientje zou halen,’ zei de man aan de bar. Hij drukte het knopje van de telefoonmeter in. ‘'t Is maar 5,60.’ | |
[pagina 177]
| |
‘Dan maken we het tientje vol met jenever,’ zei ik. ‘Ik hoef toch niet verder te rijden dan Vlissingen.’ |
|