Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 100]
| |
Julia aan Eduard.1Ik weet het, mijn Beste! gij bemint mij zo zuiver als men op aarde 2ooit bemind heeft - Onze zielen kennen haare onderlinge waarde enGa naar voetnoot2 3wij vinden het ligchaam slechts in zo verre bekoorlijk als deszelfs 4trekken de gevoelens van de ziel aan onze oogen vertonen - Beide 5zijn wij overtuigd, dat onze liefde niet dan verliezen kan bij het meerGa naar voetnoot5 6stoffelijke, dat er zich immer in vermengen moge. Het nam er met dienGa naar voetnoot6 7fijnen wellust van 't gevoel, die de Engelen met de menschen gemeen 8hebben, de waarde van weg - en met onze onschuld verloren wijGa naar voetnoot6-8 9alles! - - Ik geloof het, mijn Eduard! - de deugd heeft haare 10wortels diep genoeg in ons hart geschoten om nooit voorbedach-11telijk te vallen - Onze onschuld is boven alle geweld verheven -Ga naar voetnoot10-11Ga naar voetnoot11 12ach! is zij het ook boven alle verzoekingen? - Eduard! herinner u 13onze jongste bijeenkomst - nog een oogenblik als het laatste en wijGa naar voetnoot13 14waren onherstelbaar verloren - Nog beve ik op deszelfs herden-15king! - o mijn eenige Vriend! vertrouwen wij minder op onze deugd 16om haar zekerer te bewaren. Ontrukken wij ons aan een minder 17vermaak, om een dierbaarer te beveiligen, en met welk eene be-18toverende innemendheid het zinnelijke zich ook aan ons hart voorGa naar voetnoot18 | |
[pagina 101]
| |
19moge doen, mistrouwen wij die Sireene! - het genot kan het denk-Ga naar voetnoot1920beeld zeker niet evenaren - en eene ijsselijke ledigheid moet er hetGa naar voetnoot19-20Ga naar voetnoot20 21gewisse gevolg van zijn. Hoe weinig wij ook aan het stof klevenGa naar voetnoot21-22 22mogen - beide toch zijn wij menschen - eens zijn wij reeds zeer 23zwakke menschen geweest - Eduard! wie zwak is, kan misdadigGa naar voetnoot23 24worden! - - Ook zie ik nu, dat er zich eene zekere geestdrijverij metGa naar voetnoot24 25onze liefde vermengd heeft, die de allergevaarlijkste gevolgen voor 26onze deugd kan hebben - wij vrezen het ligchaam niet, omdat wij 27ons verbeelden enkel de ziel te beminnen - Onze liefde is zeker haar'Ga naar voetnoot27-30 28oorsprong, haare kracht, haare geheele waarde aan die harmonische 29overeenstemming onzer zielen, die zich slechts gevoelen laat, ver-30pligt - Gij bemint mijne ziel, Eduard! - ik ben er geheel van 31overtuigd - maar zoudt gij die eigen ziel even teder beminnen, zo ze 32in geen meisje woonde, zo ik tot uw geslacht behoorde? - Pogen wij 33niet wijzer te zijn, dan onze Schepper geweest is, mijn Beste! Hij heeft 34tot de wigtigste einden deezen onderlingen trek in onze harten ge-Ga naar voetnoot3435plaatst - Wie dien geheel onderneemt uitteroeien, poogt de Al-36macht te overtreffen - om niet geheel dier te zijn tracht hij de 37zuiverheid van den Engel te bereiken - die echter met deeze aandriftGa naar voetnoot37 38niet te worstelen heeft. Besturen wij dezelve door de Rede en den 39Godsdienst en wij zullen aan onzen pligt voldaan hebben. - GijGa naar voetnoot38-39 40gevoelt dit, mijn dierbaare! mijn hart zegt mij dat gij het gevoelt - | |
[pagina 102]
| |
41zou het zich hier kunnen bedriegen? - o! doen wij dan een offer 42aan die deugd, daar al ons heil, zo onafscheidbaar, aan verbonden is! - Verlaat mij - 43verlaat mij, mijn Eduard! - Geen afstand van 44Waerelddeelen zal ooit onze zielen scheiden - Waar gij ook zijnGa naar voetnoot43-44 45moogt, zij kunnen zich overal met elkanderen bezig houden - eene 46zucht voert ons hart van de een naar de andere Pool - en eens -Ga naar voetnoot45-46 47eens zien wij ons zeker weder! - mooglijk hier in dit traanendal -Ga naar voetnoot47 48God weet het! - en die God is Liefde - Hoe gemaklijk doet ditGa naar voetnoot48 49denkbeeld ons zijn besluit aanbidden, zonder het te willen door-Ga naar voetnoot48-4950gronden? - Ja! dit offer zal ons menige bittere traan kosten - enGa naar voetnoot48-50 51toch gevoel ik, dat ons hart er meer genoegen onder genieten zal, dan 52het misdrijf ooit schenken kan - Eduard! - welk eene vertroostendeGa naar voetnoot52 53gedachte - eens zullen wij ons voor den troon van God 54waardig wedervinden! - Deeze eene gedachte verdrijft, overwintGa naar voetnoot54 55alle tegenwerpingen, die ons zwakke hart immer maken kan - 56IJsselijk verschiet! - voor den Alwetenden te staan, en een van onsGa naar voetnoot56 | |
[pagina 103]
| |
57misdaadig te zien .... Mijne geheele ziel keert op de enkele verbeel-Ga naar voetnoot5758ding er van in mij om! - Neen! mijn Vriend! maken wij ons dienGa naar voetnoot57-58Ga naar voetnoot58 59ontzettenden toestand onmogelijk - eerlang zullen wij er de beloningGa naar voetnoot59 60van genieten. - Kom deezen avond mijne laatste omhelzing ont-61vangen - ik verwachte u aan den voet van het kleene heuveltje, daar 62uw geliefde Eik op staat: - hij zij de getuige van de tederste min en 63van het duurste offer! - Hoe dierbaar zal mij zijne vertederende 64schaduw na uw vertrek zijn! - Eduard! - ik gevoel het - gij zult de 65ongelukkigste van ons beide niet zijn! -Ga naar voetnoot64-65
* * * |
|