Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 85]
| |
Het meisje.1De Natuur scheen haare uiterste poging gedaan te hebben om van 2julia een bevallig Meisje te maken, en nooit was zij in eenig voort-3brengsel gelukkiger geweest. - Zo ooit het gevoel uit twee aanmin-4nige oogen blonk, het zegepraalde in de kwijnende oogen van juliaGa naar voetnoot4 5- zo ooit de onschuld haaren zetel op maagdelijke koontjes vestig-6de, het was op de blozende en met kuiltjes prijkende wangen van 7julia. Alle de aanlokkelijkheden der prilste jeugd, de volle aantrek-8kelijkheidGa naar voetnoot7 van het poesele vrijsterschap, scheenen aan haar gelaatGa naar voetnoot8 9voor altijd gekluisterd te zijn. Tederheid, mededogen, menschlie-10vendheid, en de overige deugden van het gezellig leven, hadden aanGa naar voetnoot10 11haare gestalte dien lossen en innemenden zwier gegeven, die dikwerfGa naar voetnoot11 12over zielen zegeviert, die aan de toverkracht van een schoon gelaat 13ontkomen zijn. De Godvrucht had op haar aangezicht die verhevenGa naar voetnoot12-13 14majesteit gedrukt, die zich gevoelen, maar niet beschrijven laat. Al 15wat men er van zeggen kan, is, dat de verleiding er voor verstomde.Ga naar voetnoot15 16Meer dan eens had zij haaren mond geopend - maar nooit was het 17haar gelukt een enkel beledigend woord uit te brengen, julia sloeg 18haare oogen op en de ondeugd verbleekte. - - Welk een kostbaare 19schat was onder deezen schoonen sluier verborgen! - Welk een hartGa naar voetnoot19 20was het hart van julia! - Vatbaar voor de minste van alle die 21kleene genoegens, die de groote Weldoener des Menschdoms, voor | |
[pagina 86]
| |
22elk die ze gevoelen kan, alom zo mild gezaaid heeft; altijd genieten-23de; bleef de uitoeffening der deugd bestendig haar grootste genot. 24Aan deeze vredeverwekkende beloonster offerde zij alle andere ge-Ga naar voetnoot2425neuchte op, zonder dat dit voor haar een offer was. Gezegend doorGa naar voetnoot24-25Ga naar voetnoot25 26elk, die haar kende, stortte julia vaak een' kunsteloozen traan overGa naar voetnoot26 27haare onwaardigheid, en ieder lofspraak maakte haar nederiger - 28Met alle deeze voortreffelijkheden was julia echter een sterflijk 29Meisje - zij had haare gebreken - maar ook deeze gebrekenGa naar voetnoot28-29 30konden niet dan in eene ziel, zo groot als de haare, vallen. - - oGa naar voetnoot30 31Mijn Vriend! nooit zal ik dat zalig oogenblik vergeten, waarin ikGa naar voetnoot30-31 32voor 't eerst haare geheele ziel bloot zag! - Welk een oogenblik! - 33Welk eene ziel! - - julia beminde mij teder, en de uurtjes, die ze 34in mijn bijzijn kon doorbrengen, waren haare genoeglijkste oogen-Ga naar voetnoot3435blikken. - Na eene afwezendheid van drie geheele dagen, had zij mijGa naar voetnoot35 36met het opgaan der zon op eenen met kreupelbosch bewassen heuvelGa naar voetnoot36 37bescheiden. - Op vleugelen der liefde ijle ik naar mijne zaligheid -Ga naar voetnoot37 38De zon was nog niet boven de kim toen ik reeds met uitgebreidGa naar voetnoot38 39verlangen mijne oogen van den top des heuvels over de geheele 40omliggende vlakte liet dwalen. -Het licht vermeerderde - maar ik 41zag mijne julia niet. Beurteling van begeerte brandende en koud 42van schrik vloog ik honderdmaalen den heuvel af, en honderdmaa-43len bereikte ik zuchtende zijnen top weder. - julia verscheen niet, 44en ik kwijnde. Reeds was de tijd tot onze saamenkomst bijna verstre-Ga naar voetnoot4445ken - en o! hoe lang was hij mij gevallen! Reeds was ik gereed om 46troostloos den heuvel te verlaten - toen ik haar schier ademloos zagGa naar voetnoot46 | |
[pagina 87]
| |
47aansnellen! - Zij ziet mijne wanhoop - ik weende. - ‘Verdenk 48mijne liefde niet, o mijn Eduard! dit geheele hart slaat voor u! -Ga naar voetnoot48 49maar ach! deezen zaligen kus (op dit oogenblik gloeiden mijne 50lippen onder de haare) deezen vreedzaamen kus had uwe julia u 51met geen' wellust kunnen geven, indien zij spoediger bij u gekomenGa naar voetnoot51 52ware. - Mijn Dierbaare! kunnen wij genieten zonder een kalm 53geweten? - Hoor mijne ontmoeting. - Ik vloog naar den heuvel, 54en geheel bezield door de vreugd van u, na zulk een lang gemis, 55weder te zien, zag ik niets dan Eduard in alle de voorwerpen, die mijGa naar voetnoot55 56omringden. - IJlings treft de stem der diepste treurigheid mijneGa naar voetnoot56 57ooren - Gij weet het, mijn beste! in geen omstandigheden was mijn 58hart doof voor haar - Ik zie om, en een afgemat Grijsaart, gebukt 59onder een ligt pak, dat zijne schouderen weigerden te dragen,Ga naar voetnoot59 60bezwijkt, al kermende voor mijne voeten. - Ik vergat onze saa-61menkomst. - Ach! de arme man! - Eene ziekte had hem in een 62vreemd land, waar hij slechts eenige dagen meende te vertoeven, 63geboeid. Hulpeloos voor zich zelven en van den bijstand zijner 64ongevoelige medestervelingen verstoken, had hij nooit een middel 65gevonden om zijne door ouderdom en armoede uitgeteerde Gade,Ga naar voetnoot65 66die hij teder beminde, en voor wie hij alles was, van zijnen toestand 67te verwittigen. Hij beefde zo vaak hij dacht dat zijne trouwe gezellinne,Ga naar voetnoot67 68die hem sedert lange verloren moest achten, deezen laatsten 69slag niet overleefd zou hebben. - Deezen dag vleide hij zich het 70einde van zijnen moeilijken tocht te bereiken -dan zijne krachtenGa naar voetnoot70 71ondersteunden zijn hart niet - zijne jongste hoop vervloog toen ikGa naar voetnoot71 72hem zag nedervallen - o Mijn Vriend! zoude ik den ellendelingGa naar voetnoot72 73hebben laten omkomen en zelve gelukkig geweest zijn? - Neen! 74Vader van alle menschen! - Ik vraag den Grijsaart naar zijne 75woonplaats - zij was niet ver meer - een uurtje slechts, en dit 76uurtje had hij dien dag niet kunnen afleggen! - Eduard! ik troostte | |
[pagina 88]
| |
77hem - met mijne hulp rijst hij stenende op - mijne eene armGa naar voetnoot77 78onderschraagt hem, terwijl de andere zijn pak torscht - en o! - 79uwe julia is gelukkig genoeg geweest om hem aan zijne nog 80levende en van blijdschap trillende Gade wedertegeven. - Met hunne zegeningen besproeid, ben ik tot u geijld en dit oogenblik,Ga naar voetnoot81 82hoe kort ook, is mij dierbaar. - Verlaten wij den heuvel, mijn Beste! 83- Och wij zullen nog menig oogenblik van onzen tijd tot eene lieve 84bijeenkomst kunnen afwoekeren - maar hoe schaars lagcht onsGa naar voetnoot84 85de gelegenheid aan om gelukkigen te maken, om de Godheid 86natevolgen? - Mijn Eduard! wanneer vinden wij deeze weder!’ -Ga naar voetnoot86 87julia zweeg en weende van tederheid - ik weende van blijdschapGa naar voetnoot87 88en mijn hart aanbad - o God! daar was voor Eduard maar eene 89 julia en deeze julia - - hebt gij hem gegeven! -
* * * |
|