Julia
(1982)–Rhijnvis Feith– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina V]
| |||||||
VoorwoordHet ontbreken van een verantwoorde en recente Julia-editie werd door ieder die zich uit belangstelling en/of voor studiedoeleinden met deze tekst wilde bezighouden, als een gemis ervaren.Ga naar voetnoot1 Immers, deze tekst vertegenwoordigt een opmerkelijk verschijnsel in de literatuur van de 18e eeuw: het zg. sentimentele. De Julia draagt bovendien kenmerken van een experimentele tekst: Feith heeft zowel in het genre van de roman als in het literaire taalgebruik getracht ‘iets nieuws’ te brengen. De kritiek reageerde aanvankelijk positief, allengs negatiever en ontaardde in verguizing: de Julia werd soms zelfs gezien als een pathologische kunstuiting, waarmee men zich - ook in het recente verleden van het literatuuronderwijs - niet dan verontschuldigend-badinerend meende te kunnen bezighouden. Lange tijd heeft het dan ook ontbroken aan serieuze pogingen inzicht te krijgen in Feiths gevoels- en gedachtenwereld en in zijn literair-esthetische opvattingen. Het zijn vooral P.J. Buijnsters en W.A.P. Smit geweest die hierin verandering brachten.Ga naar voetnoot2 Vanuit de opvatting dat de literatuurhistoricus een tekst uit het verleden eerder moet proberen te verklaren dan te be- of veroordelen, willen wij een bescheiden poging doen om de Julia-tekst voor een breder publiek weer toegankelijk te maken. Wij hebben niet de pretentie een wetenschappelijke standaard-editie te brengen, hoewel wij er uiteraard wel naar gestreefd | |||||||
[pagina VI]
| |||||||
hebben de huidige stand van wetenschap te verwerken, evenals nieuw eigen onderzoek. Ervaringen opgedaan met universitaire Julia-werkgroepen hebben ons hierbij goede diensten bewezen. Wij twijfelen er niet aan, dat er nog heel wat aanmerkingen te maken en aanvullingen te geven zijn op het hier gepresenteerde: wij hopen die dan ook te mogen ontvangen. Enkele vakgenoten hebben ons reeds op- en aanmerkingen doen toekomen waarmee wij ons voordeel konden doen. Wij danken dr. W. van den Berg, dr. P.J. Buijnsters, Majola Hochscheid-Mabesoone, drs. J.W. Steenbeek, drs. H. van der Vlist en drs. J. van de Wiel voor hun waardevolle suggesties. De heer E.F. Mulder van de afd. WNT van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden, was zo vriendelijk ons enige aanvullende lexicografische informatie te verschaffen. Yoska van de Brink (stud. ass. van het Instituut De Vooys) is ons tenslotte tot grote steun geweest bij het persklaar maken van de kopij.
|
|