Padde rook onraad. ‘'t Is om te ruilen, schipper. Tegen de
wilden!’
‘Als je in m'n dienst stond, zou ik je voor je ongevraagde praatjes
in het eindje touw laten bijten,’ zei Bontekoe.
Toen haastte Padde zich om het bevel van de schipper op te
volgen.
‘Hou je taai,’ fluisterde Rolf Hajo in het oor. ‘Hij is helemaal
niet kwaad.’
Maar Hajo voelde zich allesbehalve ‘taai’ toen hij voor de schipper
stond.
‘Is dat jouw uitrusting, Peter Hajo?’ De stem klonk
onheilspellend.
‘Ja-wel, schipper.’
‘Wat wou je met dat alles doen??’
‘Inruilen, schipper...’
‘Wou jij op eigen houtje handel drijven en de Compagnie
benadelen?’
‘Handel drijven, schipper...?’
Padde was weer naderbij gekomen. ‘'t Is om z'n leven te redden,
schipper...’
Bontekoe keek verwonderd op. ‘Ik spreek met hem en niet met
jou.’
‘'t Is m'n vriend, schipper,’ zei Padde.
‘Pak je weg, of je gaat overboord!’ fluisterde Blok hem toe.
Dat werkte. Padde keerde subiet om en ging naar Rolf, al pruttelend
over de tegenwerking die Hajo ondervond.
Bontekoe liet een onderzoekende blik over het rommeltje gaan. ‘Wat
wou je met die kraai doen? Ook inruilen?’
‘Nee, schipper. Dat is Gerrit. Die gaat... die gaat zo maar voor de
gezelligheid mee...’
‘Voor de gezelligheid. Zo-zo. Hoe kom je aan Gerrit?’
‘Uitgehaald, schipper. Toen ie nog jong was.’
‘Ka!’ schreeuwde Gerrit.
De heren konden hun vrolijkheid niet verbergen, en Hajo vatte moed.
‘'t Nest zat in de galmgaten van de Sint-Anthonius, schipper. De koster heeft
er niets van gemerkt.’
‘Hoeveel jongen zaten er in?’ vroeg Bontekoe.
‘Drie, schipper.’
‘Drie? Gewoonlijk heeft 'n kraai er vier, hè?’
‘Jawel, schipper, deze ook. Maar ik had er immers een
uitgehaald.’
Bontekoe beet zich op de lippen. ‘Nu, 't valt me tenminste mee, dat
je er drie hebt laten zitten. Is 't daar goed mee afgelopen?’
‘Jawel, schipper. Schouwen Doedes heeft er een van en Klaas van de
Hoge Dijk had er twee, maar eentje heeft zich in een pier verslikt. 'k Had 'm
't nest verkocht. Maar Gerrit is de slimste, schipper! Hij verstaat alles! En
wegvliegen doet-ie ook niet meer.’
‘Is hij zo tam?’
‘Ja, schipper. Ik heb 'm gekortwiekt.’
De heren begonnen te lachen. ‘Kijk eens, Peter Hajo,’ zei Bontekoe,
‘als mijn bootsman Folkert Berentsz. je met zo'n inboedel aan boord ziet
stappen, gooit hij jou mét Gerrit in de Noordzee. Daarom is het 't beste dat je
hem zegt: de schipper vraagt of er een plekje voor vrij is. - Verstaan?’
‘Jawel, schipper!’ Hajo glunderde.